Hiëroglyfen lezen in de Amsterdamse waterleidingduinen
De duinen zien we tegenwoordig als onze mooiste natuurgebieden. We kunnen ons nauwelijks voorstellen dat de duinen tot aan het begin van de twintigste eeuw een wildernis waren, waar weinig mee te beginnen was. Een enkele natuurliefhebber waagde zich erin om van de bijzondere flora te genieten. Nog minder schreven erover, zoals de vader van Frederik van Eeden. Pas eind vorige eeuw wist men door dennen te planten het zand te bedwingen dat hele dorpen met overstuiving bedreigde.
De bewoners van het zeedorp Zandvoort en van aan de binnenduinrand gelegen nederzettingen haalden brandhout uit de duinen, lieten er hun vee weiden en teelden er aardappels. Later werden de duinen belangrijk als waterwingebied voor de grote steden.
Sporen van het gebruik van de duinen zijn terug te vinden in de begroeiing en het landschap. Zo lagen omstreeks 1930 in de destijds kale Zuidduinen bij Zandvoort tientallen tuintjes. De nu verlaten diepliggende tuintjes zijn nog steeds overwoekerd met wilgenstruweel, akkerdistels, brandnetels, kleefkruid, harig wilgenroosje en wolfspoot. De wilgen kunnen zijn opgeschoten uit bonestaken, de andere planten zijn stikstofliefhebbers, die nog profiteren van de meststoffen in de vochtige bodem.
In de tuintjes werd groente gekweekt voor eigen gebruik of een paard, koe of geit geweid. Het langdurige gebruik van de duinen bij zeedorpen als Zandvoort, IJmuiden, Egmond en Katwijk leidde tot het ontstaan van de tegenwoordige duingraslanden met windkuilen. Er groeit een karakteristiek plantengezelschap, dat eigenlijk veel zuidelijker thuishoort: oor- en kegelsilene, duinaveruit, wondklaver en liggende asperge. Soms vind je er wit vetkruid, viltige hoornbloem en hemelsleutel, daar met tuinafval terechtgekomen. Zandkool, akkerwinde, hazenpootje en gewoon biggekruid groeien er plaatselijk massaal.
Bloemen en vruchten
Om van de duinbloemen te genieten moet je in een ander seizoen gaan wandelen. In juni en juli bloeit een groot deel van de duinflora. Ook augustus is voor de duinen best nog een bloeimaand, maar in september begint de bloemenrijkdom te tanen. Oktober geeft wat nabloei en vooral veel vruchten, waarvan je het helemaal moet hebben in november.
De duinen zijn alleen al door de vele vruchtdragende heesters kleurrijk: kardinaalsmuts, duindoorn, liguster, meidoorn en egelantier. Waarom denken we het eerst aan bloemen als we het over planten hebben en niet aan hun even interessante vruchten?
Zelfs zonder bloemen of vruchten vertellen planten een verhaal dat je kunt lezen als je de sleutel hebt. Struwelen en bossen, kruiden, grassen en mossen verraden of de bodem droog of vochtig, onaangeroerd of overhoop gehaald, kalkrijk of kalkarm is. Soorten met dezelfde eisen aan bodem en microklimaat vormen vegetatietypen, die laten zien hoe de natuur eraan toe is en welke rol mens en dier spelen. In elk vegetatietype horen kenmerkende plantensoorten thuis, die op hun beurt weer leefomstandigheden scheppen voor paddestoelen, vogels en insecten.
Wisselwerking
Over vegetatie en landschap van de Amsterdamse Waterleidingduinen gaat een deze herfst verschenen boek. In 'Hiëroglyfen van het zand' beschrijven twee ecologen de wisselwerking tussen de geologische geschiedenis van het landschap, het bodemgebruik en het natuurbeheer enerzijds en de ontwikkeling van de begroeiing anderzijds. Topografisch gaat het boek over de duinen, waar Amsterdam zijn drinkwater vandaan haalt. Maar veel van het geschrevene past evengoed op de andere duingebieden tussen Schoorl en Hoek van Holland. De duinen tussen Bloemendaal en De Zilk zijn zo gevarieerd dat er in de ontkalkte strandvlakte bij De Zilk zelfs heidevelden met brembosschages voorkomen.
Op plekken waar konijnen hebben gegraven, komt kalkrijk zand uit de diepte weer aan de oppervlakte en daar komen prompt planten groeien, die het van kalk in de bodem moeten hebben. Dat zie je ook bij kanaalinsnijdingen in de binnenduinen, waar dieper liggende kalkhoudende aardlagen aan de oppervlakte komen.
Konijnen hebben een sterke invloed op de begroeiing van de open duinen. Ongestoorde duinroosjes kunnen gemakkelijk meer dan een halve meter hoog worden, maar in de duinen bij Haarlem en Zandvoort vormen ze tapijten van nauwelijks een hand hoog. Zulke duinroosjesvelden vind je ook op Texel, met name in de Kuuldernollen en de Geul, waar het barst van de konijnen. Er groeien altijd veel korstmossen in, zoals boerenkoolmos en verschillende rendiermossen.
Kartering van begroeiing
Het boek geeft een kijk achter de schermen van de vegetatiekartering, die zelfs onder water plaatsvindt. Er is nogal wat oppervlaktewater in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Een schijntje bij vroeger vergeleken, zo blijkt uit twee plattegronden van het duingebied, waarop met een hydrologisch computermodel berekend de grondwaterstand van omstreeks 1850 en in 1998 zichtbaar is gemaakt.
Door de aandacht voor die kartering en andere wetenschappelijke aspecten, zoals een 63 pagina's tellend aanhangsel van tabellen, is het boek niet zomaar een leesboek, maar voer voor duinfanaten en vaklieden. Deze opmerking is niet helemaal eerlijk. Eigenlijk kan ik dit veelzijdige boek in het bestek van deze rubriek geen recht doen. Er staan veel leesbare stukken in, waar ook leken veel aan kunnen hebben om te begrijpen wat ze in het duin zien. Over de grillige duineiken in de binnenduinen achter het Panneland bijvoorbeeld. Wat je ziet, zijn alleen de bovenste takken uit de kruinen van oude eiken, die bijna helemaal in het zand van vroegere verstuivingen begraven zijn. Ooit beschermden zij de nederzettingen aan de binnenduinrand tegen de enorme zandmassa's, die uit het westen kwamen aanrollen. Vaak zijn de takken nu sprookjesachtig groen bemost.
Om de vroegere boerderij van het Panneland achter het Huis Te Vogelenzang vind je een soortenarm bos van oude eikenstrubben met iele stammetjes, een overblijfsel van langdurige houtkap. De wilde kamperfoelie klimt er niet in de bomen, maar leeft een armoedig bestaan op de uitgeputte ontkalkte bosbodem.
Handzaam wandelgidsje
In het boek zit een handzaam los gidsje met vier wandelingen, bedoeld voor wie zelf eens in de Amsterdamse Waterleidingduinen wil zien wat hij heeft gelezen. De wandelingen volgen niet de obligate met paaltjes gemarkeerde routes, maar voeren door het landschap en de vegetatie waarover in het boek wordt verteld. Er wordt summiere informatie in gegeven over de opbouw van het landschap en de historie van de gebieden waar de avontuurlijke wandelingen doorheen voeren. Hier en daar wordt verwezen naar passages in het boek.