Essay
Het zachte alternatief voor euthanasie
Goede palliatieve zorg vermindert het aantal euthanasieverzoeken. Toch is ze niet populair in Nederland. Anesthesioloog Paul Lieverse vraagt zich af waarom palliatieve zorg het stiefkindje van de stervenszorg is gebleven.
Als pijnspecialist in een universitair ziekenhuis voor patiënten met kanker heb ik van dichtbij de groei meegemaakt van de mogelijkheden van palliatieve zorg. Ook heb ik gezien hoe het aantal gevallen van euthanasie enorm toenam na de invoering van de Euthanasiewet in 2002. Is dat wat we willen?
Bij palliatieve zorg denken veel mensen alleen aan pijnbehandeling. Pijn bij kanker is chronisch; ze verschilt van acute pijn. Chronische pijn ziet er anders uit: de patiënt heeft geen van pijn vertrokken gelaat, maar is mat en voelt zich lamgeslagen: "Ik ben toch niet te helpen." Al denken sommigen daar anders over, het helpt echt als de arts zich overtuigd toont van de ernst ervan. Dat biedt de patiënt weer perspectief, zeker als hij te horen krijgt hoe de pijn aangepakt kan worden en wat er mogelijk is, mocht de eerste aanpak teleurstellend zijn. Het type pijnbehandeling hoort afgestemd te zijn op de oorzaak van de pijn - ze is wel eens een puzzel, maar meestal is snel verlichting te bereiken.
Naast pijn kunnen andere problemen spelen: afvallen, darmproblemen, jeuk, kortademigheid. Ook die horen bij palliatieve zorg aan bod te komen, net als niet-lichamelijke klachten - angst voor wat komen gaat, woede op de dokter of zichzelf, zorgen om de kinderen, zingevingsproblemen. En niet in de laatste plaats aandacht voor de naasten die het soms net zo zwaar hebben. Aan al deze zaken aandacht schenken is palliatieve zorg. Het is maatwerk, gericht op de zieke persoon die zelf meebeslist. Wil ik thuis sterven? Wat wil ik nog regelen?
Geen last
Palliatieve zorg heeft een imagoprobleem door de associatie met sterven; en het zou alleen voor patiënten met kanker zijn. Als palliatieve zorg synoniem is voor stervenshulp dan wordt de stap naar euthanasie ('mooi slotstuk') klein. Terwijl deze zorg juist is bedoeld om de fase van ongeneeslijk ziek zijn te verbeteren en te voorkomen dat de patiënt denkt: "Ik ben niet meer belangrijk, ik ben maar tot last".
Palliatieve zorg heeft veel baat gehad bij twee internationale ontwikkelingen vanaf de jaren zeventig: het doorbreken van het taboe op de dood, en de opkomst van de hospicebeweging die ervan uitgaat dat 'iedereen ertoe doet tot en met het sterven'. Deze beweging ontwikkelde daar praktische methoden voor.
Anders dan in andere landen kwam de palliatieve zorg in Nederland nauwelijks van de grond; hier werd ze gezien als een stuiptrekking van een traditionele minderheid die zich niet kon verzoenen met euthanasie als moderne variant van stervensbegeleiding, recht door zee, transparant, toetsbaar en politiek correct. Palliatieve zorg was soft, en niet realistisch, misschien goed bedoeld, maar ze liet mensen alsnog op een moeizame manier sterven.
Pas vrij laat kregen enkele zieken- en verpleeghuizen kleine palliatieve zorgafdelingen. De opleiding daarvoor was in Nederland lang benedenmaats. In 2001 begon de kaderoplei- ding voor artsen, een degelijke training die elke twee jaar veertig nieuwe artsen opleidt.
Versterkte angst
In heel Nederland is het voor professionele hulpverleners mogelijk om hulp te krijgen van consultteams, maar die worden bedroevend weinig ingezet. En wanneer ze erbij betrokken worden is er vaak al crisis, en betreft de hulpvraag slechts de toepassing van palliatieve sedatie. Het is goed denkbaar dat dit het aantal euthanasiegevallen beïnvloedt, juist in de thuissituatie. Mensen kunnen een zekere mate van lijden verdragen, maar zinloos lijden, of lijden waarvan je vreest dat het alleen maar erger wordt en waarvan je niet weet of er tijdig hulp komt - dat is ondraaglijk. De angst voor een afschuwelijk levenseinde wordt versterkt door het beeld dat vaak geschetst wordt: je gaat óf dood met gruwelijke pijnen en ander ongemak óf je kiest voor euthanasie.
Voordat ik 25 jaar geleden in Rotterdam als anesthesioloog begon, werd al euthanasie uitgevoerd - maar illegaal. In de jaren daarvoor was de discussie hierover losgemaakt, doordat het overlijden veranderde. De geneeskunde had een hoge vlucht genomen en er was grote winst in overleving bereikt bij hart- en vaatziekten en verkeersongevallen. Langere overleving betekent ook: meer ongemak door verval van krachten, meer overlijdens in het ziekenhuis en op intensive-careafdelingen. Had de geneeskunde alleen maar winst gebracht en was daarmee de beschermwaardigheid van het leven nog houdbaar?
Enkele artsen gingen ertoe over om in samenspraak met terminaal zieke patiënten een dodelijk middel te geven waardoor de patiënt direct overleed, sommigen lokten hierover rechtszaken uit om deze praktijk te toetsen, maar ook om de publieke opinie te beïnvloeden. Dit alles leidde tot het vaststellen van zorgvuldigheidseisen. Die bepaalden mettertijd de medische praktijk en de juridische beoordeling ervan. De arts ontliep strafvervolging als hij zich had gehouden aan de regels, zoals de vrijwilligheid van een verzoek, een ongeneeslijke aandoening hebben, ondraaglijk lijden, en uitzichtloos ofwel terminaal zijn van de ziekte. Het debat hierover ging door, aangezwengeld door schrijnende situaties van patiënten die om levensbeëindiging vroegen, een familielid die daaraan gehoor had gegeven of een arts die dat had gedaan. Enquêtes wezen op groot draagvlak voor actieve levensbeëindiging in zulke gevallen. Tegenstemmen werden afgedaan als 'onbarmhartig'.
Vliegwieleffect
De bezwaren kwamen lang niet allemaal uit de traditionele hoek. Zo waren er artsen die als consulent bij euthanasie optraden (Scen-artsen) die verklaarden bij nader inzien misschien anders gehandeld te zullen hebben: "Als ik toen wist wat ik nu weet over palliatieve zorg..."
De euthanasiewet van 2002 bevestigde de gegroeide praktijk; formeel is euthanasie niet gelegaliseerd, maar de beleving in Nederland is heel anders.
Sindsdien zie je een vliegwieleffect: het aantal gevallen van euthanasie, dat aanvankelijk stabiel bleef op het cijfer van vóór de Wet, 1800 gevallen per jaar, ging vanaf 2006 stijgen. De laatste vijf jaar met jaarlijks 15 procent, tot nu bijna 5000 gevallen per jaar.
Volgens de overheid en artsenorganisatie KNMG wijst deze stijging niet op een hellend vlak, maar is ze de juiste interpretatie van de door de wet geboden ruimte. Euthanasie is geen noodsituatie meer, maar een voor kankerpatiënten gewone, alledaagse manier van doodgaan.
Ik merk tijdens bijscholingsbijeenkomsten dat artsen zich hierbij ongemakkelijker beginnen te voelen. Ik ken Scen-artsen die ooit kozen voor deze consulentfunctie uit compassie met wie werkelijk een moeilijk overlijden hadden. En niet om mee te moeten gaan met een euthanasiewens op grond van lijden dat voor hen niet invoelbaar is als ondraaglijk; laat staan als er druk van familie lijkt te bestaan. Deze druk ervaren artsen trouwens ook vaak rondom het toepassen van palliatieve sedatie.
Doodswens
Dat er sprake is van een hellend vlak blijkt niet zozeer uit de genoemde cijfers maar veel meer uit de verschuiving van de indicatie; 'klaar met leven' is dan al een goede reden voor euthanasie; ouderen die een doodswens hebben maar niet ondraaglijk lijden, moeten hulp bij zelfdoding kunnen krijgen. En dat gebeurt inmiddels ook, honderden keren per jaar.
Om het binnen de medische termen van de Wet te houden spreekt men dan van 'een optelsom van ouderdomsklachten'. Je mag aannemen dat dit discussie veroorzaakt binnen de toetsingscommissies, ingesteld om op zorgvuldigheid toe te zien, maar daar lijkt een zwijgverbod te heersen, gezien de spaarzame signalen ervan.
Uit onverwachte hoek is voor artsen die met deze ontwikkelingen moeite hebben een 'oplossing' gekomen, de Levenseindekliniek. Deze 'kliniek' werkt met teams die thuis euthanasie komen uitvoeren bij mensen die bij hun eigen arts hiervoor geen gehoor vonden. Juist mensen die menen klaar met leven te zijn, weten de weg naar de Levenseindekliniek te vinden: bejaard, ouderdomsklachten, partner verloren, verveling - maar gewoonlijk helemaal niet in de stervensfase. Ook mensen met psychiatrische problematiek of met dementie wil de kliniek niet 'in de kou laten staan'.
Het aantal mensen met dementie dat euthanasie kreeg is de afgelopen twee jaar verdubbeld van 22 in 2011 naar 42 in 2012 en weer verdubbeld naar 94 in 2013. Ook mensen met een psychiatrische problematiek kunnen nu eenvoudiger euthanasie krijgen. Het cijfer was vele jaren zo'n twee per jaar. Maar dit klom naar 14 de afgelopen jaren tot 42 in 2013.
Verschuiving criterium
De toetsingscommissies maken ruim baan voor deze nieuwe indicaties. Ze beoordelen situaties waar de wetgever indertijd niet aan dacht als zorgvuldig, en ze leren artsen de wet te interpreteren. In hun laatste Jaarverslag verduidelijken ze wat de Wet bedoelt en welke misvattingen bij artsen zoal leven. Deze verduidelijking komt over als een aanmoediging.
De verschuiving van het criterium 'ondraaglijk lijden' naar 'kwaliteit van leven' opent de deur naar nieuwe doelgroepen, zoals ernstig gehandicapte pasgeborenen en ouderen met gevorderde dementie. In beide gevallen gaat het om wilsonbekwamen - ze kunnen hun wil niet duidelijk kenbaar maken. Er is in Nederland debat gaande of een wilsverklaring van iemand waarin hij stelt hulp bij zelfdoding te willen in geval van dementie ook uitgevoerd moet worden wanneer zo iemand reeds dement en wilsonbekwaam is geworden - desnoods met dwang. Ook pasgeboren kinderen met een ernstige handicap mogen gedood worden - niet alleen wanneer zij nu lijden maar ook met het oog op het lijden dat zij voor de boeg hebben, aldus een richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Daarbij mag het lijden van de ouders meewegen.
Euthanasie wordt meestal thuis uitgevoerd, door de huisarts - de arts die het meest solistisch werkt en zelden is geschoold in palliatieve zorg. Deze zorg kreeg in de periode dat de euthanasiediscussie losbarstte weinig aandacht. Maar leidt dat ook tot meer gevallen van euthanasie?
Dat is niet met wetenschappelijke nauwkeurigheid te zeggen, doordat dit zo niet is getest, maar waarschijnlijk is het wel. "Wij hebben het in Nederland natuurlijk niet in de juiste volgorde gedaan," merkte oud-minister van Volksgezondheid Els Borst op: eerst werd euthanasie geregeld, daarna pas was gedacht aan palliatieve mogelijkheden. Ook uit euthanasiedossiers blijkt vaak dat palliatieve zorg ontbreekt - deze was niet beschikbaar of werd door de patiënt afgewezen.
'Emotioneel belastend'
Belangrijk is verder de ervaring van zorgverleners dat het aanbieden en bespreken van palliatieve zorg in veel gevallen de euthanasie-wens doet verbleken. Dat is ook mijn eigen ervaring. Verpleeghuizen die hebben ingezet op goede zorg merkten dat als bijeffect het aantal euthanasieverzoeken drastisch afnam. Dat stelde Humanitas in Rotterdam onlangs vast.
Volgens belevingsonderzoek van de KNMG dat deze week verscheen, heeft de helft van alle artsen de afgelopen tien jaar euthanasie uitgevoerd. Ze vinden dat aspect van het vak 'emotioneel belastend' ('het raakt je diep'). Tegelij- kertijd ondervinden ze de laatste jaren in toenemende mate druk van patiënten en hun naasten. Die eisen euthanasie als een recht op - ze vinden het oneerlijk dat je daarvoor eerst een ernstige ziekte moet krijgen.
Veel artsen hebben daar moeite mee, maar ze aarzelen om dat publiekelijk te uiten. Voorheen hadden ze moeite met euthanasie, nu leeft er eerder schaamte om er niet in mee te gaan - het lijkt of je je moet verdedigen.
Artsenorganisatie KNMG spreekt over een morele verwijsplicht, ook al is hier geen juridische basis voor. De populaire visie is dat de arts een wens tot levensbeëindiging gewoon heeft uit te voeren. In dit tolerante klimaat heerst een zekere onverdraagzaamheid jegens hen die hierin niet meegaan. Heimelijk is daarom menig arts blij met de Levenseindekliniek - dan zijn ze er zelf mooi vanaf.
Schijnzekerheid
Waarin zit mijn moeite met euthanasie? Er valt zo veel te doen om lijden te verlichten. Maar de motivatie om deze mogelijkheden verder te ontwikkelen wordt onderuit gehaald door het promoten van de optie van euthanasie. "Waarom moeilijk doen...?" Geleidelijk komen nieuwe groepen in beeld, zelfs wilsonbekwamen. "Waarom mensen niet uit hun lijden verlossen die daar zelf niet om kunnen vragen?"
De Euthanasiewet heeft in Nederland schijnzekerheid gegeven. Toetsingscommissies toetsen een euthanasie op basis van een verslag dat de uitvoerende arts zelf geschreven heeft. En komt de commissie tot een uitspraak van onzorgvuldig - de afgelopen twaalf jaar 61 keer - dan leidt dat nooit tot een rechterlijke toetsing.
In een cultuur waarin levensbeëindiging op verzoek alledaags is, wordt een palliatieve aanpak van problemen waarmee mensen kampen, overbodig. Of onnodig duur.
Paul Lieverse (1954) is anesthesioloog en pijnspecialist in het Erasmus MC (Daniel den Hoedkliniek). Hij verzorgt onderwijs in palliatieve zorg en twittert veel: @paullieverse