Het was voor mij een verrassing dat mijn column bij Trouw paste
Ik herinner me mijn verbazing toen ik een kleine drie jaar geleden werd gevraagd als columnist voor deze krant. Ik was niet christelijk en ik had Trouw nog nooit opzettelijk gelezen. Toch bleek al tamelijk snel dat mijn column hier paste. Ik geloof niet in God, maar mijn rasmoralisme zou je christelijk kunnen noemen.
Niet dat dat nodig was overigens. Wel was het voor mij een verrassende constatering. Bovendien bleek Trouw een topkrant. Voorzichtig en integer, precíes dat wat ik waardeer. Oja, en Wim Boevink. Wat ben ik van Wim Boevink gaan houden.
Na mijn eerste jaar als columnist begonnen mensen me wel eens te vragen of ik niet liever voor een grotere krant zou schrijven. En ik was dan héél stellig: "Nee. Deze krant heeft mij gevonden, ik voel me er thuis, en snel weer weggaan, zou voelen als verraad."
Vorige week ben ik tijdens het paasweekend met wat vrienden van de pop-upkerk naar kamp Idomeni gereisd. Idomeni is een Grieks plaatsje tegen de Macedonische grens waar op dit moment zo'n 13.000 vluchtelingen, voornamelijk uit Syrië, worden tegengehouden in hun tocht naar Europa.
Het grootste deel van deze mensen zijn vrouwen en kinderen. Hun mannen en vaders zijn al eerder naar Europa getrokken met het idee om hun gezin later op een veilige manier achter hen aan te laten vliegen. Maar de asielprocedures duren te lang en het gevaar in Syrië neemt toe. Daarom zijn de vrouwen in kinderen nu ook te voet deze kant op gekomen.
De grens zit potdicht en de legale manier om herenigd te worden met mannen en vaders is praktisch onmogelijk. Eén uur per dag kan via een skypeverbinding een aanvraag worden gedaan. Bovendien is die skypeverbinding zéér mager bezet terwijl duizenden vluchtelingen contact proberen te maken.
Eén iemand uit Idomeni had het voor elkaar gekregen. Hij was de held van het kamp. De rest zat en wachtte in de modder. Hoogzwangere vrouwen bevielen in hun ijskoude tentjes naast de spoorrails. Kleuters in vieze kleertjes en met luizen in hun haren speelden in de blubber. Ik was daar. Ik zag het. En ik besefte de luxe die ik had om elke week iets op te mogen schrijven in deze krant. Elke dinsdag kon ik een verhaal dat verteld moest worden delen met u, de Trouw(e) lezer.
Kón. Want nét voor ik naar Idomeni vertrok kreeg ik te horen dat deze krant vindt dat ik te veel over dezelfde onderwerpen schrijf. Opmerkelijk, vind ik. Want wat verteld moet worden, moet verteld worden. Bovendien vindt de redactie mij geen schrijver, maar kunstenaar. Dit is voor deze krant de reden om per 1 mei te stoppen met het publiceren van mijn columns. Ik zou liegen wanneer ik zou zeggen dat ik dat niet ten zeerste betreur.
Daarom ben ik ook zeer verheugd dat ik ben gevraagd om voor een andere mooie krant te gaan schrijven. Na een korte schrijfpauze start ik als columnist voor Het Parool en daar heb ik ontzettend veel zin in. Èn daarnaast (alsof dat nog niet genoeg reden tot blijdschap is) zal ik na de zomer een bijzondere bundel uitbrengen met mijn beste columns (plus extra!) bij mijn allerlievelingsboekenuitgever.
Ter afsluiting zal ik mijn laatste columns híer volledig wijden aan dát waar het meest om te doen is geweest: de kwestie Feda Amiri (er is veel nieuws). En daarna ... leest u me dus gewoon ergens anders.
undefined