Interview
'Het slechtste nieuws moet nog komen op zwaar getroffen Sulawesi'
Vijf dagen na de aardbevingsramp rond de Indische Oceaan in 2004 zag Cees Breederveld, toen net directeur van Rode Kruis Nederland, met eigen ogen hoe op Sri Lanka een golf water verwoestend had uitgehaald. “Als ik de eerste filmpjes zie die van Sulawesi op internet zijn gezet, moeten we het ergste vrezen. Daar twijfel ik niet aan. Het slechtste nieuws moet nog komen.”
Hoe is de noodhulp in Indonesië geregeld?
“Op zich is dat niet slecht, want het land kent een enorm grote Rode Kruis-organisatie. Het is misschien wel de grootste van de wereld. Ik denk dat zij meer dan een miljoen vrijwilligers hebben. Bovendien hebben zij veel ervaring bij het geven van noodhulp, want de natuur slaat daar vaker toe. Dus ik denk dat mensen daar al hard aan de slag zijn. Wat zij wel nodig hebben zijn materialen en deskundigheid. We hoeven geen architecten te sturen, maar wel mensen die weten hoe je een eenvoudige woning in elkaar moet zetten.
Heeft Indonesië geleerd van de vorige Tsunami?
“Dat mag ik wel hopen. Destijds heeft de regering bij de wederopbouw het heft in handen genomen. Alle hulp werd van boven af gecoördineerd, er werd zelfs een minister van wederopbouw aangesteld. Als hulporganisatie kreeg je geen poot aan de grond als je dat niet via de overheid liet lopen. Ik hoop dat ze dat nu weer op die manier aanpakken.
Hoewel ook bij deze vorm er toch weer dingen fout zijn gegaan, zo blijkt nu. Voor heel veel hulpgeld is destijds een signaleringssysteem aangelegd die moet waarschuwen als er een tsunami onder weg is. Nu blijkt dat dat systeem heeft gefaald doordat het is verwaarloosd. Heel spijtig.”
Waarmee moet de hulpverlening nu het meest dringend aan de slag?
“Eerst kijken of er nog overlevenden zijn en zorgen dat die zo snel mogelijk medische hulp krijgen. Vervolgens moet er gewerkt worden aan onderdak zoals tenten en dekzeilen waar mensen de eerste dagen kunnen doorkomen, want het water heeft zo’n verwoestende kracht dat praktisch alle huizen zijn weggevaagd. Dan komen basale zaken zoals schoon water en eten, maar ook sanitaire voorzieningen. Het is daar tropisch heet en ziekten kunnen daar snel verspreiden.
Daarna komt de wederopbouw. De uitdaging is om te bepalen waar die gaat komen. Anderhalf jaar na de tsunami van 2004 was ik in Atjeh en daar merkte ik dat mensen nog verschrikkelijk bang waren voor de zee. Moet het dorp op de oude plek worden herbouwd, of juist verder het land in? Vissers worden heel onrustig als zij niet permanent zicht houden op hun boot. Het is kortom raadzaam om de plaatselijke bevolking nauw bij de heropbouw te betrekken.”
Wat maakte bij uw twee bezoeken aan de rampgebieden op u de meeste indruk?
“Bij het bezoek aan Atjeh zag ik vele kilometers landinwaarts een heel groot koopvaardijschip liggen dat door een golf daar was neergekwakt. Het vertelde mij hoe onvoorstelbaar groot de kracht van het water moet zijn geweest dat daar het land opschoof. Je begrijpt dan die stroom alles meeneemt wat het tegenkomt en dat je als mens weinig kans op overleven hebt. Ik zag zondagochtend de beelden en dacht: ‘O jee, het is weer zover’.”
Lees ook:
Vrees voor duizenden slachtoffers na aardbeving en tsunami op Sulawesi
Het aantal doden dat is gevallen bij een aardbeving en een vloedgolf in het noordwesten van het Indonesische eiland Sulawesi is tot boven de achthonderd gestegen. Vice-president Jusuf Kalla zei dat er mogelijk zelfs duizenden doden te betreuren zijn.