Column
Het Rijksmuseum waakt niet over de Nederlandse taalschatten
Donald Duck behoedt vergeetwoorden, zo meldde Trouw vandaag. Woorden als 'lariekoek' of 'schobbejak', die in het dagelijks taalgebruik vrijwel verdwenen zijn, worden in de 'Ducktaal' van het tijdschrift liefdevol gekoesterd. We hebben er inmiddels andere uitdrukkingen voor. 'Lariekoek' werd 'kul', via het tussenstadium van 'flauwe kul', dat inmiddels ook al bijna verdwenen lijkt. Aan hedendaagse opvolgers van 'schobbejak' begin ik, omwille van het decente taalgebruik, hier maar niet.
Zo werd de Donald Duck een onverwacht museumpje voor de Nederlandse taal. Vreemd genoeg doen échte musea die taalschat tegelijkertijd in de ban, bleek uit een bericht van de dag ervoor. Het Rijksmuseum gaat zijn hele collectie doorvlooien op zoek naar woorden die uit de gratie zijn geraakt. 'Indiaan', 'moor' en 'hottentot' mogen niet meer vanwege hun aanstootgevende lading. Op de radio hoorde ik zelfs het woord 'eskimo' tot de ongelukkigen behoren, maar daarvan vind ik in de krant niks meer terug.
Wel of niet aanstootgevend?
Slechts bij één van de gewraakte woorden begrijp ik iets van die aanstootgevendheid. 'Nikker' is van oudsher een scheldwoord; mocht dat aan te treffen zijn in de collecties van ons nationale museum, dan lijkt me dat inderdaad een misstap. Dwalend door de eindeloze zalen ben ik er nog nooit op gestoten. Op 'neger' wel - maar juist van dat woord is het lot nogal wisselend. Soms is het een tijdje uit de gratie, maar de laatste tijd lijkt het hersteld in de neutrale betekenis die het altijd heeft gehad.
Het museum wekt dan ook de indruk de tijdgeest niet zozeer te volgen, als wel naar zijn hand te zetten. Je moet in Nederland tamelijk wereldvreemd zijn om iets beledigends te ontwaren in 'indiaan' of 'Indisch mensenkind'. Die laatste lijkt me eerder emanciperend: ja, dit kind behoort tot het mensenras (dat is niet iedereen altijd even duidelijk geweest) en het komt uit Indië, wat me eerlijk gezegd ook geen bezwaar lijkt. In de ogen van het museum vindt het geen genade meer.
Ongetwijfeld is mijn ongevoeligheid te wijten aan mijn blanke afkomst, die ik inmiddels 'witte' moet noemen. Persoonlijk vind ik dát nogal misprijzend en ook een beetje achterbaks: een pesterijtje waar je onmogelijk bezwaar tegen kunt maken omdat het zich hult in de edelste bedoelingen. Zo'n uitgestreken hypocrisie is ergerlijk, maar die ergernis kun je beter verbijten. Het maatschappelijk verkeer is een kwestie van geven en nemen - en van Willem Parels vijftigerjarenwijsheid: 'Niet op reageren, Lena.'
Omgevingsinvloeden
Je zou die wijsheid een bredere uitstraling toewensen dan die van de Nederlandse kleinkunst - ook alweer zo'n Donald-Duckwoord dat met al zijn oerhollandse charme dreigt te verdwijnen. Het Rijksmuseum lijkt liever te luisteren naar de klaaglijke stem van zijn wereld en -naar ik vrees- vooral Amerikaanse publiek. Wat zich een paar decennia lang aankondigde als een voorbijgaande mode van een paar querulanten, heeft het zich inmiddels diep geworteld in het publieke bewustzijn.
Ieder woord dat mogelijkerwijs enige groep of individu onwelgevallig kan zijn, moet uit de taal worden geweerd. De bizarre gevolgen daarvan kunnen zo lachwekkend niet zijn, of ze vinden alom navolging. Inmiddels ook in het museum dat in Nederland bij uitstek geldt als het 'nationale'.
De oorzaken daarvan zijn legio en de meest diep stekende is misschien wel de misvatting dat taal en werkelijkheid elkaars spiegelbeeld zouden zijn. Taalkundigen en -filosofen hebben al sinds lang laten zien dat daarvan niets klopt - maar dat doet aan die populaire opvatting niets af. Met rampzalige gevolgen. Want als woorden en dingen geacht worden elkaar te spiegelen, dan is een verkeerd woord ook meteen een verkeerde toestand - en moet er corrigerend worden ingegrepen. Speelruimte heeft de taal dan niet meer en elke tolerantie voor het verschil tussen die twee verdwijnt.
Vrijheid van meningsuiting
Vooral in Nederland zouden we dat raar moeten vinden - want sinds jaar en dag slaan wij elkaar om de oren met de opvatting dat iedereen moet kunnen zeggen wat hij wil. Dat een democratie nu eenmaal niet voor watjes is en dat wie ergens aanstoot aan neemt zich ter wille van die uitingsvrijheid maar moet verbijten. Zo ongeveer als wat ik doe wanneer ik weer eens een 'witte man' genoemd wordt - en beide woorden met elkaar lijken te concurreren in afstotelijkheid.
Wat mij betreft mag het in Nederland wel wat minder met die onstuitbare uitingsdrift. In sommige kringen sta ik daardoor te boek als een halve fascist, geloof ik. Maar nu komt het Rijksmuseum met een tegenzet die zelfs de meest onschuldige historische omschrijvingen ('indiaan', 'negerbediende') met net zo'n banvloek treft - al is het beschaafd genoeg om daarbij hoogstens van 'kolonialisme' te spreken: een snelle stijger op de schaal van taalkundige afschuw.
Welke schatten het Rijksmuseum ook behoedt, de Nederlandse taal hoort daar niet bij. Ironisch genoegd wordt die zorgzaamheid overgenomen door misschien wel het meest Amerikaanse tijdschrift ter wereld: Donald Duck. Eén voorschot heeft het blad daarop jaren geleden al genomen. In één van de tekstballonnen kwam ik voor het eerst de langste Nederlandse tongue-twister tegen, die in het Rijksmuseum inmiddels onuitspreekbaar geworden is. Dat woord was 'hottentottententententoonstelling'.