Het midden houdt geen stand

Het woord ’samen’ lijkt een bezweringsformule waarmee het huidige kabinet zijn afbrokkelende macht probeert vast te houden, schrijft Willem Breedveld aan de vooravond van Prinsjesdag. Het doet hem denken aan dat beroemde gedicht van William Butler Yeats.

Willem Breedveld

Het tijdstip was geen toeval. In 1919 schreef de Ierse dichter William Butler Yeats zijn apocalyptische gedicht ’The Second Coming’. Yeats roept hierin het beeld op van een valk die omgaand en omgaand in een steeds wijdere kring ten slotte de roep van de valkenier niet meer hoort, waardoor de ban tussen de twee verbroken wordt. In de vertaling van A.Roland Holst: „’t valt àl uiteen; het midden houdt geen stand; barre anarchie, het bloedverduisterd tij, wordt op de wereld losgejaagd; alom gaat onschulds plechtigheid in de golven onder.”

Toen Yeats deze regels schreef, was Europa de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog nog maar nauwelijks te boven gekomen. En vanwege het ontbreken van een samenbindende kracht in het midden betwijfelde Yeats of dat zou lukken. Eeuwenlang was de toenmalige wereld in de ban geweest van het christendom. Voor de twintigste eeuw voorzag hij dat andere krachten die rol zouden overnemen. Wie of wat kon hij niet bevroeden, behalve dat deze ’Tweede Komst’ gepaard zou gaan met anarchie en chaos.

De profetische dichtregels van Yeats spreken ook vandaag nog tot de verbeelding. De Amerikaanse president Bush werd er mee om de oren geslagen door senatoren en actievoerders, om te illustreren dat hij met de oorlog in Irak de middelpuntvliedende krachten alleen maar in de kaart speelde: „Things fall apart; the centre cannot hold; bear anarchy is loosed upon the world.” Het is een dramatisch beeld dat met iedere nieuwe bomaanslag krachtig wordt onderstreept.

Dat is ook de reden waarom ik een tikkeltje huiverig ben de dichter Yeats aan te roepen om de Nederlandse situatie te beschrijven. Toch loont het de moeite om de kwestie op te werpen waarom het oude politieke centrum, vanouds het domein van PvdA, CDA en VVD, ook hier niet langer stand lijkt te kunnen houden.

Laat ik, aan de vooravond van het nieuwe parlementaire jaar, beginnen met een bestandsopname. Het vierde kabinet-Balkenende is vooralsnog niet meer dan een belofte. Een rijke belofte weliswaar, omdat we na jaren van bezuinigen en hervormingen eindelijk mogen genieten. En rijk ook vanwege het besef dat we in dit land voortaan alles ’samen’ gaan doen. Tot en met het sluiten van het convenant ’Varen doe je samen’, dat staatssecretaris Tineke Huizinga begin september ondertekende met varend Nederland, ter bevordering van de scheepvaartveiligheid, de vergroting van het nautische en geografische kennisniveau van de pleziervaart en een betere doorstroming van het verkeer op de vaarwegen.

Een belofte is heel wat na al die jaren van scherp wij-zij-denken en veel wederzijdse verkettering. Het was een verademing een kabinet aan te treffen wiens eerste beleidsdaad het was om honderd dagen het land in te trekken en zo het woord ’samen’ een magische betekenis toe te kennen. Het resulteerde zelfs in de productie van een Beleidsprogram, een glansfolder van het reclamebureau Eden Design & Communication, dat ik telkens raadpleeg als de barre werkelijkheid me even te veel wordt.

Die barre werkelijkheid vertelt me dat we al veertig jaar bezig zijn met integratie en stadsvernieuwing, die nu eens ’de aanpak van probleemaccumulatiegebieden’ werd genoemd, dan weer ’sociale vernieuwing’ heette, of kortweg ’grotestedenbeleid’. In de glansfolder lees ik dat het nu om precies veertig ’aandachtswijken’ gaat die we samen de komende jaren zullen omtoveren in ’prachtwijken’. En als het een beetje meezit, lossen we ook het jeugdprobleem op en worden er in die wijken zelfs geen fietsen meer gestolen, dankzij de kloeke invoering van een meldpunt. Op soortgelijke wijze slaagt het kabinet er ook in het milieuprobleem te doen verdampen (gewoon een kwestie van wat spaarlampen indraaien), het Europadebat tot een goed einde te brengen en de gebruikelijke begrotingsperikelen met de bijbehorende bezuinigingsnoodzaak te herleiden tot een overzichtelijk verdelingsprobleem.

Dit kabinet lijkt er heilig van overtuigd dat het de boze krachten die deze samenleving hebben ontwricht met een liefdevol ’samen’ tot waarachtig leven brengt. De impliciete boodschap is: weet dat er achter de woekerende doornstruiken een fraai kasteel schuilgaat, waarin Doornroosje haar verlammende slaap slaapt. Nodig is een liefdevolle prins die haar tot leven kust. Zo zal dit kabinet met een beetje liefde en aandacht Nederland weer doen bloeien als nooit tevoren. Verlost van de nachtmerrie van Wilders, die achter iedere boom een bloeddorstige moslim ontwaart en verlost ook van de waanbeelden van Jan Marijnissen, die in deze globaliserende wereld Europa een maatje te groot vindt en denkt dat ons land zijn identiteit en welvaart het beste kan bewaren door zich achter de dijken terug te trekken.

De tintelende slotbijeenkomst van de honderddagentour en de blijde gezichten waarmee het hele kabinet zich na afloop vertoonde in het programma van Knevel & Van den Brink maakten het nog knap lastig niet in dit sprookje te willen geloven. Dat beloofde wat. Maar toen al betrapte ik me op gevoelens van scepsis. Wie krachten die het midden ondermijnen een halt wil toeroepen, moet daar een sterke, middelpuntzoekende kracht tegenover stellen. Die moet urgentie uitstralen en zo de twijfelaars dwingen de aandacht op de oude, vertrouwde partijen van het centrum te richten, op de PvdA, het CDA en op de VVD, dit keer in de rol van loyale oppositiepartij.

Die urgentie tref ik niet aan in het Beleidsprogram. Evenmin lukt het de VVD om als oppositionele deelnemer van de drie de aandacht dwingend op te eisen. En naar te vrezen valt zal de urgentie de komende week ook niet in Troonrede en Miljoenennota en in de reacties daarop terug te vinden zijn. Prettig natuurlijk dat de koopkracht gegarandeerd wordt. Plezierig ook dat het financieringstekort op orde lijkt. Maar kwesties die de natie echt bezighouden zullen opnieuw vooruitgeschoven worden. Een regeling voor het ontslagrecht laat op zich wachten. Nieuwkomers op de woningmarkt worden afgescheept met de onaantastbaarheid van de hypotheekrenteaftrek. Een vruchtbare regeling met de rijke woningbouwcorporaties lijkt niet te lukken. Files, openbaar vervoer en rekeningrijden: het blijft bij mooie woorden. Idem het Europese ideaal en de bijbehorende vraag of het volk daaraan te pas mag komen. Het blijft tobben met onze missie in Uruzgan en wie de destijds verleende politieke steun aan de oorlog in Irak ter discussie wil stellen, stuit op een hardnekkig njet van regeringsleider Balkenende en van de oppositionele VVD, die in alle hierboven genoemde zaken evenmin enig perspectief biedt.

Met deze constatering raken we de kern van het probleem. De grote politieke partijen in Nederland, de PvdA, het CDA en de VVD zijn op het centrum gerichte bestuurderspartijen. Ieder voor zich beschikken zij over klinkende beginselprogramma’s. Maar in de praktijk zijn het pragmatische, tot schipperen geneigde partijen, wier beginselen van elastiek zijn. Daar is op zichzelf niks mis mee. Op die manier waren zij decennialang moeiteloos in staat de natie bij elkaar te houden. Door onderwerpen met een echt politieke lading te depolitiseren, te onttakelen, of in te zwachtelen. Maar zoals het werkte, werkt het niet meer.

Het werkte zolang de drie partijen samen goed waren voor dik honderd zetels. Nog niet zo lang geleden haalden CDA en PvdA sámen zelfs moeiteloos dit aantal en waren CDA en VVD goed voor zo’n 75 of meer zetels. Met zijn drieën straalden ze uit dat het lot van Nederland het beste aan hen kon worden toevertrouwd. Zij vertegenwoordigden de redelijkheid en de bestuurskracht van het centrum. Daarin leken ze op den duur zelfs zoveel op elkaar dat het niet zo gek veel meer uitmaakte wie van de drie met elkaar ging regeren.

Zo gold een tijd lang een combinatie van PvdA en VVD als een absolute onmogelijkheid. Maar Kok bewees met Paars dat zelfs dat mogelijk was. En daarmee leek de cirkel van het centrum gesloten. Nederland was in feite een éénpartijstaat geworden, zoals de staatsrechtgeleerde J.W. Oerlemans ooit op een helder moment in een essay vastlegde.

Maar de laatste vijf, zes jaar is dat centrum onder druk komen te staan. Tijdens de revolte van Pim Fortuyn in 2002 kreeg het een enorme optater en sindsdien is het niet meer goed gekomen. CDA en VVD bleken telkens op geen stukken na groot genoeg om samen een kabinet te vormen. En bij de laatste verkiezingen haalden zelfs PvdA en CDA geen meerderheid meer. De ChristenUnie was nodig om deze coalitie aan een meerheid te helpen en nog lijkt het einde niet in zicht: in de peilingen zakken zowel de oppositionele VVD als PvdA en CDA verder weg.

De komende jaren staan de grote drie voor de uitdaging: erop of eronder. Dat weten ze alle drie. Des te treuriger is het dat niemand de weg terug lijkt te weten naar de vanouds vertrouwde machtspositie. De VVD rommelt maar wat aan. De PvdA doet wanhopige pogingen om de middelpuntvliedende krachten, die zijn kiezers richting SP drijft, te keren. Het CDA waant zich in de luwte, maar de kadaverdiscipline die deze partij inmiddels toepast, wijst erop dat ook de christen-democraten lang niet zeker zijn van hun zaak. Hoe dan ook: geen van de drie hebben een afdoende antwoord op Wilders en Marijnissen.

De drie missen het vermogen de krachten die het midden verzwakken te pareren. Daarvoor is een minstens zo grote middelpuntzoekende kracht nodig, die vooralsnog ontbreekt. Vergelijk het met de kogelslingeraar. Naarmate hij de kogel sneller rondzwaait en de middelpuntvliedende kracht toeneemt zal hij een steeds grotere krachtsinspanning moeten leveren om in het midden overeind te blijven. Of vergelijk het met de zeiler die een steeds grotere druk op het roer moet uitoefenen om met zijn zeilboot scherp aan een aantrekkende wind te kunnen zeilen.

En vergelijk het, om bij het begin terug te keren, met de valk van Yeats. „De besten zijn onovertuigd; de slechtsten zijn vol hartstochtelijke hevigheid.” De regels lijken speciaal geschreven voor de ongeïnspireerde bestuurdersstijl van de drie centrumpartijen, die in scherp contrast staat met de passie van wijlen Fortuyn, van Wilders en van Marijnissen. De besten, dat waren de regenten die het regeren tot de kunst verhieven van pappen en nathouden, plooien en schikken. Maar inmiddels zijn we geneigd deze hoogtijdagen van de verzuiling te associëren met de verstikkende burgermanslucht in een land waar, naar de (apocriefe) uitspraak van die andere beroemde dichter, de Duitser Heinrich Heine, alles vijftig jaar later gebeurt.

Deze visie miskent de grote middelpuntzoekende kracht die achter de zuilenfaçade schuilging. Die zuilen werden geleid door lieden met gezag, die ieder voor zich sterk genoeg waren om compromissen te sluiten waaraan verder niet te tornen viel. Dankzij de gezagsgetrouwheid die zij afdwongen, dankzij deze middelpuntzoekende kracht, was de natie na de oorlog tot een formidabele wederopbouw in staat en zag zij zelfs kans van haar armoede een paar honderdduizend man naar Indonesië te sturen om daar een koloniale oorlog uit te vechten. Kom daar vandaag nog eens om.

In de roerige jaren zestig leken de middelpuntvliedende krachten toch nog de overhand te krijgen. De kiezers raakten op drift. Het gezag werd ondermijnd en uitgedaagd. Nieuwe partijen zoals D66 en de Boerenpartij eisten luidruchtig de aandacht op. Desondanks zagen de grote drie kans de boel bij elkaar te houden, zij het met zweet in de handen. Zij bewogen mee met de middelpuntvliedende krachten. Zij polariseerden naar lieve lust, denk aan Den Uyl en Wiegel. Maar zij hielden tegelijk ook greep op het electoraat. In 1977 boekten de drie grote partijen een spectaculaire winst, de middelpuntvlieders D66, PPR, PSP, CPN raakten gemarginaliseerd. Het centrum was nog nooit zo groot geweest.

Waarom lukt dat dit keer niet? Vanwaar het getob van de drie om greep op het electoraat te houden? En waarom lijken zij het af te leggen tegen wat Yeats noemt de hartstochtelijkheid van de ’slechtsten’?

Het begin van een verklaring ligt bij de val van de Muur in 1989. Daarmee viel niet alleen de Oost-West tegenstelling weg, maar vervaagde ook in Nederland het vertrouwde links-rechts schema. Het machtsspel tussen de drie partijen verwerd daardoor tot een zielloos gebeuren, wat bezegeld werd in de befaamde rede uit 1995 waarin Wim Kok zich ontdeed van zijn ideologische veren. Zo maakte hij de weg vrij voor een coalitie met de aartsvijand, de VVD. Maar wat resteerde was een regeerbedrijf van zielloze managers. De politiek en de daarbijbehorende strijd werden ingeruild voor het besturen van de BV Nederland, die dankzij Frits Bolkestein hooguit bij vlagen enig teken van leven vertoonde. Tot in 2002 Pim Fortuyn het hele centrum als de puinhoop van Paars bij het grof vuil zette.

De jaren nadien laten zich samenvatten als één doorlopende poging van CDA, VVD en PvdA om een verdere afbrokkeling van het centrum te voorkomen. Maar zoals we gezien hebben, vooralsnog tevergeefs. En het lijkt ook wel of er geen kruid tegen gewassen is. Werd Wouter Bos bij de Raadsverkiezingen in maart vorig jaar nog op het schild gehesen als de absolute overwinnaar en steeg hij sindsdien in de peilingen verder omhoog, bij de Kamerverkiezingen in november lag alles weer in duigen. De ellende bij de VVD valt met geen pen te beschrijven. De enige die steeds met de schrik vrijkomt is Jan Peter Balkenende, maar ook zijn speelruimte om zich vanuit het centrum als een macht van betekenis te ontplooien wordt per verkiezing en per dag kleiner. Ook hij vermag de ban niet doorbreken van Yeats’ profetische woorden: „Things fall apart, the centre cannot hold.”

Waar eindigt dit avontuur? Hoe ziet de Nederlandse variant van ’De tweede komst’ eruit? De toekomst is ongewis. Maar één ding weet ik zeker; de roep van de valkenier zal weer gehoord moeten worden om de middelpuntzoekende krachten op te wekken. Daarvoor is authentiek leiderschap nodig. Leiders die zelf hun nek uitsteken en die uit de cocon durven stappen waarin een legertje spindoctors, woordvoerders en personal coaches hen gevangen houdt.

Zulke leiders stuiten evenwel op de paradox dat hedendaagse, mondige burgers wel om sterke leiders vragen, die het vervolgens niet mogen zijn. Burgers zijn tegenstrijdige wezens. Ze eisen op hoge toon een veilige en milieuvriendelijke luchthaven, maar stemmen terstond op de tegenpartij zodra het niet meer mogelijk is drie keer per jaar vanaf Schiphol met vakantie te gaan. Burgers eisen solidariteit, maar kiezen vaak voor de eigen individualiteit. Ze willen een strikt vreemdelingenbeleid. Maar waag het niet die ene vreemdeling het land uit te zetten, die de buurt toevallig goed heeft leren kennen. En natuurlijk beschouwen we de vrijheid van godsdienst als een groot goed, tenminste: zolang we er maar geen last van hebben.

Al die tegenstrijdigheden hadden in het verleden hun vanzelfsprekende plaats in een politiek spectrum waarbinnen politici hun rol kenden – die ze ook met verve speelden. De drie grote partijen waren daarin veruit het meest bedreven en hielden daarmee hun kiezers in de ban. Dat vermogen hebben ze verloren. Ze kennen hun rol niet meer, met als gevolg dat ze onder leiding van spindoctors en opiniepeilingen achter hun kiezers aanhollen, die daar op hun beurt hoorndol van worden.

Het ligt voor de hand dat in zo’n wereld, om met Yeats te spreken, de ’slechtsten vol van hartstochtelijke hevigheid’ de toon aangeven. De dichter zelf houdt zijn hart vast. Hij vreest een slechte afloop. En daar was in 1919 ook alle reden toe.

Anno 2007 is er minder reden voor zoveel somberheid. Anders dan Yeats geloof ik niet dat de ’slechten’ zo slecht zijn. De middelpuntvliedende kracht die Wilders ter rechterzijde en Marijnissen ter linkerzijde tentoonspreidt is minder groot dan zij lijkt. Wilders overschreeuwt zichzelf, maar doet dat alleen maar omdat hij merkt daarmee het centrum onder druk te kunnen zetten. En Marijnissen? Het zal zo langzamerhand niemand zijn ontgaan dat hij per dag dichter naar het centrum toe schuifelt.

Kortom, het enige probleem is dat de besten onovertuigd zijn. Het lijkt me dat het ooit zo van zichzelf overtuigde, oppermachtige centrum van de drie dit euvel toch wel kan verhelpen. Een beetje overtuigingskracht is toch niet te veel gevraagd?

Willem Breedveld is commentator en columnist bij deze krant.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden