Het menselijke overeind houden
Voor het uitdrukken van 'de breekbare ervaring van het individu tegenover de barbaarse willekeur van de geschiedenis' ontving Imre Kertész in 2002 de Nobelprijs voor literatuur. Dat hij Auschwitz overleefde tekende het oeuvre van de Hongaarse auteur, die gisteren op 86-jarige leeftijd overleed.
Zijn boeken staan vaak op dezelfde plank als die van Primo Levi, Paul Celan en Jean Améry, anderen die hun getuigenis van de Shoah van zich af schreven. Bij Kertész draaide die verwerking vooral om 'de functionele mens', de mens gereduceerd tot simpel overleven, tot het aanvaarden van zijn lot binnen een totalitair systeem.
Daar kwam na de Holocaust nog het onontkoombare juk van het communisme bij waar Kertész' geboorteland na de oorlog mee te maken kreeg. Schrijven noemde hij zijn manier om binnen dat drukkende collectief zijn individualisme te behouden.
Imre Kertész, een Hongaarse Jood, werd in 1929 in Boedapest geboren en als veertienjarige naar Auschwitz gedeporteerd. Hij ontsnapte aan vergassing door te liegen over zijn leeftijd, een jaar later werd hij in Buchenwald bevrijd. Na de oorlog werkte hij als journalist, later vertaalde hij onder anderen Wittgenstein, Freud en Nietzsche van het Duits naar het Hongaars. In 1960 begon Kertész aan zijn eerste roman die, na meermaals te zijn afgewezen, pas in 1975 verscheen.
'Onbepaald door het lot' zette de toon voor zijn oeuvre. Het boek gaat over de veertienjarige György Köves en de gruwelen van de concentratiekampen Auschwitz en Buchenwald, die door de hoofdpersoon als vanzelfsprekend worden ervaren. De roman besluit met de overpeinzing dat zelfs in Auschwitz iets van geluk gloorde. Hoewel Kertész meermaals ontkende dat zijn werk strikt autobiografisch was, ervoer hij - net als György Köves - zijn 'extreemste geluksmomenten' in het concentratiekamp. "U heeft geen idee hoe het is (...) om pauze te krijgen en voor de duur van tien minuten geen slavenwerk te hoeven doen", zei Kertész in een gesprek met Newsweek.
Zijn debuutroman werd na verschijning grotendeels genegeerd in het communistische Hongarije, waar tijdens de oorlog een half miljoen Joden werden gedeporteerd. Lang bleef hij een schrijver voor kenners, ook na de boeken 'Het fiasco' (1988) en 'Kaddisj voor een niet geboren kind' (1990).
Dat veranderde na de Nobelprijs. Toen werd hij opeens in veertig landen uitgebracht. Imre Kertész was de eerste en tot nu toe enige Hongaarse schrijver die de prijs kreeg. Hij schrok van de antisemitische reacties in eigen land. Kertész verhuisde naar Berlijn, waar hij zijn laatste werken schreef. In 2012 keerde hij terug naar zijn geboortestad Boedapest, waar hij gisterochtend na een lang ziekbed overleed.
undefined