Het mens-dier: mythe wordt werkelijkheid
Een konijn met een menselijk hart? Een aap met een mensenbrein? Het klinkt als sciencefiction, maar Nederlandse celbiologen zouden morgen kunnen beginnen met de creatie van zulke mengwezens. De Embryowet verbiedt het niet expliciet en politici halen hun schouders erover op. Tijd voor een publiek debat, vinden deskundigen.
Van oorsprong is de chimaera een mythisch monster uit de Griekse Oudheid: een wreed, vuurspuwend wezen met een leeuwenkop, een geitenlijf en een slangenstaart. Het beest zaaide lange tijd dood en verderf in Klein-Azië, totdat de schone held Bellerophon het met de punt van zijn lans doorboorde.
Vandaag de dag bestaan er nog steeds chimaeren. In het echt zelfs. Het zijn mengvormen van verschillende dieren. Biologen knutselen ze al minstens een eeuw in elkaar. Dat doen ze door twee zeer jonge embryo’s met elkaar te laten fuseren, waarna het geheel uitgroeit tot één organisme. Het begon ooit bescheiden, met kikker-salamanders. In 1969 waagden Franse biologen zich vervolgens aan een kwartel-kip. En in 1984 kwam er zelfs een mengvorm van een geit en een schaap ter wereld: de gaap, ook wel scheit genoemd.
Wetenschappers willen nu niet alleen dieren mengen, maar ook mens en dier. De wildste combinaties spoken door hun hoofd. Muizen met menselijk bloed. Konijnen met menselijke sperma- en eicellen. Varkens met een mensenhuid, -lever of -hart. En ook apen met een vermenselijkt brein.
Mag dat in Nederland? Het lijkt er wel op, concludeerde de Maastrichtse hoogleraar biomedische ethiek Guido de Wert vorig jaar in zijn Evaluatie van de Embryowet. Op zich verbiedt deze wet de versmelting van dierlijke en menselijke embryo’s. Maar er bestaat een moderne ’sluiproute’ met hetzelfde resultaat: hierbij injecteert de onderzoeker gekweekte, menselijke, embryonale stamcellen in een dierlijk embryo. Deze cellen hebben in theorie de potentie om uit te groeien tot alle menselijke weefsels. Wordt zo’n mengembryo in een dierlijke baarmoeder geplaatst, dan kan er een dier met deels menselijke organen uit groeien. Deze biologische omweg blijkt niet expliciet verboden in de Embryowet. Het Besluit Biotechnologie bij Dieren verbiedt de route evenmin categorisch, maar stelt wel een ethische toets en een vergunning verplicht.
„Als we willen, kunnen we morgen beginnen met het maken van dit soort chimaeren”, zegt prof. dr. Christine Mummery, celbiologe in het Utrechtse Hubrecht-laboratorium. „We doen het niet, want het is te provocerend, zeker met het CDA en de ChristenUnie in het kabinet. Maar die beslissing berust op ons gezond verstand, niet op de wet.”
Een ongewenste situatie, vindt ethicus De Wert. Hij bracht de zaak vorig jaar onder de aandacht van de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Clémence Ross. Maar zij zag het probleem niet. De Wert bepleit daarom een publiek debat, met als hoofdvraag: willen wij de creatie van dieren met menselijke trekjes toestaan? Vinden we de wetenschappelijke vragen die je met chimaeren kunt beantwoorden voldoende zwaarwegend om ons over de bezwaren heen te zetten?
Stamcelonderzoekster Christine Mummery voelt veel voor zo’n debat. „Ik vind het belangrijk dat het publiek meedenkt over dit soort kwesties”, reageert ze. „De politiek houdt zich stil. Dan moeten we zelf maar iets organiseren.” Martje Fentener van Vlissingen, lid van de Commissie Biotechnologie bij Dieren: „Dit is een uitstekend discussiethema, vooral omdat het over menselijke én dierlijke ethiek gaat. Het is leuk voor burgers en leerzaam voor leden van ethische toetsingscommissies – een soort ethische hersengymnastiek.”
Het debat zou moeten gaan over het nut en de risico’s van onderzoek met chimaeren. Allereerst het nut: waarom zou je dierlijke embryo’s volstoppen met menselijke embryonale stamcellen? Op korte termijn dient zulk onderzoek alleen een fundamenteel doel. Wetenschappers kunnen ermee uitzoeken of de befaamde embryonale stamcellen echt zo veelzijdig zijn als gedacht. Groeien ze mee met het embryo? Ontwikkelen ze zich inderdaad tot alle 200 weefseltypen waaruit het menselijke lichaam bestaat? „We zijn er steeds van uitgegaan dat die cellen daartoe in staat zijn”, zegt Mummery. „Maar het ultieme bewijs is nooit geleverd. Met chimaeren zou dat eindelijk lukken.”
Er bestaat een alternatief, maar dat zou ongetwijfeld op meer weerstand stuiten. Het is namelijk ook mogelijk om de stamcellen in te brengen in een menselijk embryo, in plaats van een dierlijk. „Je zou stamcellen van een zwart embryo in een blank embryo kunnen stoppen”, schetst Mummery. „Daar zou dan een zwart-wit-gevlekt kind uit worden geboren, maar ethisch is dat uiteraard onacceptabel. We willen ons daarom beperken tot dierlijke embryo’s.”
Streven wetenschappers op korte termijn alleen fundamentele kennis na, in hun achterhoofd denken ze ook aan therapeutische toepassingen. Uit de embryonale stamcellen hopen ze bijvoorbeeld nieuw hartspierweefsel te kweken voor hartpatiënten, of hersenweefsel voor mensen met de ziekte van Parkinson. Zulk weefsel moet zuiver en stabiel zijn. Chimaera-proeven kunnen daarbij helpen.
Tegenover dit nut staan de ethische bezwaren. Het opvallendste is de zogeheten walgfactor: weerzin tegen iets onnatuurlijks. Geen sterk punt, meent ethicus De Wert, want het moderne bestaan zit vol onnatuurlijkheden.
Op een hoger niveau gaat de discussie over de vraag of chimaeren vermenselijkte hersenen mogen ontwikkelen. „Hoeveel menselijke hersencellen mag een chimere muis hebben?”, vraagt Mummery zich af. „Hoeveel cellen zijn er nodig om zo’n dier te laten denken als een mens? Sluit je dan een mens op in een muizenlichaam? En zou zo iemand dat beseffen?”
Aardig om over te filosoferen, maar dit gevaar is volstrekt verwaarloosbaar, stelde de internationale organisatie voor stamcelonderzoek ISSCR begin deze maand in haar richtlijnen. De menselijkheid van onze hersenen wordt namelijk vooral bepaald door de grootte en de structuur. Het muizenbrein ziet er heel anders uit. Dus zelfs als een muis veel menselijke hersencellen krijgt, zal het nooit een opgesloten mens worden. Toch heeft het publiek er moeite mee, verwacht Mummery. En dus moeten we erover debatteren. „Maar dan wel aan de hand van feiten.”
Een ander dilemma: wat als chimere muizen menselijke sperma- en eicellen gaan produceren? Is daar iets op tegen? Niet per se, meent de ISSCR. Sperma- en eicellen kunnen immers niet denken, dus ze hebben er geen last van dat ze ’in het verkeerde lichaam’ zitten. Het gevaar bestaat wel dat chimaeren onderling paren, waarna zich in een muizenbaarmoeder een 100 procent menselijk embryo vormt. Zo’n embryo zou zich nooit ver kunnen ontwikkelen, maar ondertussen is er wel een menselijk embryo met muizenouders gecreëerd. Dat vindt de ISSCR onaanvaardbaar. Muizen met menselijke sperma- en eicellen zijn daarom alleen toegestaan als ze niet bij elkaar in één kooi zitten, oordeelt de organisatie. Maar wat vindt het Nederlandse publiek ervan? En de wetgever?
In het buitenland zijn al enkele concrete mens-dier-chimaeren gecreëerd. Zo hebben Japanse en Amerikaanse onderzoekers in 2005 muizenembryo’s verrijkt met menselijke embryonale stamcellen. Die dieren bleken zelfs als volwassen muis nog menselijk hersenweefsel onder hun schedeldak te herbergen. Interessant om medicijnen tegen hersenaandoeningen te testen, opperden de onderzoekers.
Een andere proef, vorig jaar in de Verenigde Staten, ging nog verder. Onderzoekers injecteerden menselijke embryonale stamcellen in zo jong mogelijke muizenembryo’s, in de hoop dat deze cellen aan alle organen van de muis zouden meebouwen. De cellen sloegen aan, maar vrijwel geen enkel embryo ontwikkelde zich normaal. Als je in zo’n vroeg embryonaal stadium twee sterk verschillende soorten probeert te verenigen, is er kennelijk weinig kans op succes. Bovendien groeiden de muizencellen veel harder dan de mensencellen; de mens wordt als het ware overwoekerd. Wellicht valt er in chimere muizen dus uiteindelijk weinig menselijks terug te vinden.
Vanwege die beperking kiezen onderzoekers waarschijnlijk liever voor diersoorten die aan de mens verwant zijn. Zoals de aap. En dat ligt nog gevoeliger. Een centrale vraag moet dan ook zijn met welke diersoorten de mens mag worden ’versmolten’, stelt De Wert. Hij noemt knaagdieren als een mogelijkheid; met primaten, zeker in een vroeg embryonaal stadium, zou het daarentegen al snel problematisch worden.
Fentener van Vlissingen, van de Commissie Biotechnologie bij Dieren, verwacht echter niet dat het zo ver zal komen. Apen met vermenselijkte hersenen noemt zij ’pure luchtfietserij’. „Het lijkt me verstandig om heel bescheiden te beginnen, bijvoorbeeld met muizenembryo’s in een laat stadium. Als dat goed gaat, kun je een volgende stap zetten. Maar alleen als de onderzoeksvraag voldoende zwaarwegend is.”