Het kwaad, dat is de ander
Het calvinisme waarin de mens 'geneigd tot alle kwaad' is, hebben we goeddeels ingeruild voor een zonniger mensbeeld. Maar hebben we daarmee ook het kwaad zelf uitgebannen? Trouw onderzoekt de vraag: Wat zien we als kwaad, en waarom? Vandaag: theoloog Erik Borgman over het seksueel misbruik in zijn eigen kerk. "Ik wantrouw mijn verontwaardiging."
Als een bom sloeg het rapport van de commissie-Deetman over het seksueel misbruik in de rooms-katholieke kerk vorige maand in. De omvang van het misbruik bleek nog veel groter dan gedacht. Als íets het kwaad in onze tijd vertegenwoordigt, zo lijkt het, dan wel pedofiele priesters die hun handen niet af kunnen houden van onschuldige jongens.
Ook de rooms-katholieke theoloog Erik Borgman (1957), hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, schaamt zich diep voor zijn eigen kerk. "In elk kind dat misbruikt is, is God zelf miskend, onzedelijk betast, aangerand en verkracht", schrijft hij in de bundel 'Grensoverschrijdingen geduid'. Tegelijkertijd zegt hij zijn eigen verontwaardiging en woede te wantrouwen. "Zijn zij niet vooral een manier om mij te distantiëren van wat er gebeurd is?"
Wat bedoelt u daar precies mee? Toont die verontwaardiging niet juist dat het misbruik u aan het hart gaat?
"Natuurlijk. Maar als ik in die verontwaardiging blijf hangen, kan dat ook een manier zijn om mijzelf buiten schot te houden. Want ik die verontwaardigd ben, ik hoor natuurlijk aan de goede kant. Ik splits de mensen op in kwaden en in goeden, en houd het probleem van me af. Het kwaad is elders en goddank niet in mij. Daarmee zou ik, paradoxaal genoeg, een patroon voortzetten dat nu juist zo problematisch is gebleken. De rooms-katholieke kerk heeft bijzonder veel moeite de aanwezigheid van het kwaad in haar eigen gelederen ondubbelzinnig te erkennen. Daarom kon zij zo slecht omgaan met het seksueel misbruik."
Waar komt die moeite vandaan?
"In de tweede helft van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw profileerde de rooms-katholieke kerk zich als dé instantie waardoor Gods heiligheid temidden van de zondige wereld aanwezig was. Zo ging de kerk het goede vertegenwoordigen, en de moderne samenleving het kwaad. Gevolg hiervan is dat als je kwaad vervolgens in de eigen gelederen aantreft, je het beschouwt als een vreemd element, iets verderfelijks dat vanuit de samenleving bij jou is binnengedrongen. Die houding zie je tot op de dag van vandaag terugkomen, bijvoorbeeld in de manier waarop paus Benedictus XVI reageerde op de onthullingen over seksueel misbruik in Ierland. In een pastorale brief wees hij op "de ernstige uitdagingen voor het geloof die zijn voortgekomen uit een snelle verandering en secularisatie van de Ierse maatschappij." Hij die jaren verantwoordelijk was voor de aanpak van seksueel misbruik stelt zich nu op als slachtoffer! En hij wijst de wereld buiten de kerk aan als bron van het kwaad. De kerk zelf is heilig."
U suggereert dat dit een recent verschijnsel is, maar de apostel Paulus zei al: 'Doet wie niet deugt uit uw midden weg'.
"Klopt, maar een centraal strijdpunt in de vroege kerk was: is de kerk een verzameling van heiligen of van zondaars? De discussie tussen Augustinus en Pelagius draaide precies om die vraag. Pelagius stond een moreel onbevlekte, zuivere kerk voor ogen, Augustinus zag de kerk als een plek waar zondaars bijeenkwamen om aangesproken te worden door God en omgevormd te worden door zijn goedheid. Die visie won. En gelukkig maar, zou ik zeggen.
"De kerk moet niet denken dat zij de dubbelzinnigheden van de samenleving buiten zich zou kunnen houden. En omgekeerd, de samenleving moet niet denken dat de kerk buiten haar staat."
Wat bedoelt u daarmee?
"Mensen die verontwaardigd en boos zijn op de kerk - en meer in het algemeen op religie - doen vaak precies hetzelfde als degenen tegen wie zij zich keren: ze localiseren het kwaad ergens buiten zichzelf. Alleen zien zij de religie als bron van het kwaad, in plaats van de seculiere wereld. Beide kampen zoeken het kwaad in de ander. Ze zijn gevangen in elkaars vijandbeeld. Daarmee hebben ze elkaar ook nodig, als vijand, om zo het kwaad in zichzelf niet onder ogen te hoeven zien.
"Maar pas als je inziet dat jijzelf ook bent aangetast door het kwaad, begrijp je hoe misbruik kan plaatsvinden. En dan heb ik het niet zozeer over de motieven van de daders, de psychologische kant van het verhaal. Ik pleeg geen seksueel misbruik met minderjarigen, heb daar ook geen neiging toe en in zoverre begrijp ik de daders niet. Maar ik ken mijzelf wel als niet alleen geneigd tot het goede, maar ook tot het kwade. De erfzonde bestaat! Als je het kwaad buiten jezelf plaatst, slaat het je telkens opnieuw volledig uit evenwicht. Je kunt het niet nuchter onder ogen zien om te kijken hoe je er adequaat mee kunt omgaan.
"We reageren momenteel volkomen onthutst op het kwaad in ons midden. We kunnen bijvoorbeeld voor pedofielen eigenlijk niets anders verzinnen dan: op een eiland zetten en de sleutel weggooien. Maar je kunt niet iedere mogelijke dader uit de samenleving bannen, alleen al praktisch niet. We weten niet meer hoe we het kwaad in ons midden een plek moeten geven, we willen alleen nog maar dat het niet bestaat."
Vroeger was dat niet zo?
"Uitdrijving van het vermeende kwaad is van alle tijden: heksenverbranding, antisemitisme, noem maar op. Maar vroeger was er meer ruimte voor het besef dat het kwaad altijd aanwezig is en blijft, en dat je daarmee moet leren omgaan. Dat veranderde toen na de Tweede Wereldoorlog een maakbaarheidsidee postvatte in Nederland. We meenden de wereld en de mensen goed te kunnen maken, als we maar genoeg inzicht hadden in de mechanismen die de mens besturen.
"Het geloof in social engineering beleefde zijn hoogtepunt in de verzorgingsstaat van de zeventiger en tachtiger jaren, maar het is nog steeds diep in ons collectief bewustzijn verankerd. Is er een probleem, dan we nemen maatregelen en moet het zijn opgelost. Maar er zijn problemen die zich niet zomaar laten oplossen."
Terug naar het seksueel misbruik. De kerk en de samenleving houden elkaar in hun vijandbeelden gevangen, zegt u. Wat moeten zij doen om hieruit te breken?
"Voor de kerk betekent dit dat ze haar eigen liturgie écht serieus zou moeten nemen. Kerkelijke bijeenkomsten zijn bij mijn weten de enige bijeenkomsten die beginnen met de uitspraak dat wij níet kunnen wat we moeten doen. We belijden dat we zondig en schuldig zijn. Dat is eigenlijk uitermate vreemd. Maar het is ook van onschatbare waarde.
"De kerk moet haar eigen kracht niet zoeken in wat zij de wereld te bieden zou hebben, zo van: de samenleving is zonder moraal, en die hebben wij haar aan te bieden. Dat is niet zo, alleen empirisch al niet. De kerk moet zelf ook telkens weer tot het goede geroepen worden. Als iemand van buitenaf met kritiek komt, moet ze dus niet zeggen: 'dat kan niet waar zijn...', maar juist blij zijn met die kritiek. In de verontwaardiging en woede van de buitenwereld over het misbruik, moet de kerk Gods stem leren verstaan.
"En de samenleving moet ook naar zichzelf durven kijken. Tot mijn blijde verrassing was dat ook het punt dat Deetman maakte tijdens de presentatie van zijn rapport. Want natuurlijk is het schandelijk dat het in de kerk gebeurd is, maar het is nog veel bedreigender dat hetzelfde overál plaatsvindt. Binnen de kerk niet meer dan erbuiten! Zien we dat wel onder ogen? Kúnnen we dat wel?"
undefined