Het kapelleke
Ze heeft een Ajax-jack aan, gewonnen toen in een radioprogramma de luisteraars om een gouden tip voor Louis van Gaal werd gevraagd. 'Met je beide benen op de grond blijven staan', had zij de trainer aangeraden. Dat doet zij zelf ook. Ze beschrijft zichzelf als een normale vrouw, getrouwd, moeder van zes kinderen, ze viert graag carnaval en is geen kwezel.
Maar alledaags is ze toch niet, Ineke Ploegmakers. In de tuin voor haar huis in het Brabantse dorpje Rips staat sinds mei 1994 een 'kapelleke', toegewijd aan 'Maria van Liefde'. Een achthoekig gebouwtje, ontworpen door haar man, met materiaal dat van her en der afkomstig is.
Maria, zegt ze, heeft haar gevraagd die kapel te bouwen. Ineke Ploegmakers leed vroeger aan een zeer ernstige vorm van astma, zozeer dat ze er bijna aan gestorven was.
In augustus 1990 had ze een bijna-dood-ervaring; ze trad als het ware uit haar lichaam, keek er van bovenaf op neer. In de verte zag ze een licht en daar wilde ze naar toe. Het leek alsof ze er op vleugels heen vloog. Het was daar prachtig, warm, liefdevol. Er kwam iemand naar haar toe van wie ze wist: dat is Maria. Ze werd gestreeld, over haar hoofd geaaid. Maar Maria zei: je mag hier nog niet zijn, je moet terug, en je moet een kapel bouwen. En ineens was ze terug, lag ze op de intensive care-afdeling van een ziekenhuis.
Vreemd was die 'dame', zoals Ineke Ploegmakers de verschijning noemt, niet voor haar. Als kind heeft ze, op haar kamer, diezelfde dame ook al gezien, staande in het licht, in een witte jurk. Nee, ze was daar niet van geschrokken, ze vond het fijn. Toen ze haar moeder over die bijna-dood-ervaring vertelde, bleek die ook zoiets te hebben meegemaakt: “durske, durske, ge moest eens weten, toen gij geboren werd, ben ik in de hemel geweest”.
Van haar astma is ze sindsdien genezen. Maar dat is niet het enige. Mij is, zegt ze, alles duidelijk geworden. De hemel is nu heel dichtbij. Sterven is niet iets ernstigs. Ja, ze vond het jammer om terug te gaan, weg van dat licht, ze moest hier weer wennen, maar staat toch heel positief in het leven.
Ze is niet 'bezittelijk' meer. Je kinderen heb je gekregen, je bent hun begeleider, maar je bezit ze niet. De hoogste vorm van liefde is liefhebben zonder te bezitten. Natuurlijk, het zou pijn doen als je er een terug zou moeten geven, maar ze is destijds, op die dag dat ze bijna dood ging, ook alleen weggegaan, en heeft toen niet aan haar kinderen gedacht.
Je bent als eenling geboren, en je gaat ook weer als eenling weg.
Je moet, vindt ze, niet te veel willen verklaren, niet te veel met het hoofd bezig zijn. En zo ongewoon zijn verschijningen niet, denk aan het verhaal van Mozes, van Saulus, lees de bijbel, dat is immers de bron?