Het jodentreintje (slot)
Deze zomer bezocht Nico ter Linden in de Haute-Loire het dorpje Le Chambon-sur-Lignon, een protestantse enclave waar in de oorlog duizenden joodse kinderen een veilige plek vonden. Ds. André Trocmé, zijn vrouw Magda en zijn collega Theis vormden de ziel van dit werk.
Midden in het dorp staat de Temple, een sober bankenpakhuisje zonder gedaante of heerlijkheid. Aimez-vous les uns les autres staat er boven de grote deur - hebt elkander lief. Ik klim even de kansel op, de kansel van André Trocmé. Heilige grond. Deze preekstoel in deze Temple is de haard van het geweldloos verzet geweest, in hetzelfde dorp en in de zelfde streek waar eeuwen geleden de protestanten door de katholieken heftig werden vervolgd. Trocmé hoefde hun nazaten over de verschrikkingen van die tijd niet veel te vertellen, de gruwelijke verhalen daarover deden nog dikwijls de ronde. Zouden zij, de vervolgden om des geloofswille van toen, de vervolgden om des geloofs wille van nu niet gastvrij in hun midden opnemen?
Hier, vanaf deze kansel, hebben Trocmé en Theis de mensen van Le Chambon opgeroepen tot verzet en hen bemoedigd in hun angsten. Hier zocht en vond een gemeente inspiratie om de goede strijd des geloofs te strijden, in woorden uit de bergrede of in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan of in het gebod uit Deuteronomium 19 om vrijsteden te stichten, toevluchtsoorden, waar onschuldigen een veilig heenkomen konden vinden, opdat geen onschuldig bloed vergoten worde.
En het was allemaal zo kleintjes en simpeltjes begonnen. Dan stonden er twee joodse kinderen op de stoep, waarvan de ouders gedeporteerd waren. 'Kom binnen.' En dan belde Trocmé een van zijn gemeenteleden op, een boer in de bergen: 'Kun je even naar de pastorie komen, ik heb een boek voor je. Twee boeken, om precies te zijn.'
'Wat voor boeken, dominee?'
'Twee Oude Testamenten.'
Met paard en wagen kwam hij ze dan halen.
Onverzettelijk waren ze. De kinderen moesten van maarschalk Pétain bij het hijsen van de vlag op het schoolplein de Hitlergroet brengen, maar dat vonden ze in Le Chambon geen goed idee.
De burgemeester gaf opdracht op een zekere gedenkdag ter ere van de maarschalk een kwartier lang de klokken te luiden. 'Ik zou het niet doen', adviseerde Trocmé Amélie, de kosteres. Alleen het katholieke klepeltje klepte die dag.
's Anderen daags kwam Trocmé Amélie tegen. Ze zei niets. Het is een zwijgzaam volkje, daar in de Haute-Loire, tot op de dag van vandaag krijg je ze niet over de oorlog aan de praat. Amélie zei niets. Maar Trocmé wilde toch wel even weten hoe en wat.
“Ging alles goed, Amélie?”
“Ja, alles ging goed.”
Stilte.
“Niemand bij je gekomen?”
“Nee, niemand. Alleen die twee dames uit de grote stad, u weet wel, die beschilderde dames die zo netjes praten.”
“En?”
“Ze vroegen waarom ik de klok niet luidde. 'Geen opdracht van Monsieur le Pasteur', zei ik. Toen vroegen ze om de sleutel, dan zouden zij de klok wel even luiden.”
“En?”
“Ik zei: 'die klokken luiden niet voor de maarschalk, die klokken luiden alleen voor God.”
Waarom hebben de Duitsers niet ingegrepen? Ze wisten van dit 'jodennest' in deze protestantse gemeenschap, en Trocmé maakte er desgevraagd ook geen geheim van, want liegen mag niet, had hij thuis geleerd. Waarom hebben de bezetters er niet één groot Putten van gemaakt?
Niemand die het precies weet. Er is wel opdracht toe gegeven, maar tot uitvoering is het nooit gekomen. De geweldloze, weerloze Trocmé en zijn zwijgzaam volkje in de bergen maakten natuurlijk wel het beste in mensen wakker en door hun stille werk deden zij een krachtig beroep op het geweten van de bezetter, en kennelijk zaten daar op cruciale momenten en op cruciale posten mensen met net genoeg geweten om de joden en christenen van Le Chambon-sur-Lignon ongemoeid te laten.
Trocmé is wel gearresteerd geweest. Op de avond van de 13e februari kwam de politie hem halen. Er werd aan de buitenpoort geklopt. Magda schrok. Joden konden het niet zijn, die kwamen met het treintje van één uur. Dorpelingen konden het niet zijn, die wisten dat ze door konden lopen. Het was majoor Silvani, politiechef van het departement Haute-Loire. Trocmé was niet thuis, hij kwam even later. “We zouden net aan tafel gaan”, zei Magda. “Wilt u niet ook wat eten?”
Silvani kreeg geen hap door zijn keel. Trocmé wel. Het bericht van zijn arrestatie verspreidde zich intussen razendsnel. Terwijl Trocmé zat te eten verscheen de ene dorpeling na de andere in de grote keuken van de pastorie, met goede woorden en velerlei geschenken: blikjes, potjes, kaarsen, chocola. En een rol wc-papier, ook iets kostbaars in die dagen.
Silvani wist zich geen raad. Hij had hele toestanden in dit dorp verwacht, verklaarde hij na de oorlog, uit voorzorg had hij alle telefoon- en telegraafverbindingen laten doorsnijden en het hele gebied omsingeld. Hij vond er slechts vriendelijke mensen en vrede. Toen hij na het eten met zijn gevangene door de besneeuwde Rue de la Grande Fontaine naar de arrestantenwagen op het marktplein liep, hadden Trocmé's gemeenteleden zich aan weerskanten van de weg opgesteld. Zwijgend stonden ze daar in het duister, als een laatste groet aan hun predikant. Eén hunner zette het Lutherlied in, en zo deden zij hem zingend uitgeleide: Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de zijnen.
Trocmé en de met hem gearresteerde Theis werden naar een kamp in Limoges gebracht. Ze deelden de potjes en blikjes met hun medegevangenen. Trocmé wilde ook de rol wc-papier verdelen. Wie was daar ook maar weer mee komen aangezet? Hij wist het niet meer. Tot hij ineens zag dat de buitenste velletjes beschreven waren, er stonden bijbelteksten op. Toen wist hij weer van wie het was: van een vrome Darbist. Glimlachend rolde hij de rol weer op.
Na een paar weken werden ze vrijgelaten. Wie had daar opdracht toe gegeven? Wie had het niet over zijn hart kunnen verkrijgen deze weerlozen de dood in te sturen? Wie had zich door deze geweldloze mannen laten ontwapenen? Het is nooit opgehelderd.
Samen met mijn Nederlandse gastvrouw loop ik door Le Chambon. We komen langs het huis van Héritier. Er staat een hele rij bijenkorven op het land. Net als in de oorlog. Maar toen zat er niet alleen honing in. Héritier, die de valse papieren maakte, verstopte er de papieren van de joden in. Konden ze die terugkrijgen, als alles voorbij was. George Colin heette dan weer Samuël Cohen. Niemand in Le Chambon heeft getracht een joods kind te bekeren.
Voor het huis van de buren staat een oude Peugeot. “Wist je dat dat een protestants merk is?”, vraagt mijn gastvrouw. Nee, dat wist ik niet. Vandaar al die Peugeots in het dorp.
De buren moeten binnenkort een nieuwe auto kopen, deze is te krakkemikkig. Ze hebben net een proefritje gemaakt met de Citroën van mijn gastvrouw. Het lijkt ze een prima auto. Maar ze zitten wel met een probleem: “Is het wel een protestantse firma?”
“Nee, een joodse.”
Het gezicht van de buurman klaart op. Katholieken moeten ze niet in Le Chambon. Maar joden, dat is goed volk.