Het gezicht van een eeuw
tentoonstelling | De persoonlijke visie van de kunstenaar op de mens of de wereld is te zien in honderd portretten in Zwolle.
Honderd portretten van honderd mensen uit de afgelopen honderd jaar. En dan uit elk jaar één. Tentoonstellingsmaker Hans den Hartog Jager - zelf van 1968 - zag het een paar jaar geleden helemaal voor zich. Hij wist ook al waar hij zo'n expositie mee wilde beginnen: met de beeldhouwer Brancusi die het menselijk gezicht in 1920 abstraheerde tot een ei.
Dat ei - een opengebarsten exemplaar van gepolijst brons - ligt er nu in Museum De Fundatie in Zwolle. Het vormt de prelude van de tentoonstelling zoals die hem voor ogen stond, vertelt Den Hartog Jager. Ruim twee jaar is hij ermee bezig geweest. "Het klinkt lekker overzichtelijk, een portrettengalerij die de afgelopen eeuw representeert. Maar ik wilde geen willekeurige parade van de belangrijkste portretkunstenaars. De portretten moesten op elkaar aansluiten, elkaar versterken en mooie combinaties vormen. En samen moesten ze de tijdgeest en grote gebeurtenissen in zowel de kunst als de samenleving weerspiegelen."
Het was als het leggen van een puzzel, waarin ook voortdurend geschoven wordt met stukken. Hij had natuurlijk wel een beeld hoe die puzzel eruit moest zien, maar wist niet of hij alle onderdelen zou kunnen krijgen van musea en verzamelaars. Hij begon bij het verzamelaarsechtpaar De Heus-Zomer dat hem 'heel genereus' de serie Jezusportretten 'Jesus serene' (1994) van Marlene Dumas en een meisjesportret (2008) van Zhang Xiaogang toezegde. "Dan heb je ook meteen wat. Ik ben bij nog een paar verzamelaars langs gegaan. Pas daarna ben ik musea gaan benaderen met mijn plan. Als die zien wat je al hebt aan toezeggingen, weten ze dat het serieus is. Na twintig, dertig portretten ging het echt lopen." Een enkel portret kon hij niet krijgen. Zo had hij heel graag het topstuk 'La Femme qui pleure' (1937) van Picasso gewild, maar Tate in Londen had het zelf nodig. In plaats daarvan kwam een foto van August Sander van een SS-kapitein.
Picasso en Appel
Honderd portretten, uit de periode 1917-2016, kijken de bezoeker aan. Vanaf schilderijen, foto's, films en in de vorm van beelden en installaties. De belangrijkste kunstenaars zitten erbij, van Pablo Picasso, Oskar Kokoschka en Kazemir Malevitsj, tot Karel Appel, Constant, Francis Bacon, Andy Warhol, Gerhard Richter, Marlene Dumas en Neo Rauch.
Er gebeurde veel in de afgelopen eeuw: twee wereldoorlogen, de Russische Revolutie, de eerste mens op de maan, bloederige aanslagen en nu de vluchtelingencrisis. Ook in de kunst deden zich grote veranderingen voor. De abstractie beleefde zijn doorbraak en fotografie en later video werden steeds belangrijker. De portretkunst maakte eveneens een omslag door. Eeuwenlang waren mensen zo waarheidsgetrouw mogelijk afgebeeld. Den Hartog Jager: "De insteek was altijd dat de kunstenaar dienend is aan de geportretteerde. Natuurlijk gooit hij daar ook zijn eigen visie als een saus overheen, maar die mocht niet de overhand krijgen."
Dat artistieke mensbeeld ging honderd jaar geleden op de helling. Het maken van een goed gelijkend objectief portret was niet langer het belangrijkste doel. De persoonlijke visie van de kunstenaar op het model, daar ging het om. Brancusi zette de toon door het menselijk hoofd te abstraheren tot een ei-vorm. Het maakte niet meer uit of een portret was geschilderd, gefotografeerd of gefilmd, als er maar een visie op de mens en wereld in zat. Picasso beeldde zijn geheime minnares af als een bijzettafeltje en Mark Manders maakte een zelfportret waarin hij een plattegrond is met daarin zijn oeuvre. Kunstenaars gingen de mensfiguur gebruiken om daar alles op te projecteren wat zij belangrijk vonden: schoonheid, idealisme, roem, abstractie, symboliek, vervorming, niet-westerse kunst, maar ook realisme.
Raadselachtig
Den Hartog Jager: "Bij de beste portretten duiken meerdere thema's op. Neem 'Sphinx' van Francis Bacon. Daarin worden vervorming én symboliek én niet-westerse kunst gecombineerd, wat leidt tot een kunstwerk dat net zo raadselachtig is als zijn onderwerp. De beste portretten zijn nooit eenduidig terwijl we het eindresultaat toch zien als één mens. Maar mensen zijn ook nooit één ding."
De lastigste periode vond hij de jaren vijftig, toen de abstractie echt 'de baas' werd in de beeldende kunst. Iedereen associeert die tijd met kunstenaars als Karel Appel en Constant, die de verf op het doek smeten en zich lieten inspireren door tekeningen van kinderen en geestelijk gehandicapten. Maar er waren ook kunstenaars die zich niets wilden aantrekken van de tijdgeest, zoals Co Westerik. In 1951 schilderde hij 'De visvrouw', die vanwege haar 'lelijkheid' meer commotie veroorzaakte dan het gooi- en smijtwerk met verf van de Cobra-kunstenaars. Om met Den Hartog Jager te spreken: Het was een 'verwarrende' tijd voor de schilderkunst. Die sfeer proef je ook in de 'fifties'-zaal, met onder meer werken van Buffet, Asger Jorn, Constant, Alice Neel, en die visvrouw dus. Een wervelende mix, die in groot contrast staat met de beklemmende beelden die het tijdvak 1935-1945 illustreren. Om er een paar te noemen: 'Zelfportret met jodenpas' (1943) van Felix Nussbaum, het beeld 'Grande tête tragique' (1942) van Jean Fautrier en de foto van Lee Miller in Hitlers bad (1945). En zo trekt het ene na het andere portret je de geschiedenis in. Of de gezichten nu abstract zijn, verpakt in een installatie, realistisch of vervormd, je ziet er toch mensen in, zo echt zijn ze.
De tentoonstelling eindigt met 'Gewitterfront' (2016) van Neo Rauch: een trommelaar, half neergezegen op zijn knieën, onder een donkere onweerslucht. Dat moet wel een verwijzing zijn naar de angst voor aanslagen en het gevoel van onbehagen. Maar je kunt het ook anders zien. Den Hartog Jager: "Misschien wil Rauch juist zeggen dat we door moeten en niet opgeven. Lopen, trommelen en kunst maken. Dan blijft er hoop."
'Zie de mens - 100 jaar, 100 gezichten', t/m 15 januari in Museum de Fundatie in Zwolle.
'Gewitterfront', Neo Rauch, 2016.
Links: 'De visvrouw', Co Westerik, 1951.
Rechts: 'Portrait of Dominique De Menil', Andy Warhol, 1968.
Onder: 'Grande tête tragique', Jean Fautrier, 1942.
'Le Nouveau-Né', Constantin Brancusi, 1920. foto François Halard
undefined