Het eigenbelang regeert

null Beeld

Het tijdperk van de ideologische conflicten is voorbij, stelt de historicus Frank Ankersmit. Het onversneden nationale eigenbelang is terug. Is dat goed of juist slecht nieuws?

Frank Ankersmit

Veel is er al gezegd over de historische betekenis van de kredietcrisis. Ik wil daar een nieuw element aan toevoegen. Het jaar 2008 zal ook in een ander opzicht een waterscheiding blijken te zijn. Het tijdperk van ideologische conflicten is namelijk voorbij. De tijd van het machtsevenwicht en het onversneden nationale eigenbelang is weer daar. Is dat erg? Om dat te kunnen vaststellen, keer ik terug naar 1648.

In dat jaar was de Vrede van Münster. Die bracht ons land de onafhankelijkheid van Spanje en de definitieve erkenning als zelfstandige natie. En niet alleen voor ons, voor heel Europa was de Vrede van Münster van groot belang. Zij bracht ook een nieuwe wereldorde.

De wereld van vóór 1648 was een wezenlijk andere dan die van daarna. In het tijdperk ervoor waren weinigen bereid de religieuze eenheid van Europa op te geven. Maar na anderhalve eeuw van bittere en bloedige geloofsstrijd was het algemeen aanvaard dat Europa voortaan zou bestaan uit een groot aantal natiestaten, ieder met zijn eigen geloof, politiek, geschiedenis en traditie – of, zoals het wat later heette, ieder met zijn eigen onvervangbare ’individualiteit’.

De hechte religieuze een culturele eenheid die Europa duizend jaar lang was geweest, bestond niet langer. Europa viel uiteen in een reeks politieke centra: Madrid, Parijs, Londen, Den Haag, Wenen, Berlijn, St. Petersburg en Rome. Stuk waren zij verwikkeld in een permanente strijd om de macht. Europa was, om het met een modern begrip uit te drukken, niet langer ’unipolair’, maar ’multipolair’. Dat was de betekenis van 1648.

Twee mechanismen beheersten die nieuwe multipolaire orde van na 1648.

In de eerste plaats was dat het zogeheten ’evenwicht der machten’. Als één land, bijvoorbeeld Spanje of Frankrijk, probeerde de baas te spelen over de andere, dan verbonden die zich automatisch met elkaar – waardoor dat land weer in zijn hok werd teruggejaagd. Geen land was sterk genoeg om alle andere zijn wil te kunnen opleggen, zoals Lodewijk XIV en Napoleon merkten. Zo werd het evenwicht telkens hersteld. De Oostenrijkse diplomaat Franz Paul von Lisola (1613-1674) ontdekte dit ’evenwicht der machten’ rond het midden van de zeventiende eeuw. Weinig later zou het de inspiratiebron vormen voor de buitenlandse politiek van koning-stadhouder Willem III (1650-1702) in zijn strijd tegen Frankrijk.

In de tweede plaats hielden de landen zich verre van elkaars binnenlandse politiek. Wat naties binnenshuis deden, moesten ze vooral zelf weten. Alle pathos en religieuze dweperij verdwenen daarmee uit de politiek. En je kon niet langer kieskeurig zijn in het sluiten van bondgenootschappen. De zeer christelijke Lodewijk XIV zag er geen been in om te pacteren met de ongelovige Turken tegen de niet minder christelijke Oostenrijkers. Niet religie of ideologie, maar het pure, nationale eigenbelang bepaalde de buitenlandse politiek. Of, zoals dat toen bij voorkeur heette: de vorsten regeren hun bevolking, maar het eigenbelang regeert de vorsten.

Het was een cynisch en machiavellistisch systeem, maar het had het grote voordeel dat politieke conflicten nooit werkelijk uit de hand liepen. Daar zorgde dat machtsevenwicht wel voor. Zeker, er was bijna altijd oorlog, maar niemand had er veel last van. Oorlogen hielden dikwijls even snel op als ze begonnen waren. En binnen dat systeem groeide Europa als geheel in kracht en zelfbewustzijn. Het schiep het kader voor de Verlichting, en voor de economische en koloniale expansie van Europa. Politiek cynisme pakte hier verrassend positief uit. Vandaar dat de grote Duitse historicus Leopold von Ranke (1795-1886) sprak van ’het concert van de Europese naties’. Iedere natie had zo zijn heel eigen geluid, en juist al die stemmen bij elkaar resulteerden in een mooi concert.

Dat werd allemaal anders toen in de twintigste eeuw politieke principes ineens terugkeerden op het wereldtoneel. Ditmaal ging het niet, zoals vóór 1648, om het geloof, maar om vrijheid, democratie of de wereldrevolutie. De principiële politiek van vóór de Vrede van Münster werd hernomen. De logica van het machtsevenwicht en van niet-inmenging werd verruild voor de strijd op leven en dood tussen politieke en religieuze principes. Inmenging in andermans zaken werd nu juist het doel. De hele wereld moest naar het eigen beeld omgevormd worden: fascistisch, communistisch of democratisch. En als dat niet goedschiks ging, dan maar kwaadschiks. Het nieuwe systeem leverde twee suïcidale wereldoorlogen op en een Koude Oorlog die aan de mensheid bijna een einde maakte.

Dit brengt ons bij de economische crisis van 2008. Zoals wel vaker het geval was, is deze crisis tevens een politieke crisis. Voorheen beperkte die zich doorgaans tot de binnenlandse politiek. De crisis van 2008 daarentegen heeft consequenties voor de internationale politieke verhoudingen. Om het in één zin samen te vatten: 2008 bewerkte ook de dood van de unipolaire, principiële politiek. We gaan weer terug naar een multipolaire wereld met zijn logica van het machtsevenwicht en van het je niet bemoeien met wat de buren thuis uitvoeren.

De regering-Bush liet de laatste stuiptrekkingen zien van de twintigste-eeuwse principiële buitenlandse politiek. Bij deze president ging het niet (zoals vóór 1648) om katholiek of protestant, en ook niet (zoals in de twintigste eeuw) om de seculiere religies van communisme, fascisme en liberalisme. Bij Bush betrof het een economische religie: de zogeheten Washington Consensus, met als centraal dogma dat het aardse paradijs van vrijheid, eeuwige welvaart en democratie bereikbaar was door vrijhandel. De markt werd het model voor alle menselijke relaties en het rationele eigenbelang een universele poolster bij al ons handelen.

De Amerikaanse president fungeerde als de paus en de officiële uitlegger van deze wereldreligie. Zelf was ze uitgevogeld door een obscure professor uit Chicago, Milton Friedman, wiens naam iedereen vergeten zou zijn, ware het niet dat zijn religie het einde markeerde van honderd jaar principiële politiek.

Aan George W. Bush komt de eer toe om – geheel ongewild – de terugkeer naar het oude systeem van het machtsevenwicht in gang gezet te hebben door te zondigen tegen de logica van de principiële politiek. Enerzijds stelde hij zich inderdaad op als de paus, anderzijds betoonde hij zich een niet minder rücksichtslose behartiger van het Amerikaanse eigenbelang. Het kan geen krantelezer zijn ontgaan dat het tweede het daarbij glansrijk won van het eerste. Daardoor werd de principiële politiek voor het oog van de wereld in haar hemd werd gezet.

Het is waar dat de Verenigde Staten als hegemoniale macht steeds voor het probleem stonden om eigenbelang en ideologie met elkaar te verzoenen. Tijdens de Koude Oorlog ging dat moeiteloos. In de strijd tegen de Sovjet-Unie bestond er nauwelijks spanning tussen beide. Verder lukte het de Amerikanen om veel behartiging van het nationale eigenbelang aan het oog van de bondgenoten te onttrekken. Denk bijvoorbeeld aan het Bretton Woods-systeem. Zestig jaar lang stelde dat de Amerikanen in staat om de rest van de wereld op te laten draaien voor de kosten van hun financiële extravaganties. Maar na de val van de Sovjet-Unie en het wegvallen van het ideologisch conflict werd de verzoening tussen principes en Amerikaans eigenbelang steeds lastiger. President Clinton lukte het nog om aandacht voor nationale belangen subtiel te combineren met de rol van de faire en neutrale arbiter in mondiale conflicten. Met het lompe unilateralisme van Bush werd het masker definitief afgelegd.

Paradoxaal genoeg waren het de Amerikanen zelf die de principiële politiek opbliezen en de terugkeer bewerkten naar het systeem van 1648. Ik wil daarbij aantekenen dat dit vroeger of later sowieso gebeurd zou zijn. Er is in deze wereld eenvoudigweg onvoldoende brandstof over om de motor van de principiële politiek gaande te houden.

In de multipolaire wereld van na 2008 zal zich een aantal sferen uitkristalliseren: de Verenigde Staten, de Europese Unie, Japan, China, India, Rusland, de olielanden en Brazilië. Zij zullen allemaal kapitalistisch zijn, maar ook ieder een eigen vorm van kapitalisme hebben en een eigen opvatting over de relatie tussen staat en economie.

Het is te vergelijken met de situatie van na 1648. Iedere Europese natie was christelijk, maar elk gaf daaraan een eigen inhoud: katholiek, luthers, calvinistisch of anglicaans. Er was weinig animo om de eigen variant aan de andere landen op te dringen.

Hetzelfde zal nu gelden voor het kapitalisme. Elk land zal zijn eigen variant beschouwen als een harde kern, waarvan het geen afscheid wil nemen. Maar de naties maken dit niet langer tot inzet van hun onderlinge concurrentie. Inzet zal steeds zijn – zoals ook in het Europa van na 1648 het geval was: voorkomen dat een van de sferen superieur wordt.

Dit stelt de Verenigde Staten voor twee problemen. Ten eerste heeft het land nooit veel affiniteit gehad met het systeem van machtsevenwicht – dat verwierp het als Europese kabinettenpolitiek. De Amerikaanse buitenlandse politiek komt steevast pas op gang als er een hoog ideaal in het geding is. Onvriendelijker uitgedrukt: als de tegenstander gepresenteerd kan worden als de belichaming van het Kwaad. Vandaar typisch Amerikaanse noties als de Empire of Evil (Reagan), de Axis of Evil (Bush) en de War on Terrorism (idem). Geen modern Europees staatsman zou zoiets bedenken. En inderdaad, dat past in de logica van de principiële politiek. Amerika zal zich daarom in de nieuwe wereldorde voelen als een kat in een vreemd pakhuis.

Het is goed dat iedereen daarop verdacht is. Vooral als we beseffen dat die shift naar het machtsevenwicht Amerika voor nóg een probleem zal stellen. Ten tijde van de principiële politiek is een hegemoniale macht het natuurlijke centrum waaromheen de bondgenoten zich scharen. Die biedt hun dan de beste bescherming. Denk aan hoe Europa zich aan de Verenigde Staten vastklampte tijdens de Koude Oorlog. En terecht, Europa kon toen niet anders. Maar binnen het systeem van het machtsevenwicht werkt het precies andersom. Dan is juist de hegemoniale macht de grootste bedreiging voor de belangen van bondgenoten – vanwege het politieke en economische overwicht van de hegemoniale macht. Was Amerika, kortom, ten tijde van de principiële politieke onze natuurlijke bondgenoot in de strijd voor vrijheid en democratie, onder het regime van het machtsevenwicht wordt het land onze even natuurlijke tegenstander – ongeacht onze gedeelde opvattingen over vrijheid en democratie. De Verenigde Staten nemen nu de positie in van Spanje of Frankrijk ten tijde van het machtsevenwicht. Met andere woorden: de positie van het land waartegen alle andere landen zich van nature en als vanzelfsprekend verenigen.

Een illustratie daarvan biedt Obama’s optreden, begin deze maand in Turkije. Voor de Verenigde Staten is Rusland nog steeds een serieuze politieke tegenspeler die zoveel mogelijk geïsoleerd moet worden. Een aansluiting van Turkije bij de Europese Unie past in deze strategie. Maar die stap is niet in het belang van Europa. Het cruciale gegeven is hier dat Amerika en Europa elkaar weinig meer te bieden hebben. Denk aan de nauwe banden die zijn ontstaan tussen de Verenigde Staten en China. De blik van Amerika is westwaarts gericht. De blik van Europa is daarentegen gericht op het Oosten. De uitbreiding van de Europese Unie verliep steeds in die richting. De Verenigde Staten en Europa staan daarom sowieso al met de rug naar elkaar.

Rusland heeft ons veel te bieden: olie, grondstoffen, de enorme omvang van het land. En wij hebben veel wat voor de Russen interessant is: geld, technologische kennis en bestuurlijke soliditeit. Turkije heeft Europa daarentegen niets te bieden. Het land zal slechts een kosten- en lastpost zijn voor de Europese Unie, haar nodeloos involveren in conflicten in het Midden-Oosten, en het beeld bevestigen dat Europa nog steeds een satelliet is van de Amerika. Daartegenover staat geen enkel voordeel.

Met zijn manoeuvre in Ankara trachtte Obama twee vliegen in een klap te slaan. Europa af te houden van wat in zijn directe eigenbelang is – namelijk een oriëntatie op Rusland. En een inperking van de rol van Rusland op het wereldtoneel. Maar dat is niet in Europa’s belang. De logica van de politiek van het machtsevenwicht vereist dat de landen pacteren tegen de naar hegemonie strevende macht – dat wil zeggen de Verenigde Staten. Aansluiting bij Amerika’s concurrenten ligt dan meer voor de hand – en dat betekent in de praktijk oriëntatie op Rusland. Europa zelf is te klein en te zwak om een factor van betekenis te zijn in het machtsspel dat we binnen de nieuwe wereldorde kunnen verwachten. Pas door een hechte en warme band met Rusland kan de Europese Unie een politiek soortelijk gewicht verkrijgen dat alle andere – de Verenigde Staten, China, Japan en India ertoe zullen verplichten om terdege rekening met haar te houden. De toekomst van de Europese Unie loopt over Moskou. Klachten over het repressieve verleden en heden van Rusland zijn hier irrelevant. Wie daarmee komt, leeft nog onder het paradigma van de ’oude’ principiële politiek.

Om dezelfde reden moet de Europese Unie ook de Navo verlaten. De Navo was het zwaard van het Westen in de tijd van de principiële politiek. Als zodanig destijds volstrekt onmisbaar. We hebben het behoud van onze vrijheid en democratie aan de Navo te danken. Helemaal waar. Maar nu is het een instrument waarvan Amerika zich bedient om Europa aan zich te binden en te reduceren tot een satelliet. Uitstekende politiek vanuit het perspectief van de Verenigde Staten, maar wederom strijdig met onze belangen in het nieuwe tijdperk van het machtsevenwicht. Met het zwaard van de Navo kunnen we nu alleen maar onszelf verwonden – en dat doen we al. Denk aan Afghanistan.

De bijeenkomst van de G20, op 2 april in Londen, toonde hoezeer de globalisering al morsdood is. Hoezeer een vanuit Washington geregisseerde wereldorde, en de daarbij behorende principiële politiek, alleen nog dáár bepleit wordt. En hoezeer het systeem van het machtsevenwicht – en de politieke logica die daar bijhoort – reeds werkelijkheid is.

Iedereen luisterde beleefd naar Obama’s aanmaning om de economische crisis te bestrijden met het ’Zimbabwaanse model’ zoals in de Verenigde Staten vervaardigd is. Maar niemand was meer bereid zich door Amerika te laten beleren. En iedereen besloot kalmpjes tot een aanpak die het beste bij de eigen tradities past.

Het goede nieuws is dat alle ideologie, moralisme en bemoeizucht uit de politiek zullen verdwijnen. Dus geen Axis of Evil of Clash of Civilizations meer. Laat de Arabieren doen wat recht is in hun ogen. En als zij niets zien in de democratie, laat ze dan proberen op hun eigen manier gelukkig te worden. Of ongelukkig. Nu de eeuw van de principiële politiek voorbij is, heeft de rest van de wereld hier geen taak meer.

Dat is pure winst. Zoals we met de economie weer met de beide benen op de rond staan na de uitspattingen van het neoliberalisme, zo moet dat ook gebeuren met de internationale politiek. De verschillende sferen en naties op deze wereld zullen bereid moeten zijn elkaar te accepteren zoals ze zijn. Politiek pathos, dat voor zoveel ongelukken verantwoordelijk was, misstaat nu in het internationale politieke spel.

Het slechte nieuws is dat niemand meer verreikende beslissingen over het lot van de hele mensheid kan nemen. Allerlei internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de Wereldhandelsorganisatie, de IMF en de Wereldbank, zullen hun aanzien en betekenis verliezen. Voor zover zij überhaupt nog voortbestaan, zullen zij weinig meer zijn dan een speelbal binnen het globale machtsevenwicht.

Bovenal heeft de mensheid geen werkbaar instrument meer om de aanstaande ecologische apocalyps af te wenden of om tot afspraken te komen over oprakende olie- en grondstofvoorraden. Achteraf kunnen we daarom alleen maar diep betreuren dat Amerika zijn hegemoniale rol zozeer voor eigen doeleinden exploiteerde. Dat bezegelde ons treurig lot. De sowieso kleine kans om de mensheid te redden van het onheil dat ons te wachten staat, is verspeeld. Het is niet anders.

¿Schuttersmaaltijd ter viering van de Vrede van Mÿnster¿ (1648), Bartolomeus van der Helst. (RIJKSMUSEUM AMSTERDAM) Beeld
¿Schuttersmaaltijd ter viering van de Vrede van Mÿnster¿ (1648), Bartolomeus van der Helst. (RIJKSMUSEUM AMSTERDAM)

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden