’Het Barre Land’ verzuipt in lawaaiige omroepberichten
Holland Festival
’Weerslechtweer’ naar ’The Waste Land’ van T.S. Eliot door het Toneelhuis/de Filmfabriek. 14/6 theater Bellevue in Amsterdam.
Op de kermis kun je een houten ton beklimmen vanwaaruit je motorrijders horizontaal tegen de wand ziet rijden. De toeschouwers van ’Weerslechtweer’ zitten ook in de nok, en zien in plaats van motorrijders twee kletsnatte stumpers met water tot hun enkels in een put.
„Ik denk dat we in een rattengang zitten”, zegt de ene stumper tegen de andere. Dat valt nog wel mee: ze zitten eerder in verzonken zinken sluis. Of verblijven ze in hun De Profundisgrot? Het regent aanhoudend; nu eens mistig dun, dan volop klaterend als bij een filmische schipbreuk.
Regisseur Peter Missotten heeft het gedurfd het ingewikkeldste gedicht uit de dichtkunst, ’The Waste Land’ van T.S. Eliot uit 1922, als theatervoorstelling te ensceneren.
’The Waste Land’ of ’Het Barre Land’ is zo ingewikkeld omdat de aan detectives en cryptogrammen verslingerde Eliot zijn gedicht met zeven talen tjokvol verwijzingen propte. De wereld pal na de Eerste Wereldoorlog is een verlaten, woest en bar landschap, waarin mensen als schichten ontgoocheld door steeds lawaaiiger steden vol ronkende fabrieken en claxonnerende automobielen dolen.
Meteorologische weergesteldheid keert steeds in het gedicht terug. De beroemde eerste zin luidt: ’April is the cruellest month’, (’April is de grimmigste maand’). Aprilse lenteregen moet de verrotting van de winter wegspoelen en keer op keer nieuw leven brengen. Donder weerklinkt, bliksem licht op, schepen vergaan.
Verder wemelt het in het gedicht van geluiden (meeuwenkreten, het voorjaarslied van de heremietlijster, bloedhonden, stampende dieselmotoren van passerende schepen, omgekeerd beierende klokken) en zeemans-, hoeren- en dronkemansliedjes. Zelf vatte Eliot zijn gedicht samen met ’een stuk ritmisch gegrom tegen het leven’.
Strompelend, struikelend en voor dood in het water liggend, jongleren de acteurs Teun Luijkx en Joost Steltenpool zich door de glasheldere vertaling van Paul Claes. Ze dragen de versregels voor als waren het omroepberichten uit een stationshal.
Regisseur Missotten verloot zijn enscenering door, in het kielzog van toneelmakers die denken dat het dan allemaal veel ’echter’ en ’spannender’ wordt, zijn spelers microfoons te geven, en hun stemmen mechanisch (veel te hard) versterkt te laten weerklinken. Bovendien playbacken ze. Het allerergste is dat de acteurs nu ten onrechte energie verliezen om bijtijds bij te blijven bij het bandje met hun ingesproken stemmen. Wat een treurige verspilling.