HENK VAN WOERDEN, DEBUTANT NERGENS IS HET LANDSCHAP ZO DIERLIJK ALS IN ZUID-AFRIKA
Henk van Woerden: 'Moenie kyk nie'. Nijgh en Van Ditmar, Amsterdam; 159 blz. - f 29,90. Bij Waalkens in Finsterwolde is tot 9 mei een tentoonstelling te zien van schilderijen en tekeningen van Henk van Woerden. Vanaf 4 juni exposeert Van Woerden in den Haag bij galerie Van Kranendonk. Eind 1989 ging Henk van Woerden (46) voor het eerst na eenentwintig jaar terug naar Zuid-Afrika, naar de West-Kaap, waar hij van 1957 tot 1968 had gewoond. Hij reisde zes weken door het land. Voor de vrienden in Nederland hield hij een soort dagboek bij, “om later niet vijftig keer hetzelfde verhaal te hoeven vertellen.” Na thuiskomst tikte hij zijn notities uit en stuurde ze rond. Bij toeval kreeg Joost Nijsen, uitgever van Nijgh en Van Ditmar, een exemplaar onder ogen. Hij belde op: of hij het reisverslag mocht uitgeven?
'Moenie kyk nie' verscheen afgelopen september. Het boek werd direct als iets bijzonders herkend, vanwege de onsentimentele toon waarop de ik-figuur over de teloorgang van zijn familie vertelt. De moeder gaat dood aan darmkanker, de vader zoekt troost bij veel jongere vriendinnen, broer Hans wordt langzaam schizofreen, hijzelf is blind aan het linkeroog. Dat alles afgezet tegen een verpletterend mooi landschap en een stilaan onhoudbaar wordende politieke situatie. Aan het eind gaat de ik-figuur weg uit Zuid-Afrika: “Ik weet niet wat ik tegemoet ga, maar wie hier blijft, leeft onder een stolp.”
Op 18 mei krijgt Henk van Woerden in de Nieuwe Kerk in Amsterdam de Geertjan Lubberhuizenprijs uitgereikt voor het beste debuut in 1993. Hij is ook genomineerd voor de Libris-prijs, waarvan de winnaar twee dagen eerder, op 16 mei, bekend wordt gemaakt. De Libris-jury roemt het proza van Van Woerden om zijn uitzonderlijke kwaliteit: het is helder, kleurrijk en trefzeker. Aan het slot van het rapport schrijft de jury: “Van Woerden toont zich in zijn debuut een schrijver die op een bijna laconieke wijze een schrijnend verhaal weet te vertellen, en dat in een taal die tintelt van zintuigelijkheid en blijk geeft van een grote stilistische beheersing.”
Sinds zijn dubbele uitverkiezing, heeft de telefoon bij Van Woerden niet stil gestaan. Hij ondergaat zijn lot met gelatenheid, maar eigenlijk is hij niet dol op publiciteit. Al die interviews houden hem maar af van zijn werk als beeldend kunstenaar. Bovendien wil hij niemand meer op zijn atelier ontvangen. Als ik voorstel om hem naar Middelburg te rijden, waar hij die zaterdag een lezing moet houden, samen met Breyten Breytenbach, stemt hij toch in. Om twee uur haal ik hem op. Zijn atelier bevindt zich op het terrein van het voormalige Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. “Het was vroeger de kraamzaal, dat geeft wel een druk. Ook nu moet er flink gebaard worden.”
Henk van Woerden heeft een kunstoog, net als de hoofdpersoon in 'Moenie kyk nie'. Hij werd geboren met een zogeheten 'koeie-oog', een zeldzame afwijking waarbij de toevoer van vocht zich ophoopt in het oog, waardoor het niet meer te redden valt. Het linkeroog moest in zijn geheel worden verwijderd. Gelukkig is het overgebleven rechteroog in een uitstekende conditie, heeft de oogarts hem onlangs nog verzekerd. Het ziet en kijkt voor twee.
Juist door het gemis van een oog, heeft Van Woerden het kijken tot een hogere kwaliteit verheven. Hij is iemand die scherp ziet en nog scherper waarneemt. “Diepte weergeven, tekenen, is eenvoudigweg de platheid vertalen die een twee-oog met moeite voor zich ziet; alsof een begaafde cycloop het perspectief heeft ontworpen,” laat Van Woerden zijn hoofdpersoon zeggen.
Hij ontkent niet dat 'Moenie kyk nie' over zijn eigen leven gaat, maar teveel nadruk op het autobiografische karakter irriteert desondanks. “Voor mij draait het boek om een heel ander thema: je niet conformeren, intellectueel op afstand blijven, niet deelnemen aan het geweld. De ik-figuur gaat weliswaar naar Zuid-Afrika, waar hij de wrede schoonheid ervaart van het landschap en de onmetelijke kracht ervan, maar hij gaat niet ten onder zoals zijn broer Hans, die geen afstand kon bewaren tot de gespleten wereld, waarin hij terecht is gekomen. Hans ging er uiteindelijk aan kapot.”
In 1968 keerde Henk van Woerden terug naar Nederland. Hij wilde niets meer met Zuid-Afrika te maken hebben, hij vond de apartheid een 'wanstaltig systeem, op het obscene af'. Apartheid was er altijd geweest, maar sinds Hendrik Verwoerd in 1958 aan de macht was gekomen - 'die kaaskop met zijn varkensneus' - en met allerlei rassenwetten de scheiding tot in het absurde doordreef, was de verhouding tussen blank en zwart voorgoed geperverteerd geraakt, met de kleurlingen als de grootste verliezer. Van Woerden bande Zuid-Afrika radicaal uit zijn gedachten, alsof hij er geen elf jaar van zijn leven had doorgebracht.
In Kaapstad had hij drie jaar teken- en schilderlessen gehad op de Michaelis School of Fine Arts, dezelfde academie waar ook Breyten Breytenbach eerder zijn opleiding genoot, en Marlene Dumas een paar jaar later. In Nederland meldde Van Woerden zich aan bij Ateliers '63 in Haarlem, maar hij werd niet toegelaten, omdat hij al een 'professional' was. Hij had namelijk al geexposeerd bij Espace, eind jaren zestig de toonaangevende galerie in Amsterdam, die alle grote kunstenaars in haar stal had, onder wie Breyten Breytenbach. “Ik heb Breyten in Zuid-Afrika nooit ontmoet, wel later. Maar we verkeerden in dezelfde kringen.”
Via Rotterdam koersen we richting Zierikzee. We passeren de Haringvlietbrug, links en rechts zeilen boten op de eerste mooie voorjaarsdag. Het licht boven de eilanden is ongewoon fel. Feller, zegt Henk van Woerden, dan op Kreta waar hij vaak verblijft, en waar hij de bouzouki leerde bespelen voor het geval hij aan twee ogen blind wordt. Lang heeft hij geaarzeld of hij zich permanent in Griekenland zou vestigen. Omdat het landschap er op Zuid-Afrika lijkt, en hij zo'n heimwee had. “Afrika begint immers aan de andere kant van de Middellandse Zee.”
Nooit zal hij meer loskomen van het Afrikaanse landschap, de gespletenheid ervan heeft zich diep ingevreten in zijn psyche. “Ik ben een landschapsschilder, ook al schilder ik abstracten. Het landschap in Afrika blijft te groot, te ver, te veel voor een oogopslag, laat staan voor iemand die maar n oog heeft, zoals ik.” Hij wijst naar buiten, naar het water van de Oosterschelde. “Het landschap in Nederland is door de mens gemaakt, in Zuid-Afrika gebeurt het precies andersom. Nergens is het landschap zo sterk aanwezig, zo onweerstaanbaar en zo dierlijk als daar. Voor je het weet gedraag je je als een beest, of word je als een beest afgemaakt.”
Van Woerden ging weg uit Zuid-Afrika, omdat hij geen dissident wilde zijn. Hij wantrouwde de tegenstanders van het apartheidsregime, omdat ze zich teveel lieten voorstaan op hun status als activist. Om diezelfde reden wilde hij later niets met de anti-apartheidsbeweging in Nederland te maken hebben. “Sietse Bosgra lijkt me een prima vent, die weet waar hij het over heeft. Maar de meeste actievoerders hebben nog nooit een voet in de straten van Johannesburg gezet, ze denken te veel in tegenstellingen, zijn te star in hun puritanisme, terwijl de politieke situatie oneindig veel complexer is. Bovendien ben ik geen man voor betogingen, ik haat massa's.”
In december 1989 ging Van Woerden voor de eerste keer terug naar ZuidAfrika, toen hij vermoedde dat er echte veranderingen op til waren. Nelson Mandela zat weliswaar nog gevangen, maar hij kon elk moment worden vrijgelaten. Het bezoek was een schok, er bleek niets veranderd. Het leek of Zuid-Afrika al die jaren onder een tijdstolp had gestaan, zegt Van Woerden. “De Tafelberg kun je niet verplaatsen, een bergkloof niet volstorten. Maar Kaapstad zag er nog precies uit als in de jaren zestig, op een paar nieuwe wolkenkrabbers na. Op straat reden dezelfde aftandse auto's, alleen het openbaar vervoer was een stuk slechter geworden. Zelfs de taal was niet veranderd, terwijl in Nederland er voortdurend nieuwe woorden bijkomen. Als je hier zes maanden niet bent geweest, kun je de incrowd niet meer volgen. Maar in Zuid-Afrika had de taal gewoon stil gestaan, ook door het isolement. Ik ben nooit een voorstander geweest van de culturele boycot, het treft altijd de verkeerde mensen. Alleen de sportboycot blijkt achteraf effectief te zijn geweest.”
De verkiezingen die deze week in Zuid-Afrika worden gehouden, volgt Van Woerden met argusblik. Hij verwacht dat Mandela overtuigend zal winnen, maar hoopt tegelijk dat het nieuwe regime de touwtjes strak in handen neemt, om het toenemend geweld te beteugelen. “Er zijn teveel verwachtingen gewekt, vooral op materieel gebied, die niet kunnen worden waargemaakt. Niet elke zwarte kan straks een ijskast kopen, hoe zeer je hem die zou gunnen. ”
We rijden Middelburg binnen. De zon is achter de wolken weggekropen, op de voorruit spatten een paar warme regendruppels uit elkaar. Voor het station moeten we linksaf, de brug over, maar die staat open. Broer Hans leeft nog, zegt Van Woerden, hij is niet bij een auto-ongeluk omgekomen, zoals in zijn boek staat. Wat wel klopt, is zijn gekte. “Schizofrenie is ook maar een term, Hans lijdt in feite aan post-traumatische decompensatie, zoals dat tegenwoordig heet. Hij is een typisch voorbeeld van draaideurpsychiatrie: kliniek in, kliniek uit. De dood van moeder heeft hij emotioneel niet kunnen verwerken, hij was ook pas tien. Ik was twee jaar ouder, maar zag het aankomen. Lang voordat ze echt doodging, had ik al afscheid van haar genomen.”
In de lounge van hotel De Nieuwe Doelen wacht het ontvangstcomite, in de persoon van Lo van Driel, de voorzitter van Stichting Literaire Activiteiten Zeeland, die de avond organiseert. Hij is zeer content met de nominatie van Henk van Woerden voor de Libris-prijs. “De voorgaande jaren hebben we telkens een van de genomineerden uitgenodigd voor een lezing in Middelburg: Margriet de Moor in 1992, en Marcel Moring in 1993, beiden wonnen later. Ik hoop dat die traditie zich voortzet.”
Breyten Breytenbach stapt de lounge binnen, in gezelschap van Yolande, zijn Vietnamese vrouw. De begroeting met Henk van Woerden is hartelijk: ze omhelzen elkaar en slaan de ander meermalen op de schouder. Nu het gezelschap compleet is, lopen we in ganzenpas naar het Princenlogement, een uit de zeventiende eeuw daterende zaal in het hartje van Middelburg, waar ooit Prins Willem van Oranje zetelde en waar Keizer Napoleon de vroede vaderen hardhandig op de vingers tikten, vertelt Wim van Gelder, de nieuwe Commissaris van de Koningin in Zeeland, die het hele gezelschap trakteert op een diner vol specifiek Zeeuwse gerechten. Henk van Woerden en Breyten Breytenbach, de twee eregasten, krijgen nog een extra beloning: een pen gemaakt van kersehout in een bijpassende cassette. “Kun je er ook mee tekenen? ”, vraagt Breytenbach.
Tijdens de pauze schrijft Henk van Woerden op de titelpagina van mijn exemplaar van 'Moenie kyk nie': “Met heel veel dank voor de onderhoudende rit naar Middelburg.” Daarna zet hij nog ettelijke keren zijn naam in een pas verkocht boek: de leesclub van Middelburg heeft hem tot auteur van de maand gekozen.