Interview
Henk Kamp: ‘Molens draaien straks alleen op wind - zónder die subsidie’
De prijs van stroom uit windparken op zee daalt zo hard dat die bijna concurrerend zijn met fossiele energie. Toch wil minister Kamp van economische zaken, ondanks alle weerstand, niet stoppen met windenergie op land.
Diederik Samsom kreeg naar eigen zeggen ‘vele hartverwarmende en lieve reacties’ toen duidelijk werd dat niet híj, maar Lodewijk Asscher lijsttrekker van de PvdA zou worden. Het meest opmerkelijke bericht kwam van minister Kamp. Het luidde: ‘5,45 cent per kWh, groet Henk’.
Samsom refereerde er in zijn afscheidswoord op het partijcongres aan, half januari: “Dat bericht deed mij alles.” Die 5,45 cent is de kostprijs van de stroom uit het tweede grote windmolenpark dat voor de Hollandse kust zal verschijnen. Het betekent een spectaculaire prijsdaling voor windenergie op zee, sprak Samsom. “Het is het succes van het energieakkoord. De duurzame energierevolutie gaat beginnen. En daar ben ik ongelofelijk trots op.”
Het is een kleine drie weken later wanneer Henk Kamp tijdens een gesprek op zijn werkkamer op het ministerie van economische zaken daarop terugblikt. “Ik vond dit nieuws over die enorme prijsdaling ook voor hem erg mooi. Samsom heeft tijdens de kabinetsformatie zwaar ingezet op de duurzame energietransitie. Ik heb als minister ook altijd veel steun van hem gekregen. We zitten met wind op zee inmiddels dicht bij het punt dat het concurrerend wordt met fossiele energie. Bij de meest recente opdracht voor de bouw van een windpark op zee, gaan we er vanuit dat er alleen de eerste 7,5 jaar nog subsidie nodig is. Toen dat nieuws over die lage kostprijs kwam, vond ik het gepast om dat eerst met hem te delen.”
Gaat zijn bijdrage zo ver dat u zegt: zonder Samsom waren we niet op dit punt gekomen?
“Nee. Met alle respect voor Samsom, ook dan waren de energietransitie en het energieakkoord er gekomen. Aan het einde van deze kabinetsperiode merk je nu overigens dat er meer kritiek en weerstand komt. Met steun van de PvdA liggen er nu moties over het stopzetten van biomassa-subsidie voor kolencentrales en een oproep tot bezinning rond de komst van windmolens in Drenthe.”
Hoe verklaart u die kink in de kabel?
“Voor een deel begrijp ik die wel. Maar de weerstand tegen biomassa snap ik niet. We hebben in Nederland de verregaandste criteria voor het gebruik hiervan, dat is echt goed geregeld. Dankzij de inzet van biomassa kunnen we onze doelstellingen voor duurzame energie halen: 14 procent in 2020, 16 procent in 2023. Zonder biomassa zou dat niet lukken.”
“Wat betreft het protest tegen de windmolens op land: met het hele energieveld heb ik afspraken gemaakt en ieder een heeft onderdelen van het energieakkoord waar hij of zij moeite mee heeft. Wij als overheid moeten het geheel bewaken. Als je mag kiezen tussen een omgeving zonder windmolens en een omgeving met, dan kies je zonder. Maar wij dragen medeverantwoordelijkheid, ook voor het mondiale klimaatprobleem. Wat meespeelt is dat als we nu afwijken van de gemaakte afspraken, het heel sterk de vraag is of je op de volgende plek nog aan je lijn kunt vasthouden.”
U vreest precedentwerking.
“Ja. De hele procedure in Drenthe is formeel en materieel volgens de regels doorlopen en afgesloten. Het plan om daar 45 windmolens te plaatsen ligt nu bij de Raad van State. Het enige dat ik nog kan doen, is het plan intrekken en opnieuw beginnen. Maar dat is geen bezinning, dat is het intrekken van een plan. Dan zou ik me niet aan de gemaakte afspraken houden en de doelstelling van 14 procent duurzame energie in 2020 niet halen. Voor mij is dat geen optie.”
Wat u net vertelt, dat weet de Tweede Kamer ook. Hoe kijkt u dan naar zo’n motie, door bijna alle partijen gesteund, die oproept tot bezinning?
“Ik snap dat mensen zeggen: ‘wij vinden het prachtig, klimaatbeleid voor de wereld en duurzame energie in Nederland, maar dat wil niet zeggen dat wij in onze omgeving zo’n windmolen accepteren’. Ik begrijp dat een gemeenteraad daar vervolgens oor voor heeft, net als een wethouder. Ik begrijp ook dat Provinciale Staten daar over praat, net als de Tweede Kamer. Maar ik vraag toch begrip voor wat ik net heb gezegd, over afspraken die zijn gemaakt en procedures die zorgvuldig gevolgd zijn.”
“Ik kan me voorstellen dat als je een boerderij langs het tracé van de Betuwelijn hebt, waar je eerst vrij uitzicht had over het land, je zegt: ‘het zal zo zijn dat die Betuwelijn goed is voor de verbinding tussen Nederland en Duitsland, maar voor mijn situatie is het slecht en daarom ben ik tegen’. Maar als je met 17 miljoen mensen in een land dicht op elkaar woont, een hoog ontwikkeld welvarend land, dan heb je voortdurend dat belangen met elkaar botsen. Het is dan aan de politiek om afwegingen te maken, te zorgen dat de noodzakelijke, verstandige besluiten genomen worden en daar verantwoording over af te leggen.”
Tekst loopt door onder afbeelding.
Heeft u ooit getwijfeld aan het energieakkoord?
“Nee. Wel is het zo dat uit de Nationale Energieverkenning van 2016 bleek dat we het doel van 16 procent duurzame energie in 2023 zouden halen, maar nog niét het doel van 14 procent in 2020. Met alle partijen van het Energieakkoord hebben we extra maatregelen genomen. Daardoor kon de Borgingscommissie van Ed Nijpels afgelopen december melden dat alle doelen in zicht zijn, waarmee het energieakkoord een succes is.”
Dit energieakkoord eindigt in 2023. Als we wat verder kijken, hoeveel rek zit er dan nog in plaatsing van nieuwe windmolens op land, gezien alle weerstand?
“We hebben in deze kabinetsperiode voor tien jaar lang gedetailleerde afspraken gemaakt, tot 2023. Dat is al opmerkelijk en vergaand. Bovendien hebben we ook de Energieagenda vastgesteld voor de periode tot 2050. Daarin hebben we de grote lijnen voor het vervolg neergezet en per onderdeel van de energietransitie de richting bepaald. Ik kan nog niet overzien wat er precies gebeurt met de verhouding tussen groene energiebronnen -biomassa, windenergie op land en zee, aardwarmte, mestvergisting, getijdenenergie - na 2023. De meeste nadruk leg ik momenteel op wind op zee. We gaan binnen vijf jaar vijf windparken van ieder 700 Megawatt aanleggen. In de Energieagenda staat dat er direct aansluitend nóg zeven windparken van ieder duizend Megawatt komen, elk jaar één. Dat zou een effect kunnen hebben op de verhouding tussen de groene energiebronnen, bijvoorbeeld voor wat betreft biomassa en windmolens op land.”
Dus de ontwikkeling van windmolens op zee gaan zo snel, dat dit andere opties kan vervangen?
“Ik werk eraan de Noordzee optimaal te gebruiken voor de toekomstige productie van elektriciteit. Daar zijn wij nu volop mee bezig. Net als de Duitsers, de Fransen, de Belgen en de Engelsen. Vorig jaar tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap kwam een soort masterplan op tafel. We kijken naar samenwerking bij procedures, locatiekeuzes, aanleg en onderhoud, aansluitingen op de bestaande elektriciteitsnetwerken en bij de onderzoeken de je moet doen naar de zeebodem en de windomstandigheden. Van alle opties voor schone energie, zijn windmolens op zee het beste grootschalig te realiseren, voor een prijs die voor het eerst concurrerend kan zijn met fossiele energie. Dat zien we nu al. In een periode van drie jaar is een kostendaling van 55 procent gehaald. Terwijl een kostenreductie van 40 procent binnen tien jaar de ambitie was. Nu hebben we ook het perspectief dat er na 7,5 jaar helemaal geen subsidie meer nodig is.”
U laat zich in de Energieagenda voor 2050 minder helder uit over wind op land. U zegt niet: dat doen we straks niet meer?
“De lopende afspraken moeten we nakomen. En we moeten nog beter gaan kijken naar de grootschalige infrastructuur in ons land. Dus de grote doorkruisingen die er zijn, met dijken, rivieren, kanalen en snelwegen. We moeten blijven kijken hoe we daar de optimale verbinding met windmolens op land kunnen maken. Dan blijft de overlast die mensen ondervinden het meest beperkt.”
Tekst loopt door onder afbeelding.
Een bekende uitspraak vanuit de VVD is: molens draaien niet op wind maar op subsidie. Rekent u daar definitief mee af?
“Weet je, die uitspraken vind ik allemaal prachtig hoor. Toen dit kabinet van VVD en PvdA aan de slag ging, heb ik het als een uitdaging opgevat. Ik wilde de kosten van windenergie op zee, de meest kansrijke optie, zo snel mogelijk concurrerend laten zijn met die van fossiele energie. Door de aanpak die we hebben gekozen - als overheid al het voorwerk doen, optimale duidelijkheid bieden en bedrijven in staat stellen met elkaar op prijs te concurreren - gaat het nu snel. De uitspraak dat windmolens draaien op subsidie, is misschien bij mensen blijven kleven. Ik hoop dat nu bij mensen blijft hangen dat we dicht in de buurt komen bij de situatie dat ze volledig zonder subsidie draaien, alleen maar op de wind.”
In de Tweede Kamer wordt steeds harder geroepen om een klimaatwet. Wat vindt u daarvan?
“Bij zo’n klimaatwet moet je kijken wat de meerwaarde ervan is. Hoe krijg je de overgang naar duurzame energie en een CO2-arme economie voor elkaar? Daarvoor zijn een plan, afspraken en krachtige uitvoering nodig. Een wettelijke verankering helpt, maar die is er al. Nederland heeft namelijk het klimaatakkoord van Parijs geratificeerd. Nu komt het erop aan verdere invulling en uitvoering te geven aan de Energieagenda.”
U noemt het Parijse klimaatakkoord. De nieuwe Amerikaanse president Trump wil er vanaf. In hoeverre brengt dat het akkoord in gevaar?
“Van de Verenigde Staten heb ik een dubbel beeld. Ik kom net uit Californië, de nummer acht economie van de wereld. Californië loopt al tien, vijftien jaar voorop met klimaatbeleid. Politici, de bevolking, universiteiten en bedrijven zijn zeer gemotiveerd. Daarnaast heb je de dingen die de heer Trump heeft gezegd in de verkiezingscampagne. Een land dat een terugtrekkende beweging maakt bij het klimaatakkoord, welk land dan ook, daar ben ik niet blij mee.”
Maar Trump neemt nu ook concrete stappen, dat lijkt meer dan een terugtrekkende beweging. Hij begint aan het akkoord te morrelen.
“Dat is zo, maar ook het Amerikaanse systeem kent ‘checks and balances’, ook Amerika houdt belang bij het maken en nakomen van internationale afspraken. We moeten kijken hoe het uitpakt. In algemene zin vind ik het een heel groot goed, dat 194 landen in de wereld een probleem onderkennen en willen oplossen. Als een land daar afstand van neemt, ben ik er ongelukkig mee.”