Heldin van het lesbische leven

Beelden uit de fotoroman die Sylvia Bodnár beroemd maakte in lesbisch-feministische kringen. (Trouw) Beeld
Beelden uit de fotoroman die Sylvia Bodnár beroemd maakte in lesbisch-feministische kringen. (Trouw)

Jarenlang zocht ze haar weg slingerend tussen bars en boeken. Uiteindelijk trok ze zich als een kluizenaar terug in de studeerkamer.

Jann Ruyters

In de fotoroman ’Haar liefde stond op het spel’ heeft Sylvia Bodnár een hoofdrol als de adellijke Marga van Laarhoven; het slachtoffer van een weddenschap tussen motormeisje Guusje en haar vriendinnen. Zou Guusje de mooiste dame van het dorp kunnen versieren? Na de bij het genre horende hobbels van bedrog, berouw en vergeving eindigt de fotoroman in een innige kus: ’Niets staat hun geluk nu in de weg!’

De fotoroman werd opgenomen in het ’Lesbisch Prachtboek’ (1979) diende als tegenwicht tegen de kommer en kwel die het lesbische leven in de jaren zeventig omringde. De fotostrip moest, naast plechtigere artikelen over androgynie en godin, het frivole hoogtepunt van het boek zijn. De mooie heldin werd gemakkelijk gevonden in eigen kring: Sylvia Bodnárs Marga was elegant, bedeesd, melancholiek, vrijmoedig, doortastend; net als Sylvia zelf.

Het Lesbisch Prachtboek maakte van de Nederlands-Hongaarse Sylvia Bodnár begin jaren tachtig een beroemdheid in eigen kring, iets wat ze door haar verschijning toch al een beetje was. In 1975 had Bodnár samen met haar toenmalige geliefde Dorelies Kraakman de allereerste vrouwenboekhandel annex café in Nederland opgericht: de Heksenkelder en Heksenketel, aan de Oude Gracht in Utrecht.

Als Sylvia ’de Heks’ binnenkwam, wat ze vrijwel dagelijks deed op zoek naar vertier, wijn en boeken, was het alsof de reïncarnatie van Virginia Woolf binnenschreed. Sylvia had niets op met de hobbezakkerige tuinbroekenmode die in feministische kringen populair was. Haar androgyne kledingstijl herinnerde meer aan Dietrich en Garbo: maatpakken met uitlopende broekspijpen en korte getailleerde jasjes. Ze had iets melancholieks, met die zachte melodieuze stem, die rustige, bedachtzame aanwezigheid.

Haar weemoedige uitstraling liet zich makkelijk rijmen met haar romantische niet-Nederlandse achtergrond. Sylvia Bodnár werd in 1946 in Hengelo geboren als kind van Hongaarse immigranten. Haar ouders waren allebei als kleuters na de Eerste Wereldoorlog per trein uit Hongarije naar Nederland gebracht. De Balkan was uiteengevallen, er heerste hongersnood en vanuit Nederland kwam hulp via ’Het Centraal Comité voor Hongaarsche vakantiekinderen’ dat de uitgemergelde kinderen naar Nederland haalde om aan te sterken. Nederlandse gezinnen kregen een toeslag als ze deze kinderen opnamen.

Sylvia’s moeder Erzibet kwam op een boerderij in Brabant terecht. Ze moest er hard werken en ging alleen naar de lagere school. Sylvia’s vader, Frits, had meer geluk. Hij groeide op bij een rijke boerenfamilie in Hengelo. Hij was een artistiek getalenteerde jongen, werd fotograaf en kreeg van zijn ouders een eigen fotozaak . Ze ontmoetten elkaar toen ze allebei in de twintig waren. Zij had al van hem gehoord als de Hongaarse jongen in Hengelo die zo mooi kon vioolspelen. Ze trouwden en kregen vier kinderen. Sylvia was het nakomertje, geboren in de nadagen van de relatie, toen Frits’ hang naar mooie vrouwen het huwelijk fataal werd. De Bodnárs scheidden in de jaren vijftig waarna Sylvia’s moeder een huis kraakte en haar vier kinderen verder alleen opvoedde.

Hoewel hier geboren en haar hele leven in Nederland wonend, voelde Sylvia zich nooit echt Nederlands. Ze moest huilen toen ze als jongvolwassene voor het eerst op Hongaarse bodem landde. Ze voelde zich thuis in het literaire klimaat in Boedapest, ze herkende de leeshonger en de melancholie van de Hongaren. Na de middelbare school ging ze in Utrecht Hongaarse letterkunde studeren; die studie bestond nog niet, maar ze vindt een professor die haar wil helpen de studie op poten te zetten.

Sylvia is lesbisch, als vanzelfsprekend, nooit nadrukkelijk maar wel openlijk. Toch sprak ze er niet over met haar moeder. Ze nam wel vriendinnen mee naar huis, maar ze introduceerde hen niet als geliefden. Haar vriendinnen pikte ze soms op in nachtclubs en bars, toch zijn ze niet van de straat.

Nog voor ze ging studeren leerde Bodnár professor Dessaur kennen, de schrijfster Andreas Burnier, een van haar eerste liefdes, die het korte verhaal ’Tot volgend jaar in Jeruzalem’ aan haar wijdde. Eind jaren zestig had Sylvia als 23-jarige een verhouding met de Griekse Melina, eigenaresse van ’Homolulu’, een van de eerste lesbische nachtclubs in Amsterdam. In die jaren was ze ook veel te vinden in het COC aan het Leidseplein waar ze bevriend raakte met de Engelse zangeres Dusty Springfield die in haar ’lost years’ begin jaren zeventig een tijd samen met haar twee poezen bij Sylvia in huis woonde, in het statige herenhuis aan de Tolsteegsingel in Utrecht.

Midden in de jaren zeventig start Sylvia Bodnár met haar toenmalige geliefde Dorelies Kraakman vrouwenboekhandel en vrouwencafé de Heksenkelder annex Heksenketel in Utrecht, een gebeurtenis die nationaal en internationaal de aandacht trok. „We wilden meer mogelijkheden voor vrouwen om zich te oriënteren op de samenleving vanuit feministisch perspectief”, vertelde ze onlangs in een terugblik in een Utrechts tijdschrift.

Eind jaren zeventig begon ze de literaire uitgeverij Vrouw Holle. Sylvia had een buitengewone neus voor teksten van bijzondere, tot dan toe onbekende schrijfsters. Vrouw Holle gaf onder meer de poëzie uit van Adrienne Rich, en teksten van Marina Tsvetajeva en Anna Achmatova.

Als uitgeefster, boekhandelaarster en vertaalster liet Bodnar zich inspireren door de vrouwen van de linkeroever die in de jaren twintig de literaire salons van Parijs beroemd maakten. Met haar eruditie, literaire smaak, voorkomen en stijl paste Sylvia ook beter tussen de chique literaire heldinnen van de jaren twintig zoals Sylvia Beach, Nathalie Barney en Djuna Barnes, dan tussen de Dolle Mina’s en Anja Meulenbelts van de jaren zeventig.

In de jaren tachtig stapte Sylvia vanuit het uitgeversvak over naar de KRO-radio. Eerst presenteerde ze het literaire programma ’Lezen voor de lijst’. Later raakte ze geïnteresseerd in spiritualiteit en new age en maakte ze samen met Frits Bloemink het radioprogramma Ararat, waarin ze mensen interviewde over ’alles wat raakt aan het wonderbaarlijke’ van boeddhisme tot graancirkels, van ufo’s tot klankschalen. Sylvia benaderde alles ernstig.

Haar turbulente liefdesleven kwam tot rust toen ze rond haar veertigste de wijn en het nachtleven eraan gaf. Ze ontmoette journaliste Rémi van der Elzen, de eerste vrouw met wie ze ook samen ging wonen, tot einde jaren negentig .

Sylvia paste met haar nauwgezetheid en geduld niet in de tijd waarin alles sneller en flitsender moet. Toen Ararat, ondanks hoge luistercijfers eind jaren negentig moest verdwijnen, trok Sylvia zich terug in haar werkkamer. De laatste jaren woonde ze alleen en zag weinig mensen meer. Dat kluizenaarsleven zat er altijd al in, zeggen vriendinnen nu.

Af en toe ruilde ze Utrecht in voor Rome waar ze zich ook met boeken omringde. Ze werkte aan een biografie van Giordano Bruno, de Italiaanse filosoof, kosmoloog en vrijdenker die in 1600 door de katholieke kerk vanwege zijn ketterse opvattingen op de brandstapel werd gebracht. Sylvia was getroffen door Bruno’s onconventionele denken en zijn volharding. Ze werkte lang aan de biografie, het boek moest perfect zijn voordat ze ermee naar buiten wilde treden.

Het manuscript over Bruno was bijna klaar toen Sylvia getroffen werd door een hersenbloeding. Een paar dagen stierf ze. Op de herdenkingsbijeenkomst in Slot Zuilen kwamen haar vriendinnen en verwanten bijeen. ’Als een wijs mens sterft, sterft een hele bibliotheek’, memoreert een van hen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden