Heibel over verborgen meesterwerken
Tientallen jaren lang lagen zij daar maar. In de stoffige kelder van het Museum voor Moderne Kunst in Teheran: Iraanse topschilderijen alsmede werken van onder meer Picasso, Van Gogh, Monet, Gauguin en Duchamps. De collectie was aangeschaft in de jaren zeventig onder leiding van Farah Diba, de vrouw van de laatste Iraanse sjah, Mohammed Reza Pahlavi. Van Frans impressionisme tot pop-art: een indrukwekkend geheel dat door veel kenners wordt beschouwd als de meest interessante moderne kunstcollectie buiten Europa. Het museum was zelfs speciaal voor deze werken gebouwd. Maar slechts kort na de bouw ervan brak in 1979 de Islamitische Revolutie uit.
En na die Revolutie konden de schilderijen onmogelijk blijven hangen, vonden de nieuwe machthebbers. Al die 'onfatsoenlijke' doeken waarin naakt en homoseksualiteit niet werden geschuwd, pasten totaal niet in de islamitische ideologie van de nieuwe republiek. Dus hup, naar de kelder ermee.
Nu de betrekkingen tussen Iran en het Westen dankzij de nucleaire deal weer wat beter worden, is de tijd rijp voor een cultureel akkoord, dacht men. Zestig Iraanse en westerse topstukken uit de verborgen collectie zouden dan ook worden uitgeleend aan de Gemäldegalerie in Berlijn. Veel kunstliefhebbers konden hun geluk niet op. Culturele kopstukken en diplomaten in Berlijn hadden er veel tijd en energie in gestoken om Iran zover te krijgen dat het de collectie aan de galerie zou uitlenen. Eindelijk zouden deze maand de werken weer getoond worden aan het grote publiek. De kaartverkoop was al begonnen en waarschijnlijk zou Farah Diba ook van de partij zijn. Kon het nog prestigieuzer ? In februari zou de tentoonstelling bovendien verhuizen naar het Maxxi Museum voor Moderne Kunst in Rome.
Maar niet iedereen was zo enthousiast. In Iran maakten veel kunstenaars zich zorgen. Zouden die westerse musea de stukken wel teruggeven? Misschien zouden de museummedewerkers daar de doeken wel stiekem verwisselen met namaakexemplaren. Bovendien was het project in nevelen gehuld; de Iraanse autoriteiten waren niet transparant over de vraag welke werken uit de collectie precies zouden worden uitgeleend.
Veel Iraniërs uit de kunstscene gaven daarnaast aan moeite te hebben met het idee dat Europese museumbezoekers kunst mogen bekijken die voor Iraniërs zelf verboden blijft. In 2012 was een deel van de collectie weliswaar in Teheran getoond, maar deze tentoonstelling bleek zwaar gecensureerd. De Federatie van Iraanse Kunstschilders moest ook niets hebben van het plan om de doeken aan Duitsland uit te lenen en diende een klacht in bij de Iraanse autoriteiten: de schilderijen moesten in Iran blijven.
Blijkbaar was dit verzoek niet aan dovemansoren gericht. Onlangs werd bekend dat Iran de tentoonstelling van zijn collectie in Duitsland voor onbekende tijd opschort. Naast de weerstand van de kunstenaars heeft het aftreden van de liberale cultuurminister Ali Jannati in oktober waarschijnlijk ook grote invloed gehad op de opschorting. Jannati was degene die de overeenkomst voor de spectaculaire tentoonstelling had getekend met de Duitse minister van buitenlandse zaken.
In Berlijn is de teleurstelling groot en blijft men hopen dat de Iraanse autoriteiten zich zullen bedenken. Alleen voor de verzekering en het transport van de werken was al 2,8 miljoen euro betaald.
Maar belangrijker dan dat is het diplomatieke fiasco dat met de opschorting gepaard gaat. De tentoonstelling moest symbool staan voor het aanhalen van vroegere banden, voor een fris vertrouwen tussen Iran en het Westen. Maar blijkbaar is dat vertrouwen vooralsnog ver te zoeken.
undefined