Heb ik een bloedmobieltje?

Het geweld in Oost-Congo wordt deels gefinancierd met de illegale opbrengst van grondstoffen voor mobiele telefoons. Seada Nourhussen vreest, als fervent beller, dat ze bijdraagt aan bloedvergieten. Dus gaat zij, samen met fotograaf Jan-Joseph Stok, op zoek naar de oorsprong van de ertsen in haar mobieltje. Van Amsterdam-West naar Oost-Congo. Aflevering 1: Oorlog kost geld.

Seada Nourhussen

Ik woon in Amsterdam en ik heb een mobieltje. Correctie: ik heb twee mobieltjes. Maar dat is niks bijzonders. Grote kans dat u er ook meer dan één in huis heeft. Er schijnen in Nederland namelijk meer mobieltjes dan mensen te zijn; bijna 20 miljoen, afgaande op het aantal aansluitingen dat TNO eind vorig jaar registreerde.

Ons mobieltje is zo langzamerhand veel belangrijker aan het worden dan een apparaat om mee te bellen. Bijna iedereen kent het gevoel van onbehagen, van je ’naakt’ of ’verloren’ voelen, als de mobiel per ongeluk thuis is blijven liggen of erger: kwijt is. Als ik heel eerlijk ben, gaat die van mij bijna nooit uit. Het is een verlengstuk van onszelf, vol belangrijke en minder belangrijke contacten, spontane foto’s en onze favoriete muziek.

Nu schijnt er een naar verhaal te schuilen achter de internationale handel in mobiele telefoons, alsook in laptops, iPods en andere mp3-spelers, spelcomputers, digitale camera’s en meer moderne (telecom)apparatuur. In die apparaten zitten metalen met vreemde namen als coltan, cassiteriet en wolframiet en bekendere ertsen als kobalt en goud. De grondstoffen komen uit verschillende delen van de wereld. Maar activisten van bijvoorbeeld het Britse Global Witness, het Amerikaanse Enough Project trekken al geruime tijd aan de bel over de winning van coltan en andere kostbare grondstoffen uit de Democratische Republiek Congo. En dan met name uit het oosten, dat verdeeld is in de provincies Noord- en Zuid-Kivu. Daar stikt het van de mijnen met coltan, cassiteriet, wolframiet en goud. Tot zover lijkt er niks aan de hand.

In Oost-Congo speelt zich echter een onophoudelijke oorlog af. De strijdende partijen beheren volgens rapporten van Global Witness verschillende mijnen waar coltan, wolframiet, cassiteriet en goud worden gedolven. De activisten van Enough Project uit Washington zeggen dat er een direct verband is tussen het aanhoudende geweld in Oost-Congo en de grondstoffenhandel. Want oorlog kost geld. Veel geld. Troepen moeten betaald en gevoed worden, munitie, wapens en uitrusting moeten worden gekocht.

Volgens Enough Project verdienen zowel Congo’s militairen van het geïntegreerde overheidsleger, die de bevolking zouden moeten beschermen, als de verschillende rebellengroepen jaarlijks zo’n 180 miljoen dollar aan de handel in de grondstoffen die in onze gadgets terechtkomen. Een schijntje, vergeleken bij de miljarden die verdiend worden aan mobiele telefoons, maar zo’n bedrag is in Oost-Congo een fortuin.

De gewapende groepen bezetten de mijnen en dwingen burgers om er te werken, zo staat in verschillende rapporten. Met het geld dat ze daar illegaal mee verdienen, kunnen zij hun strijd en terreur nog langer voortzetten.

Zoals ik eerder schreef: ik heb twee mobieltjes. Nu leeft bij mij de ongemakkelijke vraag: kleeft er bloed aan mijn mobiele telefoons? Ik vraag het aan Nokia, marktleider op het gebied van mobiele telefonie en de maker van een van mijn mobieltjes.

„Voor de duidelijkheid: wij kopen zelf geen grondstoffen aan”, zegt de Vlaamse Jurgen Thysman, communicatiemanager van Nokia Benelux. „Wij kopen onderdelen aan waar de grondstoffen al inzitten.” Thysman zegt dat Nokia haar leveranciers grondig doorlicht en certificaten met de herkomst van hun ruwe grondstoffen eist. „Sinds 2001 gaan wij de strijd aan met grondstoffen uit Congo. Sindsdien hebben wij het gebruik van coltan in onze telefoons van 6 naar 2 procent gereduceerd. Als marktleider willen wij absoluut geen handel drijven met conflictgebieden of rebellen. Maar de uitdaging zit niet aan de bovenkant van de keten maar aan de onderkant. Daar gebeuren dingen waar wij geen zicht op hebben.”

Dat klinkt een stuk verontrustender, maar ook eerlijker dan de verklaring op de website van Nokia. Daar staat dat ’op basis van eigen onderzoek, verklaringen van leveranciers en voortdurende discussies blijkt dat Nokia’s producten geen illegaal gedolven coltan bevatten’.

„Maar geen enkel mobiele telefoonmerk kan met 100 procent zekerheid beweren dat zijn apparaten geen conflictgrondstoffen bevatten”, reageert Tim Steinweg, onderzoeker van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (Somo) in Amsterdam, die de kar trekt van het internationale project makeITfair. Dit consortium van onderzoeksorganisaties uit Europa, Afrika en India neemt de elektronische industrie kritisch onder de loep. Steinweg: „Congo is een grote speler op de wereldmarkt van grondstoffen die in elektronica gebruikt worden. Dus de kans dat ze in onze telefoons terechtkomen is zeker aanwezig.”

Sommige experts zeggen dat niet Congo maar Brazilië de grootste leverancier van coltan is. Anderen noemen Australië het land met de grootste wereldvoorraad coltan. Wat moet ik geloven? „Die zogenaamd officiële cijfers zijn niet erg betrouwbaar”, werpt Steinweg tegen. „De meeste grondstoffen verlaten Congo namelijk illegaal.”

Voor veel vragen over de handel in grondstoffen uit Congo moeten we afzakken naar België, de voormalig kolonisator waarvan Congo op 30 juni 50 jaar onafhankelijk is. In Antwerpen weet Filip Hilgert van het International Peace Information Service (IPIS) veel over de handel in grondstoffen uit Congo. IPIS is gespecialiseerd in het maken van gedetailleerde kaarten die de vele gemilitariseerde mijnen in Oost-Congo markeren. Maar ik ben vooral ook benieuwd hoe het er in die mijnen aan toegaat. „De mijnen zijn voor ons vaak te gevaarlijk. Lokale organisaties brengen voor ons rapport uit.” Weet onderzoeker Steinweg van makeITfair dan iets van de omstandigheden in de mijnen? ,Nee. Wij denken dat lokale organisaties meer informatie los kunnen krijgen dan wijzelf.”

In België zitten ook veel handelaren in metalen uit Congo. In de rapporten over foute handel met Congo van bijvoorbeeld Global Witness worden veel Belgische bedrijven, zoals Traxys in Brussel, genoemd als grote spelers op de markt van ’conflictgrondstoffen’. Zo’n bedrijf weet natuurlijk alles van de grondstoffen uit mijn mobieltje. Maar een afspraak maken blijkt onmogelijk. „Wij doen geen zaken met Congo dus we hebben over dit onderwerp weinig te zeggen”, is het standaardantwoord dat de algemeen directeur door de telefoon geeft. „Maar waar haalt Traxys de producten dan vandaan? Hallo?” Dan gaat de hoorn op de haak. Terugbellen levert weinig op. Contact zoeken met Trademet, een ander Belgisch bedrijf dat in rapporten veel voorbij komt als handelaar in ertsen uit Congo, is eveneens zinloos. Ook H.C. Starck, wereldmarktleider in de verwerking van tantalium uit Duitsland, is onbereikbaar. Mailtjes worden netjes afgehandeld met een automatisch antwoord, maar leiden niet tot menselijk contact. Laat staan een bezoekje aan één van de fabrieken.

Mijn zoektocht naar antwoorden over de grondstoffen in mijn mobiele telefoon voert ook langs ’Matonge’, de Congolese wijk in Brussel. Misschien kunnen de Congolezen daar me verder helpen? In België wonen zo’n 45.000 Congolezen, maar ze lijken zich allemaal hier verzameld te hebben. Deze Brusselse buurt, vernoemd naar de wijk Matonge in de Congolese hoofdstad Kinshasa, ademt Afrika. Stoere Congolese jongeren met laaghangende broeken en trendy hanenkammen, moeders in traditionele gebatikte jurken en oudere heren in maatpak en glimmende lakschoenen komen in Matonge samen omdat ze hier alles vinden wat ze nodig hebben. Het wemelt er van winkels met nephaar om mee te vlechten, bedrukte Afrikaanse stoffen en delicatessen zoals gedroogde vis, maniokpoeder voor de bereiding van het deegachtige foufou en zelfs krokodil.

„Coltan? Cassiteriet?” De waardevolle grondstoffen uit zijn geboorteland zeggen Mozes Pires (20) niets. De Congolees-Belgische student architectuur staat te wachten voor een van de tientallen kapperszaken in Galerie d’Ixelles, het overdekte hart van Matonge, waar zijn vader een knipbeurt krijgt. „Congolezen zijn erg bezig met hun uiterlijk”, zegt Pires besmuikt terwijl hij met een afkeurende blik wenkt in de richting van een gespierde landgenoot met ontkroest haar, geëpileerde wenkbrauwen, blauwe kleurlenzen en onwaarschijnlijk strakke kleding.

Bij cafe ’Chez Maman Henriette’, zitten Congolese Brusselaren het einde van de werkweek te vieren. Congo is ver weg en ingewikkeld. De cafégasten praten over alledaagse beslommeringen en kijken verveeld op als hun wordt gevraagd naar de grondstoffen die in Oost-Congo geen zegen maar een vloek geworden zijn. Weten ze dat een paar bedrijven die er flink aan verdienen zich bij hen om de hoek bevinden? Het antwoord is vaak: nee.

Voor Maurice Beya (52) zijn Congo’s bodemschatten en hun rol in de oorlog geen geheim. Vanachter zijn 75 cl-fles Jupiler en ondanks zijn benevelde toestand doet hij haarfijn uit de doeken wat coltan en cassiteriet voor ertsen zijn. „Ik werk met computers, daarom weet ik er veel van.” Een gram coltan is duurder dan menig mobieltje, meent Beya. „Het is extreem waardevol. Zo waardevol, dat mensen ervoor moeten sterven.” Dan neemt hij weer een slok Jupiler en praat verder met zijn vrienden.

„Eenmaal in Europa kijken Congolezen over het algemeen niet achterom”, zo verklaart Bauduoin Amba Wetshi (56) de gelaten houding van zijn landgenoten. De gevluchte ex-diplomaat runt vanuit een klein kantoor in Matonge de politieke website Congo Independant. „Congolezen in België zijn weinig activistisch of politiek betrokken. Ze weten heus wel dat zich hier bedrijven verstoppen die hun land nog steeds uitbuiten, maar ze hebben het al druk genoeg met overleven.”

Veel van mijn vragen blijven in Nederland, België en Duitsland onbeantwoord. Waarom hangt de directeur van Traxys op als ik doorvraag? Waarom kan Nokia niet met 100 procent zekerheid zeggen dat de grondstoffen uit mijn mobieltje geen oorlog ondersteunen? En hoe ziet dat coltan en cassiteriet eruit? De echte antwoorden liggen waarschijnlijk in Oost-Congo.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden