Handbaltalenten uit eredivisie gehaald
amsterdam – - Met ingang van de competitie 2011-2012 zullen de speelsters van de Handbalacademie niet meer als ploeg in de vaderlandse competitie uitkomen. Daarmee komt na drie jaar een eind aan een opvallende constructie die moest leiden tot meer ervaring bij de jonge talenten van de opleiding op Papendal.
Het leverde in 2008 enig gekrakeel op en de constructie was wat ingewikkeld, maar het team van de Handbalacademie trad toch toe tot de eredivisie. Speelsters van de academie handbalden in de onderlinge ontmoeting voor hun eigen club en in de andere wedstrijden voor de academie. Daarom waren wedstrijden tegen de talentenploeg altijd doordeweeks.
Problemen waren er eigenlijk nooit. Dat de academie uit haar budget bijdroeg in de meerkosten van de andere ploegen zal het rumoer ook wel gesmoord hebben.
Dat er nu een eind aan komt, is het gevolg van een evaluatie die uitwees dat er een volgende stap nodig is, vertelt Ton van Linder, technisch directeur van het handbalverbond. „Vergelijking met andere landen heeft uitgewezen dat we wel vooruit zijn gegaan, maar toch nog achterliggen.
„In de huidige competitie leren we heel veel, maar we kunnen, vooral voor onze jonge internationals, onvoldoende internationale ervaring realiseren. Dus moeten we tijdens de competitie ruimte creëren voor internationale stages en toernooien. Daarvoor moeten we naar het buitenland.”
Hij geeft een voorbeeld hoe zo’n stage kan uitpakken. „Tijdens het EK in Noorwegen zijn we daar met de academiespeelsters geweest. We hebben er getraind, tegen Noorse clubs gespeeld en wedstrijden bekeken. Dat leverde een brok aan ervaring op.”
Die positieve vruchten wil de technisch directeur wel vaker plukken. Hij denkt aan stages bij Europese topclubs. „Trainen en veel sparren; drie, vier wedstrijden.” Vier tot vijf stages in een jaar acht hij vergelijkbaar met de inzet die meespelen in de competitie kost. Met als meerwaarde internationale ervaring boeken. „De competitiedeelname heeft ons in die drie jaar enorm veel wedstrijdervaring opgeleverd, laat dat duidelijk zijn. Maar het is niet genoeg’’, stelt Van Linder.
Zijn onderzoek wees uit dat de nationale vrouwenteams, vergeleken met alle Europese teams, in 2009 op een zesde plaats kwamen en over 2010 op de vierde. Dat was voornamelijk de verdienste van de goed presterende nationale jeugdteams. „Ik heb de balans opgemaakt van de resultaten van al onze selecties. Dan blijkt dat we na Noorwegen, Zweden en Rusland in Europa de vierde plaats innemen. Dat is hoopgevend, maar de absolute top is nog te ver weg.
„We denken nu dat deze nieuwe stap veel kan opleveren, al realiseren we ons dat veranderen ook een bepaald risico inhoudt”, houdt hij een slag om de arm.
Met de terugtocht uit de competitie draagt de Handbalacademie – gunstige bijkomstigheid – bij aan het probleem dat was ontstaan na het besluit de vrouwencompetitie van dertien tot tien ploegen in te krimpen.
„Dat betekent minder competitiewedstrijden, wat weer ruimte biedt aan een serieuze nacompetitie. Voor de competitie is dat ook weer positief”, aldus de technisch directeur.