Haal de melkkoe uit de verdrukking
Het welzijn van de koe blijft onderbelicht in de berichtgeving over de problemen van melkveehouders, meent Tom Roth.
Anderhalf jaar na de afschaffing van de melkquota stapelen de problemen voor melkboeren zich op. Melkprijzen zijn te laag, er is sprake van een mestoverschot en kleine melkveebedrijven worden weggeconcurreerd door megastallen. Vorige week kondigde staatssecretaris van economische zaken Martijn van Dam aan dat het mestoverschot als eerste aangepakt zal worden, om te zorgen dat de Nederlandse melkveesector kan voldoen aan de Europese eisen.
Door de problematiek rondom de boeren en het economische, eufemistische taalgebruik van de staatssecretaris wordt één belangrijke partij in de melkveehouderij vergeten: de koeien.
Om de mestproblematiek op te lossen, komt er onder andere 50 miljoen euro vrij voor het 'reduceren van de melkveestapel'. Dit klinkt alsof er afscheid moet worden genomen van een deel van de inboedel, maar wat staatssecretaris Van Dam karakteriseert als het 'reduceren van de melkveestapel', komt neer op het slachten van 200.000 levende wezens.
Deze eufemistische formulering laat precies zien waar het probleem zit binnen de hedendaagse mens-dierrelaties, en specifiek binnen de veehouderij: dieren zijn objecten, waar je makkelijk vanaf kan als er te veel zijn. En als je kans ziet om uit te breiden, dan koop je er gewoon weer wat bij.
Deze behandeling van dieren als objecten werkt op meerdere manieren door in de melkveehouderij. Zo is de productiviteit van melkkoeien de laatste veertig jaar door middel van kunstmatige selectie verdubbeld, met alle gevolgen van dien. Het lichamelijke welzijn van melkkoeien heeft ernstig onder de toegenomen productiviteit geleden.
Ten eerste leidt een hoge melkproductie tot een negatieve energiebalans: koeien die geselecteerd zijn op hoge melkproductiviteit, investeren zeer veel energie in melkproductie. Dit heeft vaak tot gevolg dat er meer energie nodig is voor het produceren van melk dan de koe binnenkrijgt via de voeding. Hierdoor zal de melkkoe haar eigen spier- en vetweefsel moeten aanspreken voor de productie van melk, wat leidt tot verzwakking, kreupelheid en een groter risico op infecties, zoals uierontstekingen. De selectie op hogere productiviteit gaat dus duidelijk ten koste van de melkkoe zelf.
undefined
Kalveren niet van belang
Daarnaast is er nóg een probleem met melkkoeien: ze moeten elk jaar zwanger worden en jongen krijgen om melk te blijven produceren. De kalveren zelf zijn echter niet van belang. Ze zijn eerder een economische last, omdat ze de melk opdrinken. Hier hebben veel melkveehouders echter een slimme 'oplossing' voor gevonden: moeder en kalf direct na de geboorte scheiden. Dit is een zeer onnatuurlijke situatie, aangezien kalfjes normaal 8 tot 11 maanden bij hun moeder blijven.
Vervolgens worden de kalfjes gevoed met kunstmelk, zonder verdoving onthoornd en meestal individueel gehuisvest, ondanks het feit dat koeien zeer sociale dieren zijn. De huidige situatie in de melkveehouderij ontneemt de kalfjes dus natuurlijke moederzorg en sociaal contact, omdat ze een last zijn voor melkveehouders.
Als de mannelijke kalfjes oud genoeg zijn worden ze verkocht en naar de slacht gebracht. De vrouwtjes mogen hun moeder vervangen, als die niet meer genoeg melk produceert. Dit is meestal al na zes jaar, omdat veel koeien dan al te weinig melk produceren om 'winstgevend' te zijn voor de boer. De rest van de vrouwelijke kalfjes gaat ook naar de slacht. Dit resulteert in de slacht van meer dan 1 miljoen kalfjes jonger dan acht maanden per jaar in Nederland.
In de berichtgeving over problemen in de melkveehouderij moeten we naast het belang van boeren ook het welzijn van melkkoeien serieus nemen.
undefined