GROOTSTE NEDERLANDER
Flauwekul of bittere ernst, de verkiezing van de Grootste Nederlander betrekt Nederlanders bij de eigen geschiedenis. Jaap de Berg, tot enige tijd geleden hoofdredacteur van Trouw, geeft een stemsuggestie.
Vanavond wordt iemand in een tv-uitzending uitgeroepen tot 'De Grootste Nederlander' en is het eindelijk gedaan met die 'show van flauwekul en onbenul'.
Zo typeerde althans een lezer op de Podium-pagina het verkiezingsspektakel waarop de KRO het publiek van Nederland 1 heeft getrakteerd.
Ook elders hebben de bedenkers de wind van voren gekregen. Ze zouden met hun historische Idols-circus het vaderlandse verleden te grabbel hebben gegooid voor Big Brother-fans die Willem van Oranje vereenzelvigen met de assistent van ex-bondscoach Dick Advocaat.
Minder elitair is de bedenking dat de fruitmand van de KRO noopt tot een keuze tussen appels en peren. 'Groot' is een vaag criterium, ook voor wie schertskandidaten als wijlen de Reus van Rotterdam met zijn 2 meter 37 en schoenmaat 62 meteen uitsluit. Zonder een steviger maatstaf laten de verdiensten van, pakweg, Vincent van Gogh en Drees, of Willem de Zwijger en Antoni van Leeuwenhoek, zich moeilijk vergelijken.
Wat niettemin in het initiatief van de KRO, De Telegraaf en het Historisch Nieuwsblad bekoort, is dat het extra voedsel geeft aan de herleefde belangstelling voor de Nederlandse geschiedenis, en zo hopelijk ook aan enige bezinning op onze autochtone identiteit.
In dit licht bezien komt aan de voorrondes van het gezelschapsspel -de tien uitzendingen over even zovele prominenten- meer betekenis toe dan aan de finale van vanavond.
De uitslag heeft weinig waarde. Hij typeert niet zozeer de genomineerden als wel de ongedefinieerde mini-minderheid van de bevolking die de moeite neemt te stemmen. Ze zal wel variëren van historisch onderlegden tot landgenoten voor wie de geschiedenis begon in hun geboortejaar of met een wedstrijd die elf Nederlanders in 1974 hadden moeten winnen van elf West-Duitsers. Velen zullen, ook in de finale, stemmen met hun hoofd; vele anderen met hun hart; sommigen met hun onderbuik. Op het resultaat valt geen staat te maken, en al helemaal niet wanneer gehaaide lobbyisten voor Fortuyn het nog minder representatief weten te maken door elk meer dan één stem uit te brengen.
Het begon allemaal met een lijst van tweehonderd deels vermeende kopstukken, opgesteld door Andrée van Es, Joost Zwagerman en voorzitter Herman Pleij (later in een van de uitzendingen ambassadeur voor Erasmus). Ruim 40000 stemmers halveerden het aantal kandidaten en rangschikten hen. Vanaf begin oktober kregen advocaten van de toptien gelegenheid de vip van hun voorkeur met argumenten en loze peptalk bij tv-kijkers aan te prijzen.
Aan de toptien valt op dat hij maar één vrouw telt: Anne Frank. Dit mag tegen de achtergrond van de traditionele geschiedschrijving begrijpelijk zijn, de organisatoren zouden vermoedelijk een breder publiek geënthousiasmeerd hebben, als ze twintig kandidaten tot de eindronde hadden toegelaten. Dan waren ook Aletta Jacobs, de eerste Nederlandse die arts werd en promoveerde (nr. 11), Annie M.G. Schmidt (13), koningin Juliana (14), majoor Bosshardt (16), de verzetsstrijdster Hannie Schaft (19) en koningin Wilhelmina (20) nog van de partij geweest.
Het Oranjehuis en zijn vele aanhangers moeten zich nu vergenoegen met één kanshebber bij de laatste uitverkorenen: Willem de Zwijger. Máxima mocht blijkbaar niet meedoen. Prins Claus eindigde op plaats 23, prins Bernhard -aanvankelijk te controversieel geacht, later toch aan de longlist toegevoegd- op 35. En koningin Beatrix, ocharme, werd door het beperkte electoraat slechts voor de koninklijke poedelprijs geschikt bevonden. Als 41ste moest ze zelfs Marco Borsato (38) en diskjockey DJ Tiësto (40) voor zich dulden alsook, met ruime voorsprong, haar vroegere gastheer Freddy Heineken (18).
Het zal een schrale troost zijn dat onder anderen Vondel (53, geflankeerd door André van Duin en Rinus Michels), Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen (59), Simon Stevin (90) en Abraham Kuyper (94) nog minder stemmen vergaarden.
In Trouw worden al ettelijke decennia geen stemadviezen meer verstrekt, al was het maar om handgemeen ter redactie te vermijden. Maar voor de eindronde van een pretentieloos spel als dit kan een al even pretentieloze uitzondering geen kwaad.
De eerste vraag is dan welke maatstaf moet worden aangelegd om de grootheid van elk der tien finalisten te bepalen. Mondiale beroemdheid? Creatief genie? Heldhaftige verrichtingen? Moet de eerste plaats toevallen aan de kandidaat die vermoedelijk meer handicaps -psychische, fysieke, sociale en wat dies meer zij- wist te overwinnen dan de anderen? Het zijn allemaal respectabele criteria, maar ik verkies degene van wie, zowel in Nederland als daarbuiten, de meest heilzame invloed lijkt te zijn uitgegaan.
Ziehier dan, in volgorde van toenemende voorkeur, mijn toptien:
10. Johan Cruijff. Wie Nederland sinds, pakweg, 1568 mag overzien en vervolgens een topvoetballer tot grootste vaderlander bombardeert, moet wel een omvangrijk scorebord voor zijn hoofd hebben. Wat die indruk nog versterkt, is de bewering -afkomstig van zowel tv-ambassadeur Michael van Praag, oud-voorzitter van Ajax, als VU-historicus Chris Lorenz- dat 'menige filosoof' aan uitspraken van Cruijff 'een puntje kan zuigen'.
9. Pim Fortuyn. Nostalgie en zijn tragische dood -volgens het Historisch Weekblad voor bijna half Nederland de belangrijkste gebeurtenis sinds 1945- zullen hem eerder een toppositie op de voorlopige ranglijst hebben bezorgd dan zijn erfenis. Per slot van rekening heeft hij voor zijn meeste fans weinig meer nagelaten dan het al goeddeels weggestemde samenraapsel van epigonen waarmee hij zich had omringd. Ongetwijfeld gaf hij stem aan genegeerde groepen, maar of behalve zijn mond ook zijn bestuurstalent groot genoeg was om hun belang te behartigen, zullen we nooit weten.
8. Michiel de Ruyter. Dé oorlogsheld van de Nederlandse zeventiende eeuw, nadien nog lang gevierd als 'Hollands Waterleeuw' en geroemd om zijn moed, tactisch inzicht, slagvaardigheid, vroomheid en hartelijkheid. Plichtsgetrouw ook tot het bittere einde. Toen zijn lastgevers hem in 1676 met te weinig schepen op zijn laatste tocht naar de Middellandse Zee zonden, ging hij zijn dood tegemoet met de woorden: ,,Waar de Heren Staten hun vlag betrouwen, zal ik mijn leven wagen''. Maar de tijd dat oorlogen tussen staten werden ervaren als 'een levensnoodzakelijkheid', om Jan Romein te citeren, ligt hopelijk net ver genoeg achter ons om Nederlands grootste admiraal de gouden medaille van de KRO te onthouden.
7. Willem Drees. De enige nationale vaderfiguur van de twintigste eeuw verdient de stem van iedereen wiens hoogste goed de sociale verzorgingsstaat is, waarvoor Drees met vier rooms-rode kabinetten de grondslag legde. Degelijk, redelijk, bereid tot compromissen, zuinig in het beheer van gemeenschapsgeld en met inzet voor wie verkommeren, belichaamde hij sterker dan zijn opvolgers de saaie deugden die het cement van een solidaire samenleving vormen. Had hij een werelddeel bestuurd, hij was hoger geklasseerd.
6. Anne Frank. Geen tragischer held(in) onder de laatste tien dan dit levenswijze meisje, dat met het wijdst verspreide dagboek ooit een heel wat ander Nederland op de wereldkaart zette dan Cruijff volgens Van Praag deed en dat uitgroeide tot een symbool van het Europese jodendom en de vernietiging ervan. Wat haar van het hoogste podium afhoudt, is het vermoeden dat haar heilzame invloed minder ver reikt dan die van enkele concurrenten.
5. en 4. Vincent van Gogh en Rembrandt. Hier nijpt het probleem van de onvergelijkbare grootheden het meest. Deze kunstenaars hebben wereldwijd tallozen de ogen geopend voor een onvermoede werkelijkheid, hen ontroerd en verstomd doen staan. Wie van de twee de kroon verdient, waag ik niet uit te maken. Van Gogh zou Rembrandt de eer hebben gelaten. Had hij er niet tien levensjaren voor over om veertien dagen voor diens 'Joodse Bruidje' te mogen zitten? Maar alleen wie kunst verheft tot surrogaatreligie, zal een schilder de hoogste eer waard vinden.
3. Willem van Oranje. Zonder zijn levenswerk had er geen grootste Nederlander gekozen kunnen worden -heeft een Nijmeegse historicus gezegd- en had misschien Lope de Vega of Freud in de top-tien gestaan. Een sterk argument, dat er niet zwakker op wordt wanneer we de opofferingen die hij zich getroostte, zijn volharding toen anderen versaagden, zijn afkeer van partijzucht en zijn streven naar geloofsvrijheid in het oordeel betrekken.
2. en 1. Antoni van Leeuwenhoek en Erasmus. De geniale amateur-wetenschapper uit Delft en de kosmopolitische pleitbezorger van verdraagzaamheid staan bovenaan, omdat ze, anders dan Oranje, niet alleen Nederlandse, maar mondiale erflaters van de beschaving zijn.
De een ontsloot in de zeventiende eeuw met lenzen van eigen makelij een nieuwe wereld in een waterdruppel, ontdekte als eerste microben en legde de grondslag voor onderzoek dat van wezensbelang zou worden voor de bestrijding van ziekten. De ander rijst uit de zestiende eeuw op als haar grootste Europese geleerde, maar vooral als een voorvechter van geestelijke vrijheid die -in een context waarin we ons moeilijk meer kunnen inleven- opkwam voor vrede, principiële tolerantie en een van bijgeloof gezuiverd christendom.
Misschien komt beiden de eerste plaats toe, ex aequo. Tot een keus tussen natuurwetenschap en wijsheid gedwongen beveel ik Erasmus aan, wiens geesteshouding velen heeft geïnspireerd, al zijn het er altijd, ook in het Nederland van november 2004, te weinig gebleven. Bovendien zou hij, getuige de 'Lof der zotheid', beter dan wie ook van de tien de draak hebben kunnen steken met het gedoe rondom 'De Grootste Nederlander', dit artikel inbegrepen.