Grof geweld in de Groningse nacht

Het proces tegen ex-SS'er Siert Bruins nadert z'n einde. Hij wordt beschuldigd van moord op verzetsstrijder Aldert Klaas Dijkema, in de nacht van 21 op 22 september 1944. Trouw reconstrueerde wat er die nacht gebeurde.

TEKST NICO DE FIJTER

Hij moest nog even weg, zei Aldert Klaas Dijkema tegen zijn vrouw, vroeg in de middag op een donderdag in september. Twee dagen later werd zijn lijk thuis afgeleverd. Twee kogels - een achter zijn linkeroor, een ander in zijn hals - hadden ervoor gezorgd dat de dood, zoals dat heet, onmiddellijk was ingetreden. Een derde kogel had zijn kruin geschampt. De twee mannen van de Sicherheitsdienst waren er zichtbaar trots op geweest dat ze Dijkema zo goed hadden geraakt, verklaarde de huisarts die dat onmiddellijke overlijden had vastgesteld.

Die twee mannen van de Sicherheitsdienst (SD) waren August Neuhäuser en Siert Bruins. Neuhäuser leeft allang niet meer, hij overleed in 1985. In 1949 al werd hij door de Groninger Kamer van het Bijzonder Gerechtshof in Leeuwarden veroordeeld tot zestien jaar cel. Voor onder veel meer de moord op Dijkema.

Bruins is 92 jaar oud en staat sinds begin september in de Duitse stad Hagen terecht voor de moord op Dijkema. Ook hij werd in 1949 veroordeeld, voor onder veel meer de moord op Dijkema. Maar anders dan Neuhäuser was Bruins er niet bij toen het vonnis over hem werd uitgesproken. Vlak voor het einde van de oorlog was hij naar Duitsland gevlucht waar hij decennialang de dans wist te ontspringen.

Aldert Klaas Dijkema (36) was boer. Geen hele grote, zoals je ze ook vaak zag in de Groninger provincie - zijn boerderij in Oosterwijtwerd was, net als het dorp, eenvoudig en klein. De grond is er goed voor een landbouwer. Klei. Het is er heel geschikt bieten telen. Wortelen ook, en uien. De smalle weggetjes van en naar de akkers zijn vaak spekglad van de natte klei die de landbouwvoertuigen op het wegdek achterlaten. En waar je Oosterwijtwerd ook uitrijdt, altijd is er dat vrije zicht op de vlakke akkervelden en de kerktoren van het volgende dorpje.

Dijkema was gereformeerd, uit volle overtuiging. Kinderen hadden hij en zijn vrouw Pieternella niet. Hij was actief in de kerk, in het verenigingsleven, in de lokale politiek. Hij voelde zich zeer thuis bij de ARP. "Die had nog wel burgemeester kunnen worden", zei een van zijn ooms na de oorlog. Haast als vanzelf - en dat hij gereformeerd was en ARP'er speelde daarbij zonder twijfel een grote rol - was Dijkema met het uitbreken van de oorlog in het verzet beland. Hulp aan onderduikers vooral. Bonnen, levensmiddelen, valse persoonsbewijzen, nieuwe onderduikadressen - dat werk.

Dat hij nog even weg moest, in de vroege middag van 21 september 1944, had alles met dat verzetswerk te maken. Een dag eerder was Dijkema op bezoek geweest bij Fokko Omta, die ondergedoken zat bij een oude weduwe in Bedum. Ze kenden elkaar uit het verzet. Omta - ook gereformeerd, ook ARP - had hulp nodig. Hij wilde een vals persoonsbewijs laten maken, en daar had hij een pasfoto voor nodig. Maar die foto zelf thuis gaan halen, op de boerderij van zijn ouders in Bierum waar Fokko kort daarvoor nog ondergedoken zat, was veel te riskant. Of Dijkema dat wilde regelen.

Bruins en Neuhäuser waren, samen met tientallen andere SD'ers en Landwachters, kort daarvoor ook al op de boerderij van de familie Omta geweest. Ze waren er (terecht) van overtuigd dat er onderduikers op de boerderij verstopt zaten. Niet voor het eerst werd de boel er overhoop gehaald en niet voor het eerst werd er niets of niemand gevonden.

Op 9 september waren ze er opnieuw. Neuhäuser had de leiding. Het liep verschrikkelijk uit de hand. De boerderij werd omsingeld, alle kamers werden overhoop gehaald, portretten van leden van het koninklijk huis van de muur getrokken. Fokko Omta (33), zijn twee broers en nog twee mannen zaten verstopt in een vernuftig weggewerkt hok in een van de schuren. Fokko was voorman van een knokploeg. Hij had meegedaan aan overvallen op distributiekantoren. En hij hielp mee met de verspreiding van Trouw, in 1943 opgericht als illegale verzetskrant.

De vijf onderduikers werden niet gevonden, maar ze konden vanuit hun schuilplek precies horen wat er op de boerderij gebeurde. Fokko schreef er kort na de oorlog over: 'De moffen zijn net gek. Overal timmeren en slaan ze, overal gooien ze alles overhoop, de dreigingen komen tot een toppunt; hier gaat iets gebeuren, de spanning wordt ondraag'lijk [...] Twee van de jongens schudden in hun angst zóó hevig, dat ik werkelijk bang begin te worden: we verraden onszelf. O, als ze ons eens vinden: vijf jongens, een paar radio's en heel veel belastend materiaal. Wat zal er dan van ons worden, en van pa en moe? [...] En dan ineens schijnt de hel losgebarsten in de stem van een der moffen: 'Wo ist der Junge?' Weldadig rustig klinkt daarop pa's stem: 'Ik heb u al eerder gezegd dat ik het niet weet. Ik kan het niet zeggen.' Meteen striemende zweepslagen of iets in dien geest: 'Und nun?' 'Ik kan niet meer zeggen dan ik weet.' Weer een slag, en opnieuw dat treiterend dreigende: 'Und nun?' [...] En dan ineens die twee schoten. Ze branden door mijn ziel. O, als eens... Maar nee, dat kán niet. Pa heeft immers niets misdaan, geen verkeerd woord gezegd."

August Neuhäuser verklaarde na de oorlog dat hij het was die de 65-jarige Aldert Derk Omta doodschoot. Zelfverdediging. Omta was met een hooivork op hem af gekomen, beweerde hij. Maar die hooivork, verklaarden alle andere getuigen achteraf, werd aan Omta's voeten gelegd nadat Neuhäuser hem in hoofd en hart geschoten had.

Fokko en de andere vier verdwenen 's nachts naar nieuwe onderduikadressen. Op de begrafenis durfden ze zich niet te vertonen.

Tot september 1944 stond de Sicherheitsdienst in Delfzijl niet bekend om zijn schrikbewind. Dat veranderde in de herfst van dat jaar. De dood van Aldert Derk Omta bleek de eerste in een reeks van zeker elf moorden door de Delfzijlse SD.

De SD-Dienststelle in de Marktstraat was in 1940 ingericht als Grenzpolizeipost en fungeerde om praktische redenen ook als SD-post. Dat de Duitse bezetters zo'n politiepost in Delfzijl wilden, had alles met de haven te maken: al het in- en uitgaande verkeer moest worden gecontroleerd, want er werd - ook vóór de oorlog al - driftig gesmokkeld. Maar ondanks de grenspost bleek de haven ook in de bezettingsjaren niet waterdicht. Delfzijlse verzetslieden smokkelden geregeld mensen, goederen en informatie het land uit.

September 1944 was de maand van Dolle Dinsdag. Golven van onterecht Hollands bevrijdingsoptimisme en Duitse bevrijdingsangst rolden door het land. Het was ook de maand van Operatie Market Garden, het geallieerde offensief dat van Nederland frontgebied maakte. En niet lang vóór september had Adolf Hitler, na de mislukte aanslag op zijn leven, het Niedermachungsbefehl afgekondigd: verzetsstrijders konden zonder proces onmiddellijk worden gedood. Misschien zorgden dat bevel én de grote onzekerheid van Dolle Dinsdag en Market Garden ervoor dat ook in Delfzijl het geweld toenam.

Niet dat het vóór die tijd lieverdjes waren, die Delfzijlse SD'ers. Integendeel. De strijd tegen het verzet in de noordelijke provincie was fel. De SD'ers wisten ook vóór 1944 al veel verzetsmensen op te pakken. In 1943 rolden ze dankzij een geslaagde infiltratieactie een Delfzijlse verzetsgroep op. Veel van de opgepakte verzetsmensen belandden voor vuurpelotons in gevangenkampen of werden doorgestuurd naar concentratiekampen of dwangarbeid. Een enkeling overleefde.

Maar zélf moorden, dat hadden de SD'ers in Delfzijl nog niet gedaan. Tot september 1944 had de Delfzijlse SD-voorman Heinrich Bordeaux nimmer een bevel tot Erschiessung afgegeven. Vanaf september 1944 veranderde dat. Voor de moord op Omta gaf hij geen bevel. Voor de moord op Dijkema wel.

De NSB-burgemeester van Bierum, Klaas Brontsema, had snel de telefoon gepakt toen hij, vroeg in de middag van 21 september van 1944, zag dat Aldert Klaas Dijkema zich in de buurt van de boerderij van de familie Omta ophield. Brontsema hield die boerderij sinds de dood van boer Omta extra goed in de gaten, want die vijf onderduikers hadden ze nog steeds niet te pakken. Dijkema hield hij al veel langer in het vizier. Dat was op verzoek van August Neuhäuser van de SD in Delfzijl. Want dat de boer uit Oosterwijtwerd actief was in het verzet, wisten ze allang. In 1942 was Dijkema al eens opgepakt en overgebracht naar Kamp Amersfoort. Daar werd hij na een aantal weken weer vrijgelaten. Dat Dijkema zich nu meldde bij de boerderij van de Omta's, dat was wel heel verdacht, vond de burgemeester. Hij belde Bordeaux.

Dijkema werd opgepakt. Een van Omta's knechten zag het gebeuren, verklaarde hij na de oorlog: "Toen ik op het land werkte bij de boerderij van Omta zag ik dat iemand de schuur van die boerderij binnenging en er later weer werd uitgeleid door enige andere personen die hem vreselijk mishandelden. Later begreep ik dat het om Aldert Klaas Dijkema ging." Dijkema werd afgevoerd naar de Dienststelle in Delfzijl. Bordeaux verhoorde Dijkema. Die had maar één ding te zeggen: "Ik bracht een beleefdheidsbezoek aan de Omta's".

's Avonds gaf Bordeaux opdracht om Dijkema te doden. En dan komt Siert Bruins in beeld.

Bruins stond laag op de ladder van de Delfzijlse SD-hiërarchie. Hij was Rottenführer, korporaal. Maar de SD-post in Delfzijl was klein - er werkten zo'n vijftien man, van zowel Duitse als Nederlandse komaf - en dat bood ruimte om met enige ontspanning met de hiërarchische verhoudingen om te gaan.

Bruins was in september '44 nog maar 23 jaar oud. En toch had hij al een lange geschiedenis in nationaal-socialistische kringen achter de rug. Dat had alles met zijn afkomst te maken. Bruins groeide op in een eenvoudig boerengezin in Vlagtwedde, in Zuid-Oost-Groningen. Zijn moeder had in de jaren dertig al sterke NSB-sympathieën. Het was op haar initiatief dat haar man Harm en haar zonen Siert en Derk zich bij de NSB aansloten. Met Harm liep het slecht af: na de oorlog belandde hij in een interneringskamp in de Groningse Carel Coenraadpolder. Hij werd er zo hevig mishandeld dat hij stierf.

Moeder Bruins wist haar zonen niet alleen tot NSB-lidmaatschap en -sympathie aan te sporen; toen de oorlog uitbarstte motiveerde ze Siert en Derk om zich te melden voor de Waffen-SS. "Het bolsjewisme moest worden bestreden", zou Siert er later over zeggen.

Dat viel nog niet mee. Voor Siert althans. Beide broers kwamen aan het oostfront terecht. Waar precies is niet duidelijk. Mogelijk bij Narwa, een stad in het huidige Estland, pal aan de Russische grens. Na vier maanden frontgevechten werd Siert ziek. Hij belandde in het lazaret en keerde terug in Nederland. Op 11 april 1943 meldde hij zich bij de SD in Delfzijl.

Derk bleef achter aan het oostfront. Hij wist er een dozijn Russische tanks uit te schakelen. Die 'heldendaad' leverde hem het Ridderkruis op. De hoge Duitse onderscheiding werd hem in augustus 1944 opgespeld. Siert en zijn ouders zullen er vast van gehoord hebben: de voorpagina van het herfstnummer van De Noorderstorm, een Groningse NSB-uitgave, werd er volledig mee gevuld. 'Wij eeren onze Groninger Ridderkruisdrager - kameraad Derk Bruins die door den Führer is onderscheiden met het Ridderkruis van het IJzerenkruis.'

In de avond van 21 september 1944 belde de Delfzijlse SD-baas Heinrich Bordeaux naar Groningen. De SD in Delfzijl stond onder bevel van de SD in de provinciehoofdstad. Dijkema zat nog steeds in de cel in Delfzijl. Bordeaux wilde van zijn superieuren in Groningen horen wat hij met de man moest doen. "Ik kreeg het bevel om Dijkema dood te laten schieten", verklaarde Bordeaux in 1949, toen hij zelf terecht stond. "Dat viel me zwaar", voegde hij er nog aan toe.

Over hoe het vanaf dat telefoongesprek precies verder ging, verschillen de lezingen. Aan wie gaf Bordeaux opdracht om Dijkema te doden? Aan Neuhäuser, aan Bruins, aan beiden? Bordeaux verklaarde in 1949 dat hij Neuhäuser de opdracht gaf. "En toen heb ik er waarschijnlijk bij gezegd dat hij maar een collega moest meenemen." Klopt niet, verklaarde Neuhäuser. Bruins zelf verklaarde vorig jaar in een tv-interview dat hij erbij was, maar verder geen enkele rol van betekenis heeft gespeeld en ook niet wist wat er met Dijkema moest gebeuren.

Vast staat dat Dijkema uit zijn cel werd gehaald, op de achterbank van een auto werd gezet, dat Bruins naast hem ging zitten, Neuhäuser achter het stuur kroop en vanaf de Dienststelle vertrok, in de richting van Appingedam. Het was inmiddels na middernacht.

Hoe het ook precies gegaan is, het was niet zo gek dat Bordeaux bij Neuhäuser en Bruins uitkwam. De twee hadden zich in de maanden ervoor steeds fanatiekere bestrijders van het Groningse verzet betoond. En dat stopte niet met de dood van Dijkema.

Op 13 juli 1944 deden vier SD'ers een inval in een woning in Wagenborgen, niet ver van Delfzijl. Bruins was een van de vier. Verzetsman Johannes Wardenaar uit Sappemeer zat er ondergedoken. Hij werd opgepakt en door Bruins en zijn collega's vastgezet in Delfzijl voordat hij werd overgebracht naar Kamp Amersfoort en afgevoerd naar een Duits krijgsgevangenenkamp. Hij overleefde de oorlog. Zijn vader en broer niet. Bruins was er ook bij toen die twee mannen werden opgepakt. Vader Wardenaar stierf in februari '45 in een Duits concentratiekamp. Zijn zoon werd twee maanden later in een gevangenkamp in Norg gefusilleerd.

Net als Fokko Omta waren de Wardenaars actief voor het illegale Trouw. De krant werd veel verspreid en gelezen in Groningen. Acht geheime drukkerijen telde de provincie, in Appingedam onder andere, Siddeburen, en Wagenborgen. Die laatste zal in de buurt hebben gestaan van de woning waar Johannes Wardenaar zat ondergedoken: bij de huiszoeking op 13 juli troffen de SD'ers er een paar duizend exemplaren van de krant aan.

Veel Groningse verzetsmensen hielpen mee Trouw te verspreiden. Een heel aantal van hen kruiste het pad van Bruins en de Delfzijlse SD. Sommigen verdwenen in concentratiekampen of stierven voor een executiepeloton.

Bij een razzia in Hoogeveen pakte Bruins verzetsman Johannes Overman op. Onder zijn kleding had Overman een paar exemplaren van Trouw verstopt. Bruins fouilleerde hem, de krantjes kwamen tevoorschijn. "Als iemand die door een adder werd gebeten, ging Siert Bruins na het vinden van deze illegale blaadjes tekeer", verklaarde Overman na de oorlog. "Als een wilde man begon hij mij met zijn stengun te slaan. Hij sloeg mij opzettelijk met zijn stengun tegen mijn mond, waardoor hij mij finaal twee tanden uit mijn mond sloeg. Terwijl Bruins met mij bezig was, verschenen er nog twee SD'ers en ook deze kerels pakten mij vast en sloegen en trapten mij overal, waardoor ik van de ene hoek van de keuken naar de andere hoek werd getrapt." Overman werd afgevoerd en moest tot het einde van de oorlog dwangarbeid verrichten op het Duitse eiland Borkum.

Een dag voor de razzia was Bruins een van de vijf mannen die op de begraafplaats van Delfzijl de ondergedoken verzetsman Baltes Timmer doodschoten. Het executiepeloton stond onder leiding van Neuhäuser. Die was ook bij de razzia in Hoogezand geweest.

Bruins was er niet bij toen in de nacht van 9 op 10 september Ruurd de Bruin werd doodgeschoten. Neuhäuser wel. De Bruin had geweigerd te vertellen waar zijn broer - die onder andere voor Trouw in het verzet zat - zich had verstopt. Bordeaux had Neuhäuser opdracht gegeven om De Bruin te doden. En dat moest eruit zien alsof De Bruin op de vlucht was neergeschoten.

Zo moest het bij Dijkema ook gaan.

Neuhäuser stopte de auto net voor Appingedam, vlakbij de Bronsmotorenfabriek, langs het slingerende Damsterdiep. Ze waren net een paar minuten onderweg. "Ga maar even pissen", zeiden Neuhäuser en Bruins tegen Dijkema. De drie mannen stapten uit. Het was donker. Dijkema stak z'n handen in de zakken van z'n overjas, liep bij de auto vandaan, midden op de weg, terug in de richting van Delfzijl. Een kogel schampte zijn kruin, een ander raakte hem achter zijn linkeroor, een derde in zijn hals. Hij was op slag dood.

De agent, de marechaussee en de huisarts die nog geen uur later op de moordplek arriveerden, zagen het onmiddellijk: niks op de vlucht doodgeschoten, dit was een executie. Terwijl Neuhäuser naar Appingedam was gereden om de dood van Dijkema bij de Nederlandse politie te melden - "helaas, er is een dode gevallen, we moesten wel, auf der Flucht erschossen" - had Bruins het lijk van Dijkema van het midden van de weg naar de berm versleept. Maar die handen van Dijkema, die zaten nog steeds in z'n zakken.

"Wie vlucht er nou met z'n handen in z'n zakken", dachten de agent, de marechaussee en de huisarts. Maar ze durfden er niets over te zeggen. Te riskant.

Terug op de Dienststelle raakte Bruins in de ochtend aan de praat met zijn SD-collega Jan Sievers. "Bruins deelde mij toen mee dat Neuhäuser en hij die nacht de landbouwer Dijkema van Oosterwijtwerd te Appingedam hadden laten pissen." Die uitdrukking, verklaarden meerdere SD'ers na de oorlog, betekende niets anders dan dat iemand met een vooropgezet doel werd doodgeschoten.

De burgemeester van 't Zandt informeerde Pieternella Dijkema later op de dag over het lot van haar man. De volgende dag werd het lichaam van Aldert Klaas thuis in Oosterwijtwerd afgeleverd. Zijn hoofd zat in het verband. Raar eigenlijk, want enig medisch doel kan dat verband niet gediend hebben. Misschien dat de huisarts het er omheen gewikkeld had om het er wat minder naar uit te laten zien.

Samen met het lichaam leverde de SD ook een paar bevelen af. Dijkema moest binnen drie dagen worden begraven. Bezoek aan huis was niet toegestaan. En bij de begrafenis mochten niet meer dan tien mensen aanwezig zijn.

Verantwoording
Dit artikel is gebaseerd op de zittingen in het proces tegen Siert Bruins in de rechtbank van het Duitse Hagen, gesprekken met een reeks betrokkenen (onder wie officier van justitie in het Bruins-proces Andreas Brendel, Bruins' advocaat Klaus Peter Kniffka, de advocaat van de nabestaanden Detlef Hartmann, de Duitse historicus Stephan Stracke en de Delfzijlse historicus Franz Lenselink, die ook in het proces als getuige-deskundige optrad), dossieronderzoek in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (dat is ondergebracht in het Nationaal Archief), het archief van de Stichting Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen, het vonnis tegen Bruins uit 1949 en een lange reeks andere schriftelijke bronnen.

Hoe Bruins al die tijd de dans ontsprong
Heinrich Bordeaux, chef van de Sicherheitsdienst in Delfzijl, werd in 1949 door de Groninger Kamer van het Bijzonder Gerechtshof van Leeuwarden tot tien jaar cel veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij zes verschillende executies. August Neuhäuser, zijn ondergeschikte en de collega van Bruins, werd in datzelfde jaar door dezelfde rechtbank tot zestien jaar cel veroordeeld. Beide mannen werden ook veroordeeld voor hun rol in de moord op Aldert Klaas Dijkema. En beide mannen werd, zoals veel veroordeelde oorlogsmisdadigers, in de jaren vijftig gratie verleend. Neuhäuser overleed in 1985, Bordeaux in 1999.

Maar Bruins ontsprong de dans decennialang. Op een van de laatste dagen van de oorlog nam hij de laatste boot die van Delfzijl naar het Duitse Emden voer. Zijn SS-lidmaatschap maakte dat hij aanspraak kon maken op de Duitse nationaliteit. Zijn vrouw Sapke kwam aanvankelijk in een interneringskamp terecht. Maar ze was zwanger en daarom werd ze vrijgelaten. Ze reisde Bruins achterna.

Op 25 april 1949 werd Bruins in Nederland bij verstek ter dood veroordeeld voor het doden van Dijkema, Baltes Timmer en voor zijn betrokkenheid bij de arrestatie en mishandeling van verzetslieden. De veroordeling gold ook voor de moord op de twee Joodse broers Lazarus en Meijer Sleutelberg, vlak voor het einde van de oorlog.

Terwijl in Nederland de rechters zich over zijn zaak bogen, vestigde Bruins zich met zijn vrouw in het dorpje Altenbreckerfeld, een stukje onder Dortmund. Siert junior en Egbert werden geboren. Bruins begon een tuinbouwbedrijf en werd een gerespecteerd burger, ouderling in de kerk, actief in het verenigingsleven. Toen het Simon Wiesenthal Centrum eind jaren zeventig Bruins opspoorde en er vooral in Nederland een luide roep klonk om de SD'er zijn straf te laten ondergaan, schaarde het dorp zich om hem heen.

Het Nederlandse verzoek om uitlevering werd afgewezen: Duitsland levert geen eigen onderdanen uit. Nederlandse pogingen om Bruins in Duitsland zijn Nederlandse straf (die inmiddels was omgezet in een levenslange gevangenisstraf) uit te laten zitten, mislukten. Maar de Duitse justitie besloot wel om hem te vervolgen voor de moord op twee Joodse broers, vlak voor het einde van de oorlog. In 1980 kreeg hij zeven jaar cel, waarvan hij er vijf uitzat.

Voor de dood van Dijkema werd hij destijds niet vervolgd. De Duitse justitie meende dat het doden van Dijkema een geval van doodslag was en daarom allang verjaard. Inmiddels is justitie in Duitsland daar anders over gaan denken. Het doden van Dijkema was moord en daarom moet Bruins worden vervolgd, is nu het standpunt. Sinds 2 september staat hij terecht in de rechtbank van het Duitse Hagen.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden