Goslinga / Tussen het CDA van JP en de SP van Jan dreigt het redelijke midden te verdwijnen
De staat dringt de overmoedigen terug, beschermt de zwakken, verdeelt het risico en stelt zich in het haastig gedrang aan allen tot gids. Dit citaat is niet afkomstig van SP-leider Jan Marijnissen, die op weg lijkt naar een spectaculaire doorbraak in de politieke verhoudingen, maar van de liberaal Pieter Cort van der Linden, die een kleine honderd jaar geleden als premier van een minderheidskabinet het politieke bestel op zijn kop zette.
Voor zover er beduchtheid bestaat voor het verschijnsel van minderheidskabinetten kunnen de prestaties van Cort van der Linden tot een andere kijk aanleiding geven. Zijn kabinet maakte tussen 1913 en 1918 een eind aan de schoolstrijd, voerde het algemeen kiesrecht voor mannen in, maakte de weg voor het vrouwenkiesrecht vrij, besloot tot aanleg van de Afsluitdijk om de Zuiderzee te kunnen inpolderen en introduceerde een inkomstenbelasting. Het had maar een haar gescheeld of het had ook een staatspensioen ingevoerd, vijftig jaar voordat dit pas werkelijk gebeurde.
Deze wapenfeiten waren in feite de codificatie van de grote sociale veranderingen in die tijd, die om een andere verhouding tussen het individu en de overheid vroegen. In die zin is er een overeenkomst met deze periode, zij het spiegelbeeldig. Nam Cort van der Linden afscheid van het klassiek-liberale beginsel van het vrije spel der maatschappelijke krachten (omdat er weinig mee uit te richten viel tegen de sociale ellende), onder de kabinetten-Balkenende zijn we juist op de weg terug.
Van der Linden bekeerde zich tot staatsbemoeienis in het economische en sociale leven, zoals hij in bovenstaand citaat bloemrijk tot uitdrukking bracht; het CDA onder leiding van Balkenende is met steun van de liberalen bezig de overheidsinmenging terug te dringen. De kernvraag bij deze verkiezingen is, teruggebracht tot schematische eenvoud, of we op die neoliberale weg moeten voortgaan, zoals het CDA en de VVD willen, of met de linkse partijen willen vasthouden aan een beschermende en verdelende rol van de staat in ’het haastig gedrang’.
In het antwoord op deze vraag zien we in ons veelstromenland nogal wat nuances en tussenposities, maar vooral onder invloed van Balkenende aan de ene en Marijnissen aan de andere kant is er een harde rechts-links tegenstelling ontstaan. Afgaande op de peilingen, die vanwege het grote aantal zwevers nog niks zeggen over de einduitslag komende woensdag, wordt PvdA-leider Bos in deze polarisatie vermalen. Zijn tragiek is niet dat hij zich heeft vergist in de rol van de SP, maar in die van het CDA. De generatie-Balkenende heeft ervoor gekozen de klassieke rol van de christen-democraten, bruggenbouwers, op te geven. In plaats daarvan lijkt het oogmerk zich met een neoliberale koers op economisch, en een conservatieve koers op cultureel terrein breed op de rechterflank te situeren.
VVD-leider Bolkestein beoogde met zijn partij hetzelfde in de jaren negentig, maar hij slaagde er niet in de verdeelde liberale gemeente achter deze strategie te verenigen. In de dagen van Cort van der Linden viel de liberale partij door interne verdeeldheid over het antwoord op de veranderende sociale verhoudingen in drie stukken uiteen. Zoiets dreigt nu weer te gebeuren. VVD-lijstaanvoerder Rutte dacht de breuklijn te kunnen overstijgen met een optimistisch getoonzet economisch program, maar hij lijkt de conservatieve krachten in de samenleving en daarmee zijn rivaal Rita Verdonk te hebben onderschat.
Kenmerkend voor de koersverandering van het CDA is dat oproepen van oud-leider Lubbers aan zijn partij om in het integratiedebatje de rol van bruggenbouwer op zich te nemen, steeds opzichtig zijn genegeerd. In de kwestie van het generaal pardon voor oude asielzoekers, het kristallisatiepunt in de scheiding der geesten die zich aan het voltrekken is, kiest Balkenende voor Rita Verdonk en neemt hij afstand van de sociale vleugel van zijn partij, die steeds meer gezicht krijgt: Ruud Lubbers, Willem Aantjes, Doekle Terpstra, Gerd Leers, Bert de Vries.
Het nieuwe machtsstreven van de huidige CDA-top is uiterst riskant. Niet alleen dreigt een deel van de achterban vervreemd te raken, ook bestaat de kans dat de partij in de formatie met lege handen komt te staan, omdat de VVD te klein is en de PvdA, na de op de persoon gerichte campagne van de christen-democraten richting Bos, niet langer happig om als regeringspartner op te treden, zeker niet met een vergrote SP op de linkerflank. Vanwege dit perspectief en de snelle vermenigvuldiging van de breekpunten wordt er in Den Haag steeds meer gesproken over de optie van een minderheidskabinet.
De liberale vice-premier Zalm zinspeelde deze week openlijk op deze mogelijkheid. Dat kwam niet zomaar uit de lucht vallen. De christen-democraten wilden in juni, na de val van Balkenende-II over de kwestie-Hirsi Ali, zelfs zonder tussenkomst van de kiezers, al in een minderheidskabinet met de liberalen doorregeren. Gezien de wapenfeiten van Cort van der Linden kan een minderheidskabinet vruchtbaar zijn, en in theorie komt het parlement in zo’n constellatie meer tot zijn recht omdat ministers steeds op zoek moeten naar een meerderheid voor hun voorstellen. Maar in de gepolariseerde en bedorven verhoudingen van dit moment is scepsis tegenover dit hier onbekende fenomeen geboden.
Maar misschien zit er straks niets anders op en krijgt Balkenende of, als de linkse coalitie in aanbouw groter wordt dan CDA en VVD, Bos of Marijnissen de opdracht een minderheidskabinet te vormen. De grotere beweging daarachter is een splijting van het politieke krachtenveld, die een eind zou maken aan het harmonie- en overlegmodel. Tussen alle flauwekul in deze campagne door is de echte strijd die tussen de overmoedigen en de gematigde krachten.
Het CDA van JP heeft het kamp van de overmoedigen gekozen. De opkomst van de SP is daarvan het spiegelbeeld.