Goslinga / Balkenende IV is niet rood en niet christelijk, maar multicultureel

’Heeft u al iets christelijks meegemaakt?’, vroeg een verslaggeefster van het NOS-Journaal donderdag aan de sociaal-democratische minister Guusje ter Horst. Hoewel de onbeholpen formulering iets hilarisch heeft, was de vraag in het perspectief van de naoorlogse politieke geschiedenis zo vreemd nog niet. Waarom zou een kabinet met een getalsmatig overwicht van twee christelijke partijen dat niet op een of andere manier, al was het maar symbolisch, tot uitdrukking brengen?

door Hans Goslinga

Een van de eerste daden van het overwegend progressieve kabinet-Den Uyl in 1973 was het schrappen van de bede uit de Troonrede. Dat was een welbewuste politieke daad. De sociaal-democratische premier wilde markeren dat het met de langdurige machtspositie van de christen-democraten was gedaan. Niets maakte dat scherper duidelijk dan beëindiging van de traditie om Gods naam in het staatkundig leven aan te roepen.

In dat besluit zat een sterk revanchistisch element. Begin jaren vijftig hadden de bisschoppen de sociaal-democraten gekrenkt door de PvdA, de rooie vakcentrale NVV en de Vara voor de katholieke gelovigen in de ban te doen. In 1966 volgde de Nacht van Schmelzer, waarin de leider van de katholieken de samenwerking met de sociaal-democraten onverhoeds verbrak. Deze gebeurtenis luidde een periode van heftige polarisatie in, niet alleen tussen links en rechts, maar ook tussen vrijzinnig en christelijk.

Deze tegenstelling heeft in de Nederlandse politiek altijd een half verborgen, maar belangrijke rol gespeeld. D66 kan zelfs als de politieke uitdrukking worden gezien van de wil van vrijzinnigen de christen-democraten uit het machtscentrum te verdrijven. Den Uyl poogde deze positie te breken door het christelijk volksdeel tot een keus tussen links en rechts te dwingen, maar hij vergiste zich in de veerkracht van de christen-democratie en, misschien nog wel meer, in de bestendigheid van de religie.

In dit perspectief kan de coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie worden beschouwd als een eerste poging aan de gedurige tegenstelling een eind te maken. Hoe dan ook zijn de drie partijen erin geslaagd de oude scheidslijnen met een overstijgend program te slechten. Deze betekenis weerspiegelt zich in de samenstelling van de bewindsliedenploeg, die multireligieus en multicultureel is. In het paradijs van Balkenende IV wandelt de atheïst Plasterk met de orthodox-protestantse Rouvoet, en de licht islamofobe katholiek Verhagen met de moslim Aboutaleb.

Tegen deze achtergrond is het volkomen begrijpelijk dat de twee christelijke partijen hebben afgezien van chauvinistisch vlagvertoon. Als krant moeten wij ons nog eens indringend afvragen of het etiket ’christelijk-rood’ voor dit kabinet wel toepasselijk is. Voor alles is de ploeg multicultureel. Dat karakter krijgt niet alleen reliëf door de recente geschiedenis, maar ook door de politieke omgeving waarin het zal moeten opereren.

Daarin zien we allereerst de vrijzinnigen in VVD, D66 en GroenLinks, die zullen pogen een polarisatie langs de oude cultureel-religieuze lijn op gang te brengen. Totnutoe hebben die pogingen een nogal krampachtig en gekunsteld karakter. Dat blijkt uit het verzet tegen de coalitie-afspraken over de bescherming van ambtenaren met gewetensbezwaren tegen het sluiten van een homohuwelijk. Dat verzet is louter Prinzipienreiterei, omdat zich in de vijfjarige praktijk nimmer problemen hebben voorgedaan. De afspraken bieden politiek wel een aanvalsvlak voor de oppositie, omdat de PvdA met een flinke vrijzinnige aanhang voor de bezwaren gevoelig is.

Die gevoeligheid is nog toegenomen, nu de geestelijke vader van het homohuwelijk, de Amsterdamse burgemeeester Job Cohen, het principe heeft verheven boven de praktische regeling die hij destijds als staatssecretaris in Kok II zelf heeft getroffen. Het hemd van het roze Amsterdam is hem kennelijk nader dan de rok van de landsbestuurder die gedwongen is tot compromissen en bestuurlijk pragmatisme. De coalitie-afspraak past echter bij dit kabinet, dat niet alleen de pluriformiteit van de samenleving verbeeldt, maar de verscheidenheid ook wil verdedigen.

In zo’n samenleving is het van essentieel belang dat er tussen de grondrechten geen rangorde bestaat. Bij botsingen zal ofwel een praktische oplossing ofwel het laatste woord van de rechter uitkomst moeten geven. Deze notie is van betekenis nu zich in de oppositie met de Partij voor de vrijheid van Geert Wilders een stroming aandient die zich ronduit als anti-islamitisch afficheert. De partij heeft al laten zien daar ver in te gaan door de loyaliteit van immigranten met een dubbele nationaliteit in twijfel te trekken.

Deze agitatie, die zich vorige week rechtstreeks tegen de aankomende PvdA-bewindslieden Albayrak en Aboutaleb, richtte, is on-Nederlands. ’In het kleine zijn wij kittelorig en vervelend, maar in het grote principieel verdraagzaam, en wij willen vooral geen uitersten’, schreef veertig jaar terug de historicus A. Chorus over onze volksaard. De PVV wijkt van deze oertrek af met een veel gevaarlijker soort Prinzipienreiterei dan die van D66-leider Pechtold. Meer dan het kabinet zal de VVD van de Partij voor de Vrijheid last hebben, omdat een deel van haar kiezers, de vleugel van Rita Verdonk, voor deze retoriek gevoelig is. Zo de liberalen al ergens behoefte aan hebben, is het aan rust en herbronning, maar met Verdonk in haar midden en Wilders net buiten de deur zal het daar niet van komen.

Balkenende IV zal zich niet snel door de oppositie van zijn stuk laten brengen, omdat het steunt op een coalitie die haar kracht in zichzelf heeft gevonden. Met het program en de personele samenstelling verbeeldt het de stap die nodig is om dit land uit de kramp van de integratiekwestie te bevrijden.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden