Godsdienstvrijheid
Het valt niet te ontkennen dat veel (jonge) islamieten in het Midden-Oosten twijfelen over het gedachtegoed dat zij van huis uit meegekregen hebben.
Maar het gaat absoluut te ver om te stellen dat in Egypte 'de discussie over godsdienstvrijheid is opgelaaid' zoals Trouw formuleerde in een kop (zaterdag 21 september). Discussies worden door de staatsmedia niet aangewakkerd, maar geïnitieerd, gecontroleerd en wanneer ze hun dienst hebben gedaan weer uitgedoofd.
In de wereld van de Egyptische staatsmedia valt geen blad van de boom zonder de goedkeuring van de heersende machtskliek, onder leiding van president Moebarak. De generaal b.d. Mohammed Sjibl schreef in het weekblad October dat het verbod op uittreding uit de islam vooruitgang in de weg staat. Volgens de wetten van de Midden-Oosterse logica kan de, op het oog zo moedige, Sjibl niets anders zijn dan een pion in handen van het regime, die aan de buitenwereld moet tonen dat Egypte een beschaafde natie is, waarbinnen godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting bestaat of in ontwikkeling is.
De schijnbaar liberale uitingen van Sjibl en al-Azhar-theoloog Bajoemi, zijn enkel onderdeel van een pr-offensief van de Egyptische regering in de richting van het Westen. Dit offensief heeft alles te maken met het huidige dieptepunt in de relatie tussen Egypte en de VS, veroorzaakt door de meningsverschillen over Irak, Arafat, en de recente veroordeling van Amerikaans staatsburger en mensenrechtenactivist Saad al-Din Ibrahim tot zeven jaar cel door een Egyptische rechtbank. De Egyptische burger zal er dan ook geen positieve effecten van ondervinden.
Het in het stuk genoemde 'college voor islamitische studies' van de Al-Azhar Universiteit, is hetzelfde als het comité van Ethiek en Filosofie van Al-Azhar. Dit comité doet inderdaad morele aanbevelingen, echter veelal op instigatie van de Egyptische overheid. Een lid van dit comité verklaarde na de recente aanbeveling om afvalligen voortaan de rest van hun leven de tijd te geven om berouw te tonen: ,,We zijn tot deze beslissing gekomen omdat zij het beste past bij de huidige internationale omstandigheden''.
Het is verleidelijk hard te juichen bij 'positieve' berichten uit het Midden-Oosten. Het is echter van belang onderscheid te maken tussen praktijk en retoriek. In het stuk wordt de indruk gewekt dat Ayaan Hirsi Ali beschermd wordt door Al-Azhar. Zo ver is dit invloedrijke instituut, jammer genoeg, nog lang niet.