Interview
'God' zeggen zonder te giechelen
Hij behoort tot de intellectuele voorhoede van Nederland, waar het not done is om religieus te zijn. Maar Stephan Sanders begint het geloof te ontdekken.
Een late coming out, zo noemt Stephan Sanders de schoorvoetende erkenning van zijn religieuze geaardheid. 'Misschien moet ik maar gelovig worden', schreef hij in Vrij Nederland. Hij is niet de enige intellectueel die zich tot God wendt - Joost Zwagerman bijvoorbeeld liet een cyclus religieuze gedichten na - al is van een beweging, of zelfs een beweginkje, volgens Sanders geen sprake.
Wel signaleert hij dat het christendom niet meer automatisch samenvalt met trauma's, zoals lang het geval was. Zelf zit hij in het 'beginnersklasje', zoals hij het formuleert in een briefwisseling in de Groene Amsterdammer. "Ik zeg nu 'God' en hoef dat woord niet door te spoelen met twee of drie flessen wijn. Het is een begin."
Meneer Sanders, wat is er in hemelsnaam met u gebeurd? De weldenkende klasse had toch afgesproken dat God was afgeschaft?
"Ik weet het ook niet precies, ik heb geen plotselinge openbaring gehad of zoiets, maar ik werd zo wanhopig van de parmantigheid waarmee de niet-gelovers en de niets-weters hun stellingen verdedigen, dat ik alleen daarom al een beetje sympathie begon te krijgen voor de religieuzen. Ik heb wel een licht-katholieke opvoeding gehad, maar dat stelde buitengewoon weinig voor: mijn vader werkte op een rooms-katholieke school, maar na zijn pensionering is hij nooit meer naar een kerk geweest. Mijn moeder was mystieker, die haalde uit alle geloven iets.
"Ikzelf besloot als puber dat God dood was, of in elk geval niet relevant. Mijn vader zong overigens wel in een gregoriaans koor en ik kan me herinneren dat ik dat heel mooi vond, ook omdat ik zelf intensief met muziek bezig was: ik speelde fluit en heb ook tot ik een jaar of vijftien was in kerken gemusiceerd, daar werd ik voor betaald. Ik heb dus wel iets meegekregen, maar erg standvastig was dat niet."
Maar een trauma hebt u er niet aan overgehouden.
"Ik heb de dwang van het geloof eigenlijk nooit meegemaakt, en ik geloof dat dat voor de meesten van de generatie onder mij - ik ben nu 54 - ook het geval is. Het christelijk geloof zou daarom, denk ik, wellicht een nieuwe start kunnen maken: de verplichtingen, de oordelen en de trauma's beginnen steeds verder verwijderd te raken in de tijd."
Toch kwam u tot de conclusie dat God niet relevant was.
"Dat hoorde ook zo, natuurlijk. Als opstandige puber of student geloofde je nu eenmaal dat God dood was, en ik kende ook helemaal geen mensen die er anders over dachten. God was voor achterlijke mensen, niet voor ons. Wij hadden de weg naar het licht afgelegd, en dat gold des te meer toen ik politicologie en filosofie ging studeren. De vraag naar God deed zich gewoon nooit voor."
En beviel dat?
"Dat was het probleem niet, maar ik bleef altijd doen wat ik van kinds af had gedaan, namelijk hardop spreken tegen iets of iemand. Het lijkt op een monologue intérieure, maar dat is het toch niet; het is altijd gericht geweest op een ander, iets dat mij overstijgt. Ik zou nu zeggen: het is een bede."
Hoe gaat dat dan, wat zegt u dan?
"Dat zijn lange verhalen, je bespreekt - in mijn geval - je twijfels, en je adresseert dat aan iets of iemand. Het gaat erom dat het ook gehoord wordt. Niet bevestigd of verhoord, dat is helemaal vers 2 en vers 3, maar gehoord."
Het overstijgt u zelf, het is dus transcendent. Waarom wilt u dat transcendente benoemen, zodat het religieus wordt? Je kunt het ook houden op de horizon der horizonnen, zoals Vaclav Havel deed, of spreken over het universum of de kosmos.
"Voor mij ligt het antwoord in de moraal. Die bestaat ook zonder God en als we ons er allemaal aan hielden zou de wereld heel wat redelijker zijn, maar intussen zijn er allerlei hartstochten die we nauwelijks kennen, maar die de mens wel beheersen. Hanteren we het menselijk perspectief als de maat der dingen, dan halen we niet het beste uit onszelf. Wat Renate Rubinstein 'Mijn beter ik' noemde, dat is er niet vanzelf. Ik heb het idee dat de menselijke maat niet voldoende is, ook omdat er voorbeelden zijn van mensen die over hun eigen standaarden heen springen en dan iets doen wat je menselijkerwijs helemaal niet zou verwachten. Ik breng dat uiteindelijk in verband met religie. Zoals de Zusters Clarissen in België, die bereid waren Michelle Martin - de echtgenote van Marc Dutroux - op te vangen."
Dat zijn gedachten die u in de loop van de jaren, ondanks uw ongelovige uitgangspositie, bent gaat beproeven?
"Hoe gaat dat? Je probeert eens bij vrienden, half voor de grap, te verdedigen dat je toch best gelovig zou kunnen zijn, terwijl zij niets geloven, zeker weten dat er niets is, nu niet en na de dood niet. Daar tegenin ging ik dan een beetje proefgeloven, om te kijken of het mij stond. En ik merkte dat voor mij, in mijn rapport à soi, de verhouding tot mijzelf en dus tot de wereld, religie wel degelijk van belang was.
"Ook omdat de maakbaarheidsgedachte, waar ik in de jaren zeventig in ben ondergedompeld, eigenlijk veel aanmatigender en triomfantelijker is dan de geloofsuitingen die ik aantref in het christendom van nu - de evangelicals en andere strikte groepen even buiten beschouwing gelaten. We vinden de twijfel eerder bij de gelovigen dan bij de mensen die zo zeker weten dat er helemaal niets is."
Religie is voor u van belang, maar wat is het?
"Het besef dat ik niet mijn eigen standaard ben, dat er iets is dat mij in staat stelt boven mijzelf uit te stijgen. Dat klinkt allemaal behoorlijk abstract, maar je kunt het ook voelen. Voor mij gaat dat via de muziek. In muziek gebeuren dingen, uitgedrukt in noten, die heel helder zijn. God troont op de gezangen van mensen, zegt een psalm - en voor mij drukt muziek tegelijkertijd het meest abstracte en het meest intieme uit. Het is voor mij niet goed mogelijk naar bijvoorbeeld 'Erbarme dich' van Bach te luisteren zonder op zijn minst het idee van een God te krijgen."
Dan zijn we terug bij het gregoriaans van uw vader. Freud zou er wel raad mee weten. Temeer omdat uw vader uw adoptievader was.
"Misschien ben ik ook wel op zoek naar de vader; ik ken mijn biologische vader inderdaad niet."
Religieus gezien lijkt me dat heel legitiem: God wordt ook Vader genoemd.
"Ik heb twee onbekende vaders: mijn biologische vader is een Zuid-Afrikaanse man die niet weet dat ik besta en als die andere Vader bestaat, dan is die is toch ook behoorlijk onbekend.
"Ik zeg soms 'God', om te oefenen. Ik neem het woord 'God' in de mond, om te zien of ik het woord kan uitspreken zonder te giechelen. Maar ik ben geen groot God-zegger, wat dat betreft waardeer ik de joodse traditie, die de Naam niet uitspreekt.
"Anderzijds: het christendom kent de God-mens, Christus, en het spreekt me zeer aan dat het menselijke niet vreemd is aan God. Die God, die in en door mensen wordt gevormd, van wie Gerard Reve zegt 'dat U in diepste wanhoop mij zoekt, net zozeer als ik U', dat is de God die mij voor ogen staat."
Is uw hardop spreken nu ook een spreken tot God geworden?
"Ja, tot de toehoorder. De goede verstaander. Die er niet op uit is mij te laten struikelen, maar in erbarmen mij aanhoort. Je valt vanzelf terug op dat soort oude taal, omdat die beproefd is."
En is de kerk het volgende station?
"Ik ben geen regelmatige kerkganger, ik doe het te hooi en te gras, maar ik wil het dit jaar wel meer gaan proberen. Waarbij het rooms-katholicisme, met zijn door de eeuwen gevormde traditie en rite, mij vermoedelijk het meest aanspreekt. Ook niet onbelangrijk: het is de moederkerk. God als vader, de kerk als moeder - het is een notie die ik ken van mijn adoptieouders: dat je in liefde kan worden aangenomen."
Maar die kerk accepteert u als homoseksueel niet.
"Ik snap waar dat vandaan komt, het idee dat seksualiteit niet zomaar vrij is en een functie moet hebben, maar uiteindelijk vind ik het niet geldig. De liefde is zo'n godsgeschenk, dat je wel van heel goeden huize moet komen om die te verbieden. De beleving van liefde is nu juist een van de grootste religieuze ervaringen die ik heb gehad."
Schrijver, columnist en presentator
Stephan Sanders (1961) studeerde politieke wetenschappen en filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is schrijver, columnist en radio- en televisiepresentator. Als essayist heeft hij zich veel beziggehouden met het thema van de multiculturele samenleving.