opinie
Globalisering vraagt om sterkere internationale samenwerking
Net als veel andere landen kenmerkt het Nederlandse publieke debat zich op dit moment door een naar binnen gekeerde blik, constateert Janne Nijman, wetenschappelijk directeur van het T.M.C. Asser Instituut.
Dat is opmerkelijk, omdat de nationalistische en populistische tendensen in onze samenleving in hoge mate een reactie zijn op internationale ontwikkelingen. Deze tijd vraagt om vertrouwenwekkende internationale instituties, waaraan de Nederlandse burger behartiging van publieke belangen kan toevertrouwen.
Globalisering heeft impact op het vermogen van staten om nationale en internationale problemen aan te pakken. Klimaatverandering, belastingontwijking, de komst van migranten en vluchtelingen uit conflictgebieden, technologische veranderingen, mondiale terrorismenetwerken - het zijn fenomenen die mensen onzeker maken en vragen om betere en méér internationale samenwerking in plaats van minder.
In plaats van zich te richten op de versterking van die samenwerking en waar nodig institutionele vernieuwing van de daartoe opgerichte internationale organisaties zoals de EU, lijken politici de scepsis juist te voeden. Ook in Nederland zien we populistisch nationalisme, wantrouwen jegens de EU, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en multilaterale samenwerking in het algemeen.
Betrouwbaarheid
Dit staat op gespannen voet met de opdracht die wij ons als bevolking in de Grondwet hebben gegeven om de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen (art. 90 Gw). Maar hoe doen we dat in deze ingewikkelde tijd? Willen wij multilaterale organisaties - zoals de VN en de EU, maar ook de Internationale Arbeidsorganisatie en de Wereldhandelsorganisatie - en de internationale rechtsorde beschermen en bevorderen, dan moeten we ook de lastige vragen durven stellen.
Het anti-multilateralisme confronteert ons immers met de ongemakkelijke vraag naar de betrouwbaarheid van de huidige internationale instituties. En die is sterk verbonden met eerlijkheid en de effectiviteit waarmee zij de publieke belangen weten te verwezenlijken.
Dienen de huidige internationale organisaties wel (echt) het internationale publieke belang? Of alleen het belang van de sterkste? Voldoet de VN-Veiligheidsraad wel aan de basale eis van representativiteit? Is de EU er voldoende voor haar burgers of dient het EU-recht toch vooral ondernemingen?
Ook overtuigde Europeanen en ‘multilateralisten’ moeten open en kritisch spreken over deze vragen en daarmee over de vraag hoe we adequaatheid en betrouwbaarheid van internationale instituties kunnen verstevigen.
Lastige vraag
In de afgelopen decennia waren er situaties waarvan wij hadden gehoopt dat het internationaal recht en zijn instituties ze zouden voorkomen, bestraffen, beëindigen. Vaak gebeurde dat niet. Daarom moeten wij - burgers en politici samen - juist nu niet weglopen voor onze grondwettelijke opdracht om de internationale rechtsorde te bevorderen, én de lastige vraag stellen hoe deze eruit moet zien in de 21ste eeuw.
Wij moeten ons afvragen of internationaal recht en internationale instituties voldoende aansluiten bij de huidige mondiale samenleving. Concreet vertrouwen in internationale verdragen en organisaties hangt immers samen met het rechtvaardigheidsgehalte ervan.
Uiteindelijk vragen burgers naar de mate waarin publieke belangen en menselijke waardigheid worden geborgd en bevorderd - ook door internationaal recht en internationale organisaties.
Dat zijn uiterst politieke vragen die we in deze tijd van verkiezingen en formaties moeten adresseren, vanuit de overtuiging dat anti-multilateralisme moreel onverantwoordelijk is jegens de volgende generaties. Een mooie opdracht voor het nieuwe kabinet.
Janne Nijman is wetenschappelijk directeur van het T.M.C. Asser Instituut en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.