Geschiedenis volksverzekering
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid J. G. Suurhoff introduceerde in 1957 de Algemene Ouderdoms Wet. Die was de opvolger van de Noodvoorziening voor ouden van dagen die minister van Sociale Zaken Willem Drees in 1947 in het leven riep.
Elke bejaarde van 65 jaar en ouder kreeg een uitkering van de staat. Als je die uitkering kreeg, „trok je van Drees".
De AOW is een collectief basispensioen. Als twee gehuwden of samenwonenden beiden 65 jaar zijn, krijgen zij elk per maand 694,19 euro bruto. Een alleenstaande krijgt elke maand 1011,64 euro bruto. Iedere Nederlander die tussen zijn of haar 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond en niet in het buitenland heeft gewerkt, krijgt jaarlijks 2 procent van het totale AOW-pensioen. Daarnaast ontvangen de meeste mensen een pensioen, dat ze hebben opgebouwd tijdens hun werkzame leven bij een of meerdere werkgevers.
De AOW wordt betaald uit de premies die iedere belastingplichtige tot zijn 65e afdraagt. De premie wordt berekend op basis van een vast percentage, dat dit jaar 17,9 procent van het inkomen bedraagt. De AOW-pot is niet alleen afhankelijk van de premies, de overheid draagt ook bij.
De toenemende vergrijzing heeft geleid tot een discussie over de financiering van de AOW. De twijfels over de blijvende betaalbaarheid van dit systeem waren er al vanaf de invoering van de AOW. Suurhoff zelf voorzag in 1957 al dat de pensioengerechtigde leeftijd geleidelijk omhoog zou moeten. Deze gedachte stak in de jaren ’80 van de vorige eeuw opnieuw de kop op. Een staatscommissie onder leiding van Willem Drees jr. onderzocht de toekomst van de volksverzekering en concludeerde dat het systeem kon blijven voortbestaan. In de jaren ’90 werd het AOW-fonds opgericht waarin het kabinet financiële meevallers stortte om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen.
Verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar kwam voor het eerst aan de orde in de campagne voor Tweede Kamerverkiezingen in 2006. De VVD dacht eraan om het voorstel op te nemen in haar verkiezingsprogramma, maar zag ervan af. D66 stelde het wel voor, maar met een overgangsregeling van 24 jaar.
Het kabinet stelt in augustus 2008 voor dat mensen van 65 jaar er straks voor kunnen kiezen hun AOW maximaal vijf jaar uit te stellen. Het kabinet wil met dit voorstel een cultuuromslag bereiken, waarbij de 65-jarige leeftijd niet meer als definitief eindpunt van een werkzaam leven wordt gezien.
In maart van 2009 kondigt het kabinet Balkenende het voornemen aan de AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar. De vakbonden en partijen als de SP en PVV zijn mordicus tegen.
