Geloof mag wetenschap niet voor de voeten lopen
Wetenschap en geloof gaan samen, zo stellen C. Visser en Ch. Kruse (Podium, 5 maart) naar aanleiding van een getuigenis van een godswonder door een hoogleraar. Klopt, zolang ze elkaar maar niet voor de voeten lopen.
Bij religie gaat het om zingeving, inspiratie, hoop en voor velen ook troost. Geloof als een besef dat er meer is dan de primaire bevrediging van behoeften en een poging om boven het eenvoudige fysiek/biologische bestaan uit te stijgen; een kijk op de wereld voorbij de horizon, zoals Herman Van Praag zegt. Daarbij kan men zich goed laten inspireren door traditie, overleveringen en verhalen uit heilige geschriften.
Bij wetenschap daarentegen gaat het om toetsbare en getoetste kennis, logische consistentie en validering aan de hand van feiten en observaties. Daarbij worden er geen bovennatuurlijke, magische, of onbewijsbare verklaringen toegestaan. Als iets niet verklaard kan worden met beschikbare kennis of theorieën (en dat geldt nog voor veel in de wetenschap), dan moet men verder zoeken naar alternatieve toetsbare verklaringen, en zich niet neerleggen bij een wetenschappelijk onaanvaardbare bovennatuurlijke 'verklaring'.
Uiteraard heeft iedereen, ook een geneeskundige, de vrijheid tot een 'gelovige' kijk op het leven. Maar hier was meer aan de hand. Hier beweerde een hoogleraar geneeskunde en directeur van een onderzoeksinstituut aan de Universiteit van Maastricht dat na gebed beenweefsel groeide. Dan wordt toch de suggestie gewekt dat er sprake is van een causaal verband en dus dat in de wetenschap een goddelijke ingreep als verklaring van een verschijnsel aanvaardbaar zou zijn. En dat is niet het geval. De betrokkene was zich onvoldoende bewust van zijn rol als hoogleraar en van de draagwijdte van zijn bewering.
undefined