Geld werd iets dat je moest verdienen
Al te vaak worden 'wanprestaties' beloond met een bonus of een gouden handdruk. Om die 'graaicultuur' beter te begrijpen is het levenswerk van de Franse filosoof Alexis de Tocqueville verplicht leesvoer. Geld als expressie van excellentie en uitzonderlijke kwaliteiten.
Bonussen en gouden handdrukken leiden tegenwoordig vrijwel onvermijdelijk tot publieke verontwaardiging. Onlangs was het weer raak. Een personeelsadviseur van ziekenhuis De Tjongerschans in Heerenveen kwam in het nieuws wegens een wel heel royale afvloeiingsregeling. De kosten liepen op tot boven het miljoen. Het bericht haalde dan ook pagina 101 van Teletekst. Het is slechts een kwestie tot de volgende rel uitbreekt.
Waarom leiden zulke regelingen telkens weer tot zoveel maatschappelijke onrust? Een simpele verwijzing naar 'de hedendaagse graaicultuur' volstaat niet. De pijn zit dieper. Die heeft alles te maken met de rol die geld speelt in de samenleving. Die is namelijk niet constant geweest door de eeuwen heen. Dat wordt duidelijk na lezing van 'Over de democratie in Amerika (1835-1840)', het monumentale hoofdwerk van Alexis de Tocqueville dat nu integraal is vertaald. Of liever gezegd: dat is één van de vele dingen die je eruit kan oppikken. Want het zou een vergissing zijn om te denken dat het hier, zoals de titel wellicht suggereert, gaat om een lesje staatsinrichting.
Officieel ging Tocqueville, die behoorde tot de Franse zwaardadel, naar de Verenigde Staten om het gevangeniswezen te bestuderen, officieus om te zien hoe prille democratie zich daar ontwikkelde. Want één ding was voor hem duidelijk: de aristocratie was passé, de democratie had de toekomst, en dan was beter om je er zo goed mogelijk op voor te bereiden. Negenenhalve maand zou de reis van Tocqueville duren en hij verzamelde materiaal voor honderden pagina's tekst, die uiteindelijk zouden leiden tot het boek waarvan het belang nauwelijks overschat kan worden.
Sinds Eisenhower hebben alle Amerikaanse presidenten er uit geciteerd. In eigen land lijkt ook zo'n rijtje in de maak. Oud-premier Balkenende verwees er meermaals naar, maar ook "Mark Rutte citeert om de haverklap uit Tocquevilles reisverslag over de jonge democratie", aldus dagblad De Pers.
'Over de democratie in Amerika' valt uiteen in twee boeken. Het eerste gaat grofweg over de democratische staatsvorm en het tweede over hoe de democratie zich manifesteert in alle vezels van de samenleving: in de gewoonten, de zeden, de psyche van haar burgers. Dit verklaart ook dat Tocqueville tal van zaken aanstipt die je niet direct in verband zou brengen met democratie, zoals de bombast van Amerikaanse sprekers of de vormgeving van Amerikaanse monumenten. En dus ook geld en de functie die dit heeft in een democratische samenleving als de onze.
"Wie snel in grote lijnen wil weten waarover 'Over democratie in Amerika' gaat, leze slechts de onvolprezen 'Inleiding tot Boek I'." Deze aanbeveling is afkomstig van Andreas Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie in Leiden en auteur van een uitvoerige nabeschouwing bij het boek van Tocqueville. In die 'Inleiding' wordt al in de eerste zin duidelijk dat democratie veel meer inhoudt dan een gang naar de stembus eens in de zoveel tijd. Het voornaamste kenmerk laat zich in één woord omschrijven: standsgelijkheid ('égtalité des conditions'). Er is geen enkele grond voor de ene mens om zich superieur te wanen boven de ander.
Natuurlijk zag Tocqueville ook dat de praktijk in de Verenigde Staten het niet overal haalde bij de theorie. Enerzijds heb je de Amerikaan, voor wie het gelijkheidsbeginsel opgaat, maar 'onder hem staan de Neger en de Indiaan'. Maar dat deed niets af aan het beginsel zelf. Want hoe vanzelfsprekend de gelijkheidsgedachte nu is, destijds was zij revolutionair. Op het Europese continent was de aristocratie de norm en voortdurend contrasteert Tocqueville zijn bevindingen met de situatie in hiërarchisch ingerichte maatschappijen, waar koningen en de adel het voor het zeggen hadden. Waar hadden zij die macht aan te danken? Of beter gezegd: aan wíe? Macht was iets dat van de ene generatie overging op de ander. Zoals dat straks ook zal gaan als Beatrix afstand doet van de troon. Dan komt er geen vacature in de krant.
In deze constellatie zei geld weinig over iemands kunnen. Dit kwam onder meer tot uitdrukking in het erfrecht van weleer, dat de eerstgeborene als uitgangspunt nam. De erfenis ging in zijn geheel naar de oudste zoon - eventueel ander nageslacht kreeg niets. Terwijl zijn enige wapenfeit was dat hij als eerste ter wereld is gekomen, wat onmogelijk een verdienste mag worden genoemd. Overigens zul je Tocqueville niet met dédain horen spreken over deze situatie. Die is niet zonder logica, althans niet in de maatschappij die op aristocratische leest is geschoeid. Als elk kind hetzelfde deel van de erfenis zou krijgen, raakt het familiefortuin versnipperd en sijpelt ook het aanzien snel weg dat hoort bij de adellijke families.
Geen wonder dat het in kringen van oud geld nog steeds not done is om over geld te spreken. Waarom zouden ze ook? Dit is eerder een gegeven dan een verworvenheid: je had het of je had het niet - grosso modo kwam het daar op neer. Hoe anders gaat het er aan toe in een democratie. Dit was de observatie van Tocqueville: 'Niet dat er in de Verenigde Staten geen rijken zijn; ik ken zelfs geen land waar de liefde voor het geld een grotere plaats in het hart van de mens inneemt'. Telkens weer merkt hij op hoezeer Amerikanen hechten aan materiële welstand, een eigenschap die sindsdien niet is verflauwd.
Toch is het een vergissing Amerikanen van plat materialisme te betichten, zoals vaak wordt gedaan. Bij de afwezigheid van een rigide maatschappelijke ordening, die ieders levensloop bij voorbaat al grotendeels had uitgetekend, kan in principe iedereen een gooi doen naar succes. Logischerwijs wordt zo de band stevig aangehaald tussen de inspanningen die mensen plegen en de mate waarin ze worden beloond. Idealiter is het zo dat je aan iemands welvaart zijn ijver, doorzettingsvermogen en talenten kunt aflezen en dit verklaart dan ook het aanzien dat de selfmade man geniet. Geld wordt iets dat je moet verdienen en krijgt zodoende de status van meetinstrument van iemands succes.
Natuurlijk gaat het nooit precies zo. Soms zijn inspanningen tevergeefs en andere keren gaat het precies omgekeerd. Maar zelfs als de Amerikaanse droom - want daar gaat het hier over - deels een mythe is, dan is het minste wat je kunt zeggen dat het een bijzonder productieve mythe is, die Amerikanen al ruim 200 jaar inspireert.
Het arbeidsethos waartoe dit leidt, zien we ook terug in de statistieken. De Oeso heeft becijferd dat Amerikanen gemiddeld zo'n 1800 uur per jaar werken. In Frankrijk, het vaderland van Tocqueville, ligt dit aantal flink lager: iets boven de 1500 uur per jaar.
Wil de Amerikaanse droom succesvol blijven, in de VS, maar ook daarbuiten, dan moet zij onderhouden worden. Als geld een uitdrukking is van iemands kwaliteiten, mag er iets tegenover staan als er een exceptionele prestatie is geleverd. Maar daarvan lijkt, eufemistisch gesteld, niet altijd sprake. Maar al te vaak komt het voor dat wanprestaties ook 'beloond' worden. Dit is niet zomaar onterecht, maar ondergraaft het door Tocqueville beschreven mechanisme waarin geld een uitdrukking zou moeten zijn van excellentie en uitzonderlijke kwaliteiten.
Later deze week verschijnt in Trouw het eerste deel van een serie interviews over het belang van Tocqueville en zijn werk.
undefined