GEHAKTBALLEN
Ze moeten iets sadistisch hebben gehad, de auteurs van het boek waarin op aanschouwelijke wijze de rooms-katholieke leer voor kinderen op de lagere school werd vertaald. De hel werd zo afschrikwekkend mogelijk voorgesteld, als een fel brandend vuur, waarin duivels met een soort drietandige prikvorken de ongelukkigen die daar terecht waren gekomen, nog eens extra martelden.
Een klasgenootje barstte in snikken uit bij de gedachte daarin misschien, want je weet maar nooit, terecht te komen.
Zelf was ik zeer onder de indruk van het hoofdstuk over de biecht. De zonden waren in het overvloedig geïllustreerde boekwerk afgebeeld als een soort gehaktballen: grote voor de doodzonden, die tot de hel konden leiden, kleintjes voor de dagelijkse zonden, overtredingen waarvoor je in het vagevuur terecht kon komen.
Als voorbeeld was een vrouw - natuurlijk! - gekozen, die wel had gebiecht, maar helaas niet op de correcte manier. Vóór zij de biechtstoel binnengaat, wordt duidelijk gemaakt wat zij op haar geweten heeft: een heel lijstje doodzonden en dagelijkse exemplaren. Niets aan de hand, zou je denken, ze gaat immers biechten? Maar helaas: ze verzwijgt, opzettelijk, één van die doodzonden. En dat betekent dat ze na het verlaten van de biechtstoel opgescheept zit met dat hele oude lijstje plus nog een verse dodelijke gehaktbal erbij.
De herinnering aan het boek kwam boven bij het lezen van het bericht op de kerkpagina van maandag, dat paus Johannes Paulus II vindt, dat er weer 'gespecificeerd' moet worden gebiecht: alle zonden moeten minutieus worden opgesomd. Ik weet niet of het boek op elke rooms-katholieke lagere school van vroeger behandeld werd, maar het zou me niets verbazen. En het zou me evenmin verbazen, als dit boek, en vooral dat hoofdstuk over de biecht, ertoe heeft bijgedragen, dat de meeste Nederlandse katholieken dit ritueel hebben afgezworen. De jaloezie van niet-katholieken, die meenden dat het maar makkelijk was je zonden op te sommen en dan weer van alles af te zijn, heb ik nooit begrepen.
Opgelucht heb ik rond mijn achttiende besloten nooit meer een biechtstoel te betreden.