Geen enkele stad of gemeenschap die innerlijk verdeeld is zal standhouden (Mattheüs, hoofdstuk 12, vers 25)
Vorige maand hield de Amsterdamse afdeling van het CDA een debat over de vraag: 'Religie in de stad, bindende kracht of scheidende macht?' Bij deze vraag gaat het meestal niet over boeddhisme of hindoeïsme en ook niet over christendom. Cornelis van den Berg, dominee in de Amsterdamse wijk Watergraafsmeer, hield dan ook een inleiding over de noodzaak van een islamdebat in Amsterdam.
'Het is aan de politici deze hoofdlijnen om te zetten in concreet beleid, in Nederland en hier in Amsterdam, die mooie stad waar zo'n beleid hard nodig is om haar voor allen leefbaar te houden. Ik ben niet jaloers op de politici die deze taak moeten uitvoeren.'
Boven mijn verhaal staat een citaat, uit het evangelie volgens Mattheüs, het twaalfde hoofdstuk vers vijfentwintig (NBV): 'Geen enkele stad of gemeenschap die innerlijk verdeeld is zal standhouden'. Bij stad denk ik aan Amsterdam en bij gemeenschap aan die van de Nederlandse of, breder, de westerse samenleving.
Waarbij denk ik aan 'innerlijk verdeeld'? Aan verdeeldheid die ontstaat door verschil in cultuur en religie voor zover die tot een botsing leidt. Die botsing is er niet met bijvoorbeeld aanhangers van het boeddhisme of het hindoeïsme, maar wel met de aanhangers van de islam. Onze moderne westerse cultuur en die van de islam verdragen elkaar vaak slecht of helemaal niet.
Hoe ernstig is die botsing? Voordat ik daarover iets zeg, wil ik twee zaken duidelijk hebben. Het eerste is dat ik ervan overtuigd ben dat de doorsnee moslim geen slechter of beter mens is dan de doorsnee Nederlander. Het tweede is dat generaliseren en daarmee alle verschillen en nuances wegwerken niet mijn bedoeling is. De islam heeft vele gezichten en is intern verdeeld zoals het christendom dat ook is. Maar er is wel een gemeenschappelijke noemer, die bestaat uit Koran en Hadith (de traditie), waartoe ook de Sharia (de wetgeving) behoort.
Ik ga niet twisten met wie ook maar over de vraag wat de 'ware' of 'zuivere' islam is. Ik heb er geen mening over. Er zijn soennieten, sjiieten, wahhabieten, salafieten, alevieten, liberale moslims, conservatieve moslims, orthodoxe moslims en radicale moslims. Ik vermeld nog de naamloze stroming van moslims die er weinig of niets meer aan doen, maar laat die er verder buiten. Elke groep of richting claimt de juiste opvatting te bezitten en daarvoor goede argumenten te hebben. Dit constaterend verbaas ik me erover dat gelovigen en geestelijken door middel van gegoochel met teksten die teksten precies laten zeggen wat zij willen. Moslims en christenen verschillen daarin niet van elkaar.
Ik meng mij niet in deze discussie en doe al helemaal geen poging om als arbiter op te treden, maar ga op zoek naar wat die gemeenschappelijke noemer inhoudt. Ik noem enkele hoofdkenmerken. Ik realiseer me dat niet elke moslim het met mij eens zal zijn, omdat er andere interpretaties zijn. Ik meen echter wel dat wat ik noem, opgaat voor de Koran zoals die zich bij lezing te kennen geeft en voor de praktijk van de islam in de eerste eeuwen van zijn bestaan, en ook daarna en ook nu nog voor de orthodoxe islam.
Om de islam te verstaan is het goed te weten dat het ontstaan van de islam en de vorming van de Arabische natie één proces is geweest. Via de islam is een centraal gezag, een overheid gevestigd. Het geweld waarmee die overheid is gevestigd, in tal van veldslagen, weerklinkt in de Koran en Hadith. Mohammed was behalve profeet ook legeraanvoerder en roverhoofdman. Strijd en roof waren daar toen gangbare praktijken. Deze middelen heiligden het doel: de vorming van een Arabische natie met de islam als eenheid stichtende religie.
Maar Mohammed wilde meer. Islam betekent onderwerping. Heel de wereld moet tot gehoorzaamheid aan Allah worden gebracht, dus geïslamiseerd worden. Dat kan door overtuiging geschieden (denk aan de beroemde uitspraak in de Koran: 'In de godsdienst is geen dwang'), maar ook door geweld, de strijd waartoe in de Koran meermalen wordt opgeroepen. Voor de ongelovigen is er de keuze tussen zich bekeren en gedood worden. Aan joden en christenen als gelovigen met een boek wordt de keuze gegeven tussen zich bekeren of de superioriteit van de islam erkennen en de status van Dhimmi's accepteren, dat wil zeggen tweederangsburgers worden.
Een tweede hoofdkenmerk is dat de islam wettisch is, dat wil zeggen regels voor heel het leven voorschrijft, zoals je dat ook aantreft in het Oude Testament. Er zijn dan ook vergelijkbare wetten of regels aan te wijzen. Het is een wetgeving die in de zevende eeuw in het Midden-Oosten is ontstaan en de kenmerken daarvan draagt, ook al heeft Mohammed wat hij in zijn wereld aan wetgeving aantrof gemoderniseerd.
Om een voorbeeld te noemen. De vrouw staat onder de man, letterlijk onder zijn opzicht. Haar man mag haar verstoten, maar zij mag niet haar man verstoten. Zij erft minder dan haar broers. Zij mag niet met een niet-moslim trouwen. En zo is er meer. De vrouw was in de patriarchale samenleving van die tijd in het Midden-Oosten eigendom van de man. In het Oude Testament is dat niet anders. Ondanks de gebondenheid aan tijd en cultuur is de orthodoxe opvatting in de islam dat deze wetgeving de onveranderlijke wil van Allah bevat voor de mensen van alle tijden, plaatsen en culturen. Dat is een opvatting die moeilijker te handhaven is naarmate de wereld verder verandert.
Ik vat samen: de orthodoxe islam streeft vanouds naar wereldheerschappij, is missionair en militant, gewelddadig, wettisch en totalitair. Ik neem aan dat vele moslims zich hierin niet herkennen en dit als een miskenning voelen. Voor vele moslims is moslim-zijn een manier van leven, van religieus beleven en het volgen van voorschriften, zoals die voor het gebed en de ramadan. Zij lezen geen studieboeken over de islam en gaan af op wat zij van hun imam te horen krijgen. Voor hen is de islam het geloof waar zij zich goed bij voelen. Het is het geloof van hun familie en volk.
Jongeren, sommige jongeren, maken er studie van. Zij komen op het internet andere informatie tegen dan zij thuis meekregen. Zij voelen zich ontheemd, niet thuis en niet gewaardeerd of gediscrimineerd in onze samenleving en leven min of meer in een isolement. Zij lezen verhalen over de glorieuze tijden van de islam, horen dat zij als aanhangers van Allah superieur zijn, alleen nog niet hier de macht ervoor hebben om die superioriteit tot gelding te brengen, ook dat jij daaraan wat moet doen omdat je anders geen goede moslim bent. Vervolgens worden sommigen van die jongeren gemakkelijk geïnspireerd door geloofsgenoten die oproepen de wegen te gaan waarop de islam succesvol was en naar beweerd wordt nu ook weer kan worden. Zij radicaliseren, ontdekken hoe voordelig en mooi het is om martelaar te worden in de heilige oorlog. Ze hoeven kort gezegd alleen nog maar geronseld te worden.
Wat betekent dit alles voor ons hier en nu? En wat moet er gebeuren?
Het eerste wat gebeuren moet is het wensdenken opgeven en eerlijkheid betrachten. De islam is niet zoals velen van ons denken. We moeten de moed hebben dat onder ogen te zien. We moeten zowel het politiek als het theologisch correcte denken opgeven. Wat we niet willen zien is er niet, zo ging het. Maar dat verhaal is stukgelopen op wat er gebeurd is en wat er wereldwijd nog steeds gebeurt. We moeten ons gaan realiseren dat er inderdaad een verband bestaat tussen islam en gewelddadig extremisme, zonder dat we de hele islam daarmee afkeuren en daarvoor verantwoordelijk stellen.
En wat zeker ook gebeuren moet, is dat ook de moslims dat verband erkennen en het gewelddadige extremisme luid en onomwonden veroordelen, zoals ook christenen ronduit het geweld veroordelen dat in de naam van hun God is gepleegd. Ik wil benadrukken dat samen kan en moet gaan: aan de ene kant een veroordeling door moslims van het gewelddadige extremisme, aan de andere kant een pleidooi voor een andere en voor ons betere islaminterpretatie. Hoe die andere en betere islaminterpretatie moet luiden, is mijn zaak niet. Dat moeten de moslims zelf uitmaken en uitdokteren. Dat is hun verantwoordelijkheid.
Het tweede wat gebeuren moet is hard aan integratie gaan werken. Wij hebben geen andere, althans geen betere keus. En met 'wij' bedoel ik zowel de oude als de nieuwe Nederlanders. Hoe kansrijk is dat integratiestreven? Laten we eens naar het plaatje kijken. Ik onderscheid ruwweg vier stromingen of groepen.
De liberale moslims, die een heel kleine minderheid vormen. Zij zijn voorstanders van een samengaan van islam en moderne westerse, respectievelijk Nederlandse cultuur. Zij liggen bij de andere moslims niet goed en worden door hen als verraders gezien. Zij krijgen veel publiciteit en worden vaak door oude Nederlanders gezien als hoopgevende signalen voor een ontwikkeling die gaande is, maar hun invloed op de moslims is marginaal.
Bij de conservatieve moslims, die de meerderheid uitmaken, kunnen we twee groepen onderscheiden. Een deel van hen is gematigd en bereid mee te gaan in een integratieproces, maar zij willen daarbij hun geloof en identiteit niet opgeven.
Een ander deel van de conservatieve moslims wijzen met de westerse, resp. Nederlandse cultuur de integratie af. Zij willen een Huis van de Islam in het gebied van het ongeloof bouwen. Zij kiezen dus voor het isolement en gaan geen vriendschappen aan met oude Nederlanders. Zij zijn vastbesloten zich te houden aan de voorschriften van Koran en Hadith.
De vierde groep, die van de extremistische moslims, is klein. Maar hoe groot die kleine groep is, weet niemand. Er bestaan zorgen over dat deze groep groeit. Zij willen geweld gebruiken om het Westen, resp. Nederland te vernietigen en te onderwerpen.
Het plaatje zoals ik dat laat zien is niet bemoedigend. Van de liberale moslims hebben we voorlopig voor het integratieproces weinig of niets te verwachten. De derde groep die voor het isolement kiest zal zich verzetten. De vierde groep kunnen we alleen maar bestrijden. Over blijft de tweede groep, conservatief maar gematigd en niet onwelwillend.
Ik maak over dat integratieproces de volgende opmerkingen.
Wil het streven naar integratie een kans maken, dan zullen we niet moeten toestaan dat de derde groep de keuze voor het isolement kan volhouden. Voor deze groep kunnen cursussen en dergelijke georganiseerd worden die gericht zijn op doorbreking van het isolement. Het is van groot belang dat zij gaan luisteren naar in Nederland opgeleide imams. Daar wordt aan gewerkt. Niet minder noodzakelijk is dat in de moskee voortaan de Nederlandse taal wordt gesproken. De doorbreking van het isolement van de derde groep is essentieel, omdat de aanwas voor de vierde groep, die van de extremisten, uit de derde groep afkomstig is, maar ook om de moslima's een beter leven te geven. Het tolerante standpunt van de multiculturalisten werkt voor deze groep verkeerd uit en is onbarmhartig.
Voor de integratie is wetgeving van het grootste belang. Er is vrijheid van godsdienst in Nederland. Zie artikel 6 van de Grondwet, dat eindigt met de woorden 'behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet'. Die woorden beperken de vrijheid van godsdienst. Je mag geloven en belijden wat je wilt, maar niet alle gedrag is toegestaan. Je mag bijvoorbeeld niet discrimineren (art.1 van de Grondwet). Dat artikel moet zo uitgewerkt worden in de wetgeving dat bijvoorbeeld het discrimineren van vrouwen, hoezeer ook geworteld in de islamitische cultuur, niet wordt toegestaan. En er moet alles aan gedaan worden om naleving desnoods door middel van sancties te verkrijgen.
Het onderwijs kan en moet een cruciale rol spelen in het streven naar integratie. Het kan niet toegestaan worden dat op islamitische scholen de traditionele islamitische waarden worden overgedragen. Daarvoor wordt de inspectie al ingezet. In de krant las ik kort geleden dat een wetswijziging in januari van kracht wordt die ertoe zal leiden dat de inspectie ook zal nagaan of het onderwijs gericht is op burgerschap en integratie. Dat is een stap vooruit.
Maar er is nog een groot probleem op te lossen. Mijn meermalen bevestigde indruk is dat de doorsnee leraar op het punt van waarden en normen en evenzeer van de religie een vaag multiculturalisme aanhangt, als hij al niet lijdt aan postmoderne onverschilligheid. Van religie weet de doorsnee leraar bijna niets, ook niet van de islam. Conclusie: de leraren moeten beter opgeleid worden, niet alleen op dit punt trouwens.
Ik verdedig de volgende stelling. Elke Nederlander moet al op school en later door middel van het publieke debat en overheidsvoorlichting inzicht krijgen in wat religies propageren, om langs die weg een breed gedragen visie en beleid te ontwikkelen over wat wel en niet mag, dat wil zeggen wat wel en niet goed is voor mens en samenleving.
Het openbaar onderwijs moet religie niet overlaten aan het bijzonder onderwijs. Tot nu wordt religie als privé-zaak gezien. Dit is een liberaal stokpaardje. Nu blijkt dat religie niet alleen op het privé-terrein, maar ook op het publieke terrein via het gedrag van de gelovigen van invloed is, is het vasthouden aan dat stokpaardje achterhaald en onvruchtbaar. De neutraliteit van de overheid inzake de religie mag niet verworden tot struisvogelpolitiek.
Vooruitgang in het integratieproces kan teniet worden gedaan wanneer een doorlopende toestroom van moslims naar Nederland het aantal niet geïntegreerde moslims vergroot, of verhindert dat dit aantal afneemt. De toegang is al door maatregelen bemoeilijkt. Wanneer dit nodig is, moet die toestroom verder ingedamd worden.
Wanneer we kiezen voor een integratiebeleid, zijn er twee mogelijkheden. Dat is de mening van de Franse arabist en islamoloog Gilles Kepel. De eerste is dat de moslims in meerderheid niet alleen de materiële voordelen van het wonen in het welvarende Westen zullen willen genieten, maar ook de voordelen van de moderne cultuur van het Westen en daarmee de fundamentele waarden en normen van het Westen zullen overnemen.
De tweede mogelijkheid is dat de moslims in meerderheid voor het isolement zullen kiezen. Er ontstaan dan grote getto's met een fundamentalistische identiteit, die broeinesten vormen voor extremisten. Wanneer deze tweede mogelijkheid, die van een balkanisering van de samenleving, werkelijkheid dreigt te worden, moet volgens mij gekozen worden voor een derde mogelijkheid, gedachtig aan de titel van mijn artikel. Ik bedoel de mogelijkheid van de remigratie. Als mensen niet willen integreren, dan is het voor onze samenleving beter dat zij vertrekken en dan is het ook voor die mensen beter dat zij gaan naar een land waar zij zich met hun religie en cultuur thuis kunnen voelen.
Ik pleit daarom voor de invoering van een burgereed waarin men trouw zweert aan onze fundamentele waarden, af te leggen door elke meerderjarige die ons land binnenkomt en door elke Nederlander die achttien jaar wordt. Wie zich bij herhaling daaraan niet houdt verliest zijn burgerrechten en moet daarvan de consequenties aanvaarden.
Hoe zal het gaan als we voor het integratiemodel kiezen? Enkele maanden geleden las ik een dikke pil, geschreven door Andrew Wheatcroft. Het boek heet The Infidels ('De ongelovigen'). Het gaat voor een groot deel over de Moren en katholieken in Spanje in de Middeleeuwen. Aan beide kanten duidde men de andere partij aan als 'de ongelovigen'. Eeuwenlang hebben zij met elkaar en vooral naast elkaar geleefd en steeds weer opnieuw met elkaar gevochten. Soms was er een tijdlang een redelijke verstandhouding, maar goed is de verstandhouding nooit geweest. Op den duur werden de katholieken het sterkst. Zij hebben er veel aan gedaan om tot integratie te komen. Maar alle pogingen zijn mislukt. De geschiedenis is droevig geëindigd. De Moren moesten kiezen uit drie mogelijkheden. Ze konden een briefje bij een priester proberen te halen waarin verklaard werd dat zij echt katholiek waren geworden, niet in schijn dus. De tweede mogelijkheid was aan boord gaan van de schepen die de katholieken daarvoor klaar hadden gelegd en terugvaren naar Noord-Afrika. De derde mogelijkheid was ten einde toe strijden en dus sneuvelen. Ik hoop dat het deze keer anders afloopt.
Hiermee heb ik enkele hoofdlijnen uitgestippeld voor een te voeren integratiebeleid. Het is aan de politici, wanneer zij daarin iets zien, die hoofdlijnen om te zetten in concreet beleid, in Nederland en hier in Amsterdam, die mooie stad waar een dergelijk beleid mijns inziens hard nodig is om haar voor allen leefbaar te houden.
Ik ben niet jaloers op de politici die deze taak moeten uitvoeren.