Opinie
Geef mij maar gewoon een Marokkaan
JAN DIRK DE JONG Allochtone jongeren worden collectief gestigmatiseerd. Een experimentje laat zien wat dat betekent, zegt criminoloog Jan Dirk de Jong.
Cabaretier Najib Amhali maakte onlangs een pijnlijke grap tijdens de jaarlijkse Politie-Iftar. Autochtone vrienden vroegen hem: "Jouw zoontje is in Nederland geboren. Die zie je toch zeker 'gewoon' als Hollander en niet meer als Marokkaan?" Najib deed voor hoe hij zijn zoon deze kwestie zou uitleggen: "Lieve jongen, doe je het goed op school en werk je hard, ben je Nederlander. Maar zodra je wat verkeerd doet, ben je Marokkaan."
De zaal lachte hard. Maar straatjongens uit Amsterdam-Oost die aan mijn tafel zaten, vonden het minder: "Dat is geen grap, hoor", verzekerden ze mij: "Dit is de waarheid."
Onlangs verschenen nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over jeugdcriminaliteit. Het aantal jonge verdachten daalt in ons land, maar verhoudingsgewijs groeit het aandeel jonge allochtone daders. Het kenniscentrum van het ministerie van justitie (WODC) verklaart dat allochtone jongeren vaker delicten plegen onder meer door hun toegenomen aandeel in de Nederlandse bevolking.
Schoolboek
Over de oververtegenwoordiging van allochtone jongeren valt nog veel meer te zeggen maar duiding ontbreekt helaas vaak in berichtgeving. Zonder voldoende duiding leidt benoemen van deze statistische feiten tot het soort examenvragen zoals opdoken in een schoolboek: 'Zijn alle Marokkaanse jongens crimineel?'
De etnische achtergrond van daders is een relevant gegeven, alleen al om criminaliteit te kunnen aanpakken in gemeenschappen en gezinnen. Maar etniciteit benoemen om het benoemen, maakt dat beeldvorming kan uitmonden in versterking van het probleem. Gevoelens van tweederangsburgerschap en onrecht door discriminatie, vormen een excuus voor allochtone jongeren om vaker en ernstiger delinquent gedrag te vertonen.
Criminoloog Frank Bovenkerk vindt het benadrukken van etniciteit bij allochtone daders een nationale obsessie. In wetenschappelijke kringen staat deze Pavlov-reactie zelfs bekend staat als de 'Dutch disease'.
Om de risico's van benoeming zonder duiding beter te begrijpen, zou het volgende experiment kunnen helpen. We nemen een opmerkelijk feit: graaien en corruptie in de publieke sector is een zaak van volwassen, hoogopgeleide en autochtone mannen.
Achterliggende verklaringen (maatschappelijke positie, netwerken, corpscultuur, groepsdynamiek op bestuursborrels) laten we achterwege. Vervolgens benadrukken we tien jaar lang in de media deze oververtegenwoordiging, telkens wanneer weer sprake is van vriendjespolitiek, misbruik en gouden handdrukken in de publieke sector.
Experiment
We richten ook een partij op die deze feitelijke constatering van de daken schreeuwt, en hamert op 'minder, minder' autochtonen. Deze partij blijft ook tien jaar lang beweren dat men het probleem in ons land niet mag benoemen. En andere partijen gaan om het hardst meeroepen dat de 'kut-autochtonen' in ons land een 'etnisch monopolie' hebben op integriteitkwesties en criminaliteit in de publieke sector.
Na een decennium consequent deze beeldvorming op volle sterkte te manipuleren op internet, televisie, radio en in de krant, kan het experiment worden uitgevoerd. Er komt een vacature voor een topbaan in een onderwijs- of zorginstelling voor een 'marktconform' salaris van een paar ton. De sollicitant is een 45-jarige blanke man, cum laude afgestudeerd op Nyenrode.
Dan zou de volgende interne e-mail kunnen rondgaan bij personeelszaken: "Heb nog even gekeken, is niks. Ten eerste een witte hoogopgeleide (kaaskop). En op zijn CV staat ook nog een stage op Wall Street." Tja, voor je het weet brengt ook deze autochtoon de dienstverlening om zeep 'om rendabel te blijven', rooft hij de kas leeg 'met inachtneming van de regels' en geeft zichzelf een 'oprotbonus' van een half miljoen 'geheel volgens afspraak'.
De vraag is of mensen na zo'n jarenlang experiment dan zouden denken: "Weet je wat? Geef mij maar gewoon een Marokkaan."
Jan Dirk de Jong: criminoloog, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Hogeschool Leiden