Foto
Anniek van den Brand schrijft elke week over familie - en alles wat daarop lijkt.
a.vandenbrand@trouw.nl
Als we bij iemand op bezoek waren en mijn vader wierp een bepaalde blik op zijn horloge, dan wist ik dat hij naar huis wilde. Als vanzelf pakte ik mijn jas, en als ik dat deed, deden mijn zusjes dat ook.
Het was niet zo dat ik mijn jas pakte elke keer als mijn vader op zijn horloge keek - ik wist gewoon precies welke blik wat betekende; de ene keer wilde hij weten hoe laat het was, de andere keer vroeg hij zich af hoe lang hij hier eigenlijk al zat, soms rekende hij uit hoe lang hij nog diende te blijven, en er was ook een blik gereserveerd voor de aftocht. Zo, nu gaan we.
Had hij het hardop gezegd, hij had niet duidelijker kunnen zijn.
Als mijn vader lachte, zag ik of hij gezellig deed, of dat hij het ook werkelijk gezellig had. Aan een stembuiging had ik genoeg om te weten hoe zijn pet stond. Of aan de manier waarop ik hem zijn klompen hoorde neerzetten - nijdig, ontspannen, gehaast of iets daar tussenin.
Mijn moeder heeft een foto van mijn vader in haar woonkamer - 'zodat hij er altijd bij is'. Er zit er ook eentje in haar koffertje, voor als ze uit logeren gaat of met vakantie.
Het is een portret waar hij mooi op staat, ik kan niet anders zeggen. Toch verbaasde het me destijds dat ze juist deze foto had gekozen, omdat ik zag dat mijn vader zich, ondanks zijn lach, op dat moment ergens aan ergerde.
Dat wist zij ook wel, zei mijn moeder, en tóch vond ze het de mooiste foto.
Tien jaar na zijn overlijden wéét ik alleen nog maar dat mijn vader zich op die foto over iets zit te verbijten, maar ik zie het niet echt meer. Wat in nu vooral zie is dat vertrouwde gezicht, zijn zachtblauwe ogen, de rossige glans in zijn haar; kennelijk is dat belangrijker geworden dan de interpretatie van zijn blik.
Soms vraag ik me af hoe het zou zijn als mijn vader ineens terugkwam, en of ik zijn gezicht, zijn stem, zijn gebaren nog net zo goed zou kunnen lezen als destijds. En of ik dat nog zou willen kunnen. Want ik vond het niet altijd een zegen. Ik had het idee dat ik onmiddellijk op zijn onuitgesproken boodschappen moest reageren.
Zoals ik mijn vader las, zo leest dochter mij. "Jij vindt Bella helemaal niet zo leuk, hè", zegt ze nadat ze iets over haar vriendinnetje heeft verteld.
"Waarom denk je dat?", vraag ik.
"Je doet iets met je mond, en dat doe je alleen maar al je iets niet zo leuk vindt."
"Ik vind haar wel leuk maar ik vind dat ze niet altijd even aardig tegen jou doet - dus je hebt wel een beetje gelijk."
"Ik vind ook dat ze niet altijd aardig tegen mij doet, maar niemand kan alleen maar aardig zijn, mam."
"Ik zei er toch niets van?"
undefined