Forten stonden oorspronkelijk ook tussen ruig groen
Volgens nieuw onderzoek was de Stelling van Amsterdam geen kaal vestingwerk; het had een 'groen gordijn’.
Bij sommige historische forten, kazematten en waterlinies duren de schermutselingen voort tot op de dag van vandaag. Mochten de bomen van fort Daatselaar bij Renswoude wel worden gekapt? Was het nodig de natuur bij fort De Roovere bij Bergen op Zoom op te schonen, zodat de contouren weer zichtbaar werden? En moeten de automobilisten fort Vechten per se vanaf de snelweg kunnen zien?
Milieuclubs en bewonersorganisaties voeren strijd met de plannenmakers die de historische forten van de verschillende waterlinies in de oude glorie willen herstellen. Bij de renovatie van de overwoekerde mini-reservaatjes sneuvelen vaak de bomen die met hun wortels de gebouwen hebben aangetast. Maar ook verdwijnen de kruinen om de forten weer ’zichtbaar’ te maken en gaat de zaag erin omdat bomen nu eenmaal niet in een schootsveld zouden horen.
Dat laatste is in ieder geval flauwekul, zegt Nicky Schuurman, projectmedewerker van Landschap Noord-Holland. Zij publiceert eind deze maand haar onderzoek naar de beplanting van forten en liniedijken van de Stelling van Amsterdam. Struiken en bomen hadden juist een functie bij de verdediging van de forten, is haar conclusie. Bij renovaties is het daarom nodig zorgvuldig de functie en de geschiedenis van de forten te bestuderen.
Bij haar eigen Landschap Noord-Holland gingen ze tot voor kort ook niet al te nauwgezet met het beheer van de forten om. „We hebben er vijf in eigen beheer, die zich op duinzand en klei bevinden. Door die schrale grond is de vegetatie juist rijk. Het wemelt er van de bijzondere planten. Ons beleid was woekerende struiken en bomen te kappen. Tot ik literatuuronderzoek deed in het archief van de genie, dat is opgenomen in Het Nationaal archief. Daaruit bleek tot ieders verwarring dat de forten in het verleden helemaal niet kaal waren, maar juist volstonden met beplanting.”
Reden voor Schuurman om vervolgens de documentatie van de gehele Stelling van Amsterdam eens onder de loep te nemen. „Het frappante was dat op de ontwerptekeningen heel weinig beplanting is terug te vinden”, zegt Schuurman. „Ik ben vervolgens gaan neuzen in briefwisselingen en contracten uit de periode 1890 tot 1914. Daarin zijn de eerste beplantingsplannen te vinden. De bevestiging heb ik uiteindelijk kunnen vinden in de begrotingen van de ’Eerstaanwezend ingenieur’, zeg maar de manager net onder de stellingcommandant. Zijn lijstjes vormden het bewijs voor de daadwerkelijke beplantingen.”
Schuurman heeft vastgesteld dat de westkant van de Stelling van Amsterdam was beplant met esdoorn en populier. De nattere noord- en zuid-kant kregen wilgen en iepen. „We kunnen in ieder geval een grote streep trekken door de gedachte dat de forten bij mobilisatie een vrij schootsveld moesten hebben, en daarom de bomen buiten het fort moesten worden gekapt”, zegt Schuurman. „Dat ruimen gebeurde met beleid. Bomen rond het fort moesten voorkomen dat de vijand zag waar de eigen inslagen waren, en waar het geschut van het fort stond opgesteld. Andersom hadden de militairen in het fort vanuit een hoog uitkijkpunt net boven de boomkruinen wel zicht op de bewegingen van de aanvallers, en konden deze dwars door de buigzame takken van de wilg onder vuur nemen.” Bosschages op grotere afstand van de forten, camoufleerden als het ware de versterkingen voor de vijand, en de meidoorn die buiten Amsterdam werden gebruikt, versperden als natuurlijk prikkeldraad de doorgang.
Met behulp van deze kennis, adviseert Schuurman, moeten de partijen die de forten restaureren bepalen wat zij met de huidige vegetatie doen. „Sommige bomen horen bij de vesting, anderen niet, maar zijn wel onderdeel van het mini-reservaat. Soms speelt het belang de ruigte te kappen, zodat het fort zichtbaar wordt. Moeilijke afwegingen, stelt Schuurman, „maar elk fort heeft recht op een eigen oplossing”.
Lees hier alle posts over Erfgoed