Interview

Filosofe Svenja Flaßpöhler: 'Hoe goedbedoeld ook, de Metoogolf bewijst het feminisme geen dienst'

Filosofe en essayiste Svenja Flaßpöhler (1975), gepromoveerd op pornografische lust, is hoofdredacteur van Philosophie Magazin. Beeld Florian Buettner
Filosofe en essayiste Svenja Flaßpöhler (1975), gepromoveerd op pornografische lust, is hoofdredacteur van Philosophie Magazin.Beeld Florian Buettner

Ja, je hebt mannen die hun macht misbruiken. Maar maak van vrouwen geen slachtoffers. Praat liever over DE ‘potente vrouw’: haar mondigheid en seksualiteit, vindt filosofe Svenja Flaßpöhler.

Wilfred van de Poll

Flaßpöhler is een van Duitslands meest uitgesproken critici van het Metoodebat. De twitter-hashtag #metoo (vrouwen vertellen: ik ben ook slachtoffer van seksueel geweld) begon eind 2017 na onthullingen over Hollywoodproducent Harvey Weinstein. Zijn Duitse evenknie heet Dieter Wedel, een 76-jarige regisseur.

Volgens Svenja Flaßpöhler bewijst deze Metoogolf het feminisme geen dienst, hoe goedbedoeld ook. In haar pamflet ‘De potente vrouw: naar een nieuwe vrouwelijkheid’ bekritiseert ze het onderliggende vrouw- en manbeeld, en de uitwerkingen van het debat. En ze wijst de richting die het feminisme volgens haar wél moet inslaan.

Het pamflet leverde haar vijanden op: ze zou een emancipatorische beweging tegenwerken, ‘antifeministisch’ zijn. “Op de sociale media kreeg ik de nodige shitstormen over me heen”, vertelt ze. “Maar er waren óók vrouwen die me schrijven dat ze het met me eens zijn. Ze durven het soms niet publiek te zeggen, bang verkeerd te worden begrepen en als reactionair te worden neergezet. Maar het is belangrijk dat we tegen elkaar in durven te gaan en dat Metoo bekritiseerd wordt.”

Waarom?

“Het probleem begint al bij de leus: ik ook. Wát ook? Waar heeft dat betrekking op? Dat gaat van verkrachting tot handtastelijkheid tot domweg versierpogingen. Er is geen onderscheid tussen situaties waarin vrouwen mogelijkheden hadden om te handelen, en die waarin ze dat niet hadden. Die vaagheid is gevaarlijk. Door het verwijt richting mannen zo te veralgemeniseren, maak je dat alle vrouwen, als groep, in de rol van slachtoffer geschoven worden, en mannen in die van dader.

“Er gaat geen dag voorbij of er wordt wel een acteur, kunstenaar of sporter van seksueel geweld beschuldigd, of over patriarchale structuren gesproken. Het mannelijk geweld is volgens Metoo alomtegenwoordig: op kantoor, in bed, in het leven van elke vrouw. Metoo-activisten leiden uit individuele verhalen een maatschappelijke en politieke structuur af, een patriarchaat. Dat bestrijd ik: we leven wettelijk gezien niet meer in een patriarchaat. Wettelijk is er gelijkheid.

“De ironie is juist dat Metoo-activisten door hun aantijgingen zélf patriarchale denkpatronen weer in het leven roepen. Het Metoodebat toont machteloosheid: tegen intimidatie is de vrouw kansloos, ze kan zich niet weren, het mannelijke begeren is almachtig en het vrouwelijke bestaat überhaupt niet. Daarachter schuilt een mannelijke blik op vrouwen die honderden jaren lang gemeengoed was. Door die te bevestigen, zet Metoo de feministische klok terug, niet vooruit. Ik zou willen dat vrouwen nu eindelijk autonoom worden, mondig: dat ze hun eigen, vrouwelijke kracht leren zien - de ‘potente vrouw’ noem ik dat.”

Is het Metoodebat dan niet een uiting van mondigheid?

“Dat lijkt misschien zo, maar in feite toont het onmondigheid. Het gaat vaak, of zelfs vooral, om situaties waarin vrouwen heel goed hadden kunnen handelen. Dat deden ze alleen niet. Pas nadat het gebeurd is, beklagen ze zich. Dat is niet mijn idee van mondigheid. Dit stil-blijven, je onderworpen aanpassen aan de mannelijke wil, dat is wat me aanzette tot het schrijven van mijn pamflet.

“Daarbij komt: de prominentste Metoogevallen dateren uit de jaren tachtig en negentig. Dat is veelzeggend. Het gaat meestal om oude mannen. Metoo doet alsof er in de tussentijd niets is gebeurd en dat klopt niet: mannen van mijn generatie zijn echt anders gesocialiseerd. Toch is Metoo één grote beschuldiging richting mannen: jullie zijn schuldig, jullie zijn daders, jullie onderdrukken ons en respecteren onze wil niet. De boodschap is: mannen moeten zich inhouden, vrouwen hoeven niets te doen, wij blijven wie we zijn. Dat is me te simpel.”

Flaßpöhler zit in een kleine, hoge ruimte met muren waarvan de bakstenen ook binnenin zichtbaar zijn. Vijf bureaus, een zithoek met bankje: de redactie van Philosophie Magazine, vlakbij de gedenkplaats voor de Berlijnse Muur. Flaßpöhler is er sinds januari hoofdredactrice.

Ze neemt nootjes uit een schaaltje op de salontafel en zegt: “Alsof vrouwen altijd precies weten wat ze op seksueel gebied willen en wat niet. Dat is niet zo. Vrouwen zijn vaak meer bij de man dan bij zichzelf, willen hem niet teleurstellen of pijn doen. Eeuwenlang werd vrouwen een eigen begeerte ontzegd. De vrouw was er alleen om de mannelijke lust spiegelen. Precies dát zien we nog steeds: dat vrouwen stil blijven en willen behagen, in plaats van grenzen te trekken. De vrouwelijke seksualiteit is zo lang door mannen gedefinieerd dat vrouwen vaak geen toegang hebben tot hun eigen begeerte. Dáárover moeten we het hebben.”

Metoo, zegt ze, toont vooral hoe diep de ‘cultuurgeschiedenis’ nog in vrouwen zit. “Eeuwenlang gold de man als seksueel actief, de vrouw als passief, haar geslachtsdeel was een gat waar iets ingestopt werd, een schede voor het zwaard van de man. Hij was animaal, zij rein en onschuldig.

“Juist nu er voor het eerst in de geschiedenis wettelijke gelijkheid is, missen we het intellectuele werktuig om daarmee om te gaan: er ontbreekt bij vrouwen een robuust idee van de eigen vrouwelijkheid en seksualiteit.

“Ik ontken niet dat er nog ongelijkheid is, zoals in de lonen. Maar díe structurele problemen laat Metoo grotendeels liggen. Dat is ook niet mediageniek. Metoo werd mede zo groot door het spektakel, het past perfect bij medialogica: seks in hotelkamers, oude mannen, jonge vrouwen, onschuldige slachtoffers, boze daders, goed en kwaad.”

Vrouwen zíjn toch ook vaak slachtoffers van mannen?

“Zeker, en bij dwang of geweld moeten mannen gestraft worden. En ik ontken niet dat er nog altijd meer mannen in machtsposities zitten en dat sommigen dat schaamteloos misbruiken. Waar het mij alleen om gaat, is dat het begrip ‘autonomie’ wordt uitgehold. Je hoort Metoovrouwen zeggen: als mijn chef me uitnodigt op zijn hotelkamer moet ik wel komen, anders verlies ik mijn baan. Zo’n vrouw kan weigeren. Misschien verliest ze haar baan. Maar autonomie betekent nu eenmaal dat je weerstanden overwint, risico’s loopt - autonomie heeft simpelweg een prijs. Wie in alle ernst beweert dat vrouwen in zulke situaties niet anders kunnen, brengt de liberale democratie in gevaar, die rust op het idee dat mensen zich mondig gedragen.”

Dat zijn grote woorden…

“Maar dat is echt belangrijk: we moeten individuen op hun kracht aanspreken, niet kleiner maken. Het is treurig als we van vrouwen geen mondigheid verwachten, maar ze willen beschermen in hun kinderlijkheid en onvermogen. Het is typerend dat Metoo meteen naar instituties wijst. Metoo verwacht alles van de staat, en niets van vrouwen.

“Die bescherming van onmondigheid leidt tot een hellend vlak. Een volksgericht via de media, waarbij mannen aan de schandpaal belanden, alsof we in de Middeleeuwen leven. Veel mannen zijn bang überhaupt nog iets te doen. Ik keur die politiek van afschrikking af. Zo van: ‘Pas op wat je doet, anders vergaat het je als Dieter Wedel.’ Mannen krijgen tegenwoordig ontslag of worden publiekelijk aan de paal genageld, enkel wegens de beschuldiging van seksuele toenadering. Dat heeft met de rechtsstaat niets meer van doen. Wetten worden aangepast, werken van kunstenaars uit galerieën verwijderd, cultuur achteraf gezuiverd - dat vind ik echt fataal. De Duitse filosofe Thea Dorn noemde dat ‘moreel totalitarisme’.”

Het feminisme lijkt door het Metoodebat springlevend, maar volgens Flaßpöhler is dat schijn: het kampt met een ‘intellectueel vacuüm’. Daardoor dreigt een terugval in oude, mannelijke denkpatronen, betoogt ze. Ze herleidt dat vacuüm tot de ontwikkeling van de feministische theorie in de jaren negentig, toen het deconstructivisme opkwam. “De belangrijkste vertolkster, Judith Butler, stelde: we leven in een heteroseksuele matrix van onderdrukking. Als je daartegen iets wilt ondernemen, moet je je in ‘tussenposities’ bewegen: queer, lesbisch, et cetera. Ik kan me goed herinneren hoe ik zelf intensief Butler heb gelezen en op een gegeven moment echt dacht: ik moet lesbisch worden, als hetero-vrouw kan ik me nooit vrijmaken.”

Ze wil de genderstudies niet alles in de schoenen schuiven. “Ik vind het goed dat die er zijn. Wat ik geleerd heb van Butler is dat het problematisch is om over het ‘wezen van de vrouw’ te praten. Maar ze schoot wel door: alles wat over vrouwen of mannen gezegd werd noemde ze een cultureel construct. Ze werd het onmogelijk om überhaupt nog over de vrouw te denken, laat staan de heteroseksuele vrouw. Geslacht mocht niet meer belangrijk zijn, moest inwisselbaar zijn.

“Eigenlijk vreemd, want net als andere postmoderne stromingen is het deconstructivisme juist geïnteresseerd in verschillen: de ander als ander waarnemen, dat gaat terug op Emmanuel Levinas. Maar bij man-vrouw mogen verschillen er opeens niet meer toe doen. Ik vind: daar gaat een ervaringsdiepte verloren.”

Metoo betekent een terugval in oude denkpatronen, vindt u. Tegelijk wijst u het gelijkheidsdenken van de queertheorie af. Wat is uw alternatief?

“Ik zoek een feminisme dat het goede uit het deconstructivisme behoudt: het besef dat het ‘wezen van de vrouw’ niet bestaat. Maar dat tegelijkertijd biologische verschillen serieus neemt. Ik vind een uitgangspunt in de ‘nieuwe fenomenologie’, een stroming die begint bij lijfelijkheid: de innerlijke ervaring van je lichaam. Vervolgens onderzoek je dan welke manieren van in-de-wereldzijn dat opent voor mannen en vrouwen, zonder die in een definitie vast te pinnen.

“Het is nog niet eenvoudig om die verschillen te benoemen, want de woorden die je gebruikt kunnen natuurlijk cultureel gekleurd zijn - en dan kom je weer bij het punt van Butler, namelijk dat geslacht een cultureel product is. Het is voor mij nog steeds een zoektocht. We kunnen in ieder geval vaststellen: mijn lijf opent ‘ervaringsruimten’ die deels overlappen met die van mannen, maar deels ook niet. Ik zal nooit weten hoe het is om een penis te hebben, te penetreren. Zoals een man nooit weet hoe het voor een vrouw is om geslachtsverkeer te hebben. Of een kind in zich te dragen. Te menstrueren. Borsten te hebben. Ik wil zeker niet zeggen dat vrouwen die geen kind hebben of niet met mannen naar bed gaan geen vrouwen zijn. Maar het lijfelijke verschil maakt dat vrouwen en mannen anders in de wereld staan.”

Van deconstructivisten mag je het niet meer over dat soort verschillen hebben, terwijl door Metoo mannen en vrouwen te veel tegen over elkaar komen te staan, vindt u. Hoe kan het gesprek tussen man en vrouw beter?

“We moeten meer vertaalwerk doen, elkaar vragen: hoe is het voor jou om man te zijn, hoe is het voor jou om vrouw te zijn? Natuurlijk gaat het Metoodebat deels over machtsmisbruik. Maar het laat óók zien: er zijn kennelijk grote verschillen in hoe mannen en vrouwen erotische en seksuele situaties waarnemen - we moeten oog hebben voor de meerduidigheid in het contact, de wisselwerking. Ik bestrijd de Metoosuggestie dat mannen per definitie een kwade blik hebben, waartegen vrouwen zich dan moeten weren. Het is zoveel complexer. Vaak zijn het misverstanden, weten mannen niet dat ze te ver gaan, of laten vrouwen dat toe. En we moeten beseffen hoe diep die cultuurgeschiedenis doorwerkt - dat maakt het gesprek ook zo moeilijk.

“Sekstherapeuten zeggen: vrouwen weten vaak niet wat ze willen, omdat ze geen toegang hebben tot hun archaïsche fantasieën. Voor mannen is het makkelijker om zich boven de afgrond van het seksuele te begeven. Vrouwen moeten hun eigen lust als iets positiefs en krachtigs leren zien.”

Svenja Flaßpöhler

Filosofe en essayiste Svenja Flaßpöhler (1975), gepromoveerd op pornografische lust, is hoofdredacteur van Philosophie Magazin. Ze werkte voor radiozender Deutschlandfunk Kultur; in 2007 schreef ze ‘Mein Wille geschehe’, over euthanasie.

Lees ook:

De voorlopige opbrengst van #MeToo

De #MeToo-beweging van meet af aan dubbele gevoelens opgeroepen, opluchting en instemming, maar ook kritiek. Natuurlijk is het goed dat seksuele intimidatie aan de kaak gesteld, maar waarom moesten die beschuldigingen via de media uitgespeeld worden? Is #MeToo de weg ingeslagen van een heksenjacht?

Mag een man wél lustobject zijn?

Waarom vinden we het onschuldig en misschien zelfs wel een beetje feministisch als vrouwen zich publiekelijk verlustigen aan een man, en wordt dat gedrag bij mannen streng afgestraft, zeker sinds #MeToo? Is dat geen dubbele moraal?

Feministe Germaine Greer: verkrachting is vaak 'gewoon slechte seks'

De verontwaardiging onder feministen kon niet veel groter zijn toen Germaine Greer, feministe van het eerste uur, onlangs pleitte voor veel lagere straffen op verkrachting. “Een penis is geen dodelijk wapen.”

Met de hashtag #MeToo wordt seksueel misbruik aan de kaak gesteld. In dit dossier leest u alle artikelen over dit onderwerp.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden