Fidel Castro (1926-2016): 'De geschiedenis zal mij vrijspreken'
De toespraken van Fidel Castro waren legendarisch lang - maar hij zei er weinig mee. Castro had zijn land een halve eeuw in zijn greep - en werd van een voortrekker een anachronisme. De 'Maximale Leider' overleed vannacht op 90-jarige leeftijd. Zonder Fidel Castro (1926) betreedt Cuba definitief een nieuw tijdperk.
De Castro die nu overal ter wereld wordt herdacht - met respectvolle rouw door de een en met een zucht van opluchting door de ander - werd niet geboren in 1926 op een suikerplantage in Birán, in het oosten van Cuba, maar in 1957 in de bergen van de Sierra Maestra. Fidel Castro Ruz groeide toen, 31 jaar oud, uit van een dissidente advocaat en revolutionaire brekebeen tot de charismatische leider van een revolutionaire beweging die zich de toekomst van het Caribische eiland voor ruim een halve eeuw zou toe-eigenen. In de Sierra Madre bouwde hij een handvol guerrillastrijders uit tot een klein leger dat er in 1958 in slaagde heel Cuba te bevrijden van toenmalig dictator Fulgencio Batista.
Daarmee schreef Castro geschiedenis, precies zoals hij als kind zijn klasgenoten voorspelde. Die noemden hem el loco, de dolleman, omdat hij altijd voor een riskante streek te vinden was. Hij koos op die school voor zichzelf een nieuwe tweede voornaam: Alejandro, uit bewondering voor de Griekse veroveraar Alexander de Grote.
Castro was de zoon van Lina Ruz, de dienstmeid van Angel Castro y Argiz, een Spaanse immigrant die zich van arbeider had opgewerkt tot een niet onbemiddelde boer. De officiële mevrouw Castro woonde in het grote huis; in een hutje op het erf leefde Lina Ruz met haar kinderen, onder wie ook Fidels broer Raúl. Pas tien jaar na Fidel's geboorte scheidde Angel Castro en was het Fidel gepermitteerd om zich in het grote huis te vertonen.
Goede vriend Roosevelt
Zodoende had hij twee soorten jeugdherinneringen uit Birán: die van een verschoppeling en die van de rijkeluiszoon, die te paard over de eigendommen van zijn vader zwierf en, toen hij er de leeftijd voor had, aanspraak maakte op de beste school van Cuba: het Jezuïtencollege Belén in Havana.
Een van de stunts waarmee hij daar de aandacht trok was een brief aan de Amerikaanse president. "Mijn goede vriend Roosevelt", begon die in houterig Engels. Het verzoek om hem tien dollar te sturen werd niet ingewilligd, maar de standaard-afwijzing kwam als een trofee op het prikbord van de school.
Een paar jaar later was Fidel zo pro-Amerikaans niet meer. Hij studeerde rechten in de hoofdstad en werd politiek actief. Zijn ambitie om werkelijk iets te betekenen in de wereld werd gaandeweg gekoppeld aan een afkeer van de grote invloed die de VS, en dan vooral Amerikaanse bedrijven, in Cuba hadden.
Ook uit die tijd herinneren zijn kameraden enkele extreme invallen. Na een rumoerig protest tegen prijsverhogingen in de bussen werd hij met enkele andere studentenleiders uitgenodigd bij de president. Terwijl ze op het balkon op het staatshoofd wachtten, stelde Castro serieus voor hem eraf te gooien en zo het sein te geven voor een volksopstand.
Vijftien jaar celstraf
Hij werd lid van enkele linkse splinterpartijen, was betrokken bij politieke aanslagen en nam deel aan een mislukte expeditie om de regering van de Dominicaanse Republiek omver te werpen. In 1952, twee jaar nadat hij zich had gevestigd als advocaat, was hij leider van de Orthodoxe Partij en wilde hij zich kandidaat stellen voor het parlement - maar die verkiezingen kwamen nooit. Generaal Fulgencia Batista greep de macht.
Dat was voor Castro het moment om de wapens op te nemen. En hij deed dat op een manier die hij de rest van zijn leven zou volhouden: met verachting van het gezond verstand en tegen een overweldigende overmacht.
Met ruim honderd medestrijders overviel hij de Moncada kazerne in Santiago. De aanval mislukte. De overlevenden trokken zich terug in de Sierra Maestra, maar moesten zich na bemiddeling van de kerk overgeven. Tijdens zijn proces hield hij een redevoering die ook ver buiten Cuba beroemd is geworden onder de titel: 'De geschiedenis zal mij vrijspreken'.
Castro werd veroordeeld tot vijftien jaar celstraf maar kreeg al na ruim een jaar gratie. Hij vertrok naar Mexico om zich daar te trainen in guerrillatechnieken. In 1956 ging hij met 82 kameraden aan boord van het sindsdien fameuze jacht Granma terug naar Cuba. Al bij het ontschepen werden de meesten gedood. Ruim een dozijn ontsnapte naar de Sierra Maestra, onder wie Fidel Castro, zijn broer Raúl en de Argentijn Che Guevara. De strijd vanuit de bergen werd gewonnen doordat steeds meer Cubanen zich als guerrillastrijder bij hen aansloten. De revolutie van Castro was populair, en nadat hij aan de macht kwam, werd hij dat zelf ook. Zijn jongere broer Raúl, die hij in Mexico en in de bergen van Cuba hard leerde worden, door hem bijvoorbeeld verraders te laten executeren, gaf hij de verantwoordelijkheid over het Cubaanse leger.
Aanslagen
Als er dingen misgingen, gaf hij de schuld aan de VS. Die was tegen zijn regime gekant zodra hij zich tot het communisme bekende. De CIA steunde in dat jaar, 1961, een inval van Cubaanse ex-militairen in de Varkensbaai. De vijandschap met de Verenigde Staten bereikte al kort na de revolutie een hoogtepunt toen bleek dat Castro Russische raketten had toegelaten op het eiland, waarmee de wereld een balanceerde op de rand van een atoomoorlog. Daarmee bewees Castro dat hij niet van plan was zichzelf weg te cijferen in een wereld die onder invloed van de Koude Oorlog steeds verder verdeeld raakte.
De vele aanslagen die de CIA op hem beraamde kregen hem niet op de knieën, net zo min als de steeds strengere Amerikaanse economische sancties, die tot op de dag van vandaag gelden en in de loop van dit jaar versoepeld zullen worden. Sterker, ze gaven hem een argument om uit te leggen waarom zijn land nog steeds geen heilstaat was. Wie die lezing niet accepteerde, kon problemen verwachten, van een verwoeste carrière tot gevangen- of ballingschap of de dood. Niemand kan precies zeggen hoeveel contrarevolutionairen hij liet executeren tot 2001, toen er een moratorium kwam op de doodstraf. Schattingen lopen van enkele duizenden tot vele tienduizenden.
Zijn mooiste tijd heeft Castro waarschijnlijk gehad aan het eind van de jaren zeventig. De man die als student al het volk van een naburig land, de Dominicaanse Republiek, had willen bevrijden, zond zijn soldaten en adviseurs over de hele aardbol. En terwijl de altijd vijandige buur, de VS, een bloedige zeperd haalde in Vietnam, hadden de Cubanen nog succes ook: in Angola en Mozambique hielpen ze de dekolonisatie van de Portugese bezittingen een handje - en hielpen ze linkse verzetsbewegingen aan de macht. In Nicaragua maakten de Sandinisten met hun hulp een einde aan de Somoza-dictatuur.
Perestrojka en glasnost
In 1979 werd Castro voorzitter van de niet-gebonden landen - ook al was hij met handen en voeten gebonden aan de Sovjet-Unie. Dat laatste werd hem datzelfde jaar nog politiek noodlottig. De sovjets vielen Afghanistan binnen. Zou de voorzitter van de beweging die aanval op een van zijn leden veroordelen? Toch maar niet. "Ik kan moeilijk aan de kant van Amerika gaan staan, dus staan we aan de kant van de Sovjet-Unie", zei hij voor de Amerikaanse televisie. Daarmee was zijn rol als voorzitter meteen weer uitgespeeld.
Castro's moeilijkste tijd brak een decennium later aan. Toen de rest van de wereld het communisme de rug toekeerde bleef hij met oneindig zelfvertrouwen vasthouden aan zijn eigen socialistisch gelijk. Na de val van de Berlijnse Muur keek de wereld vol verwachting naar Cuba. Maar Castro moest niks hebben van perestrojka en glasnost.
In 1991 veranderde de Sovjet-Unie, zijn steun en toeverlaat, in een verzameling gewone landen die geen speciale band begeerden met Cuba. Goedkope olie en andere voordelen vielen weg. De Cubaanse suiker - ongeveer het enige wat het eiland had - was vrijwel niets waard. Castro was gedwongen hervormingen door te voeren en stond zijn bevolking toe particuliere eenmansbedrijfjes te starten.
Het toerisme moest zorgen voor deviezen en groeide binnen enkele jaren uit tot de belangrijkste inkomstenbron. Overigens niet met alleen maar positieve gevolgen; Castro zag tot zijn spijt dat de door hem uitgebannen prostitutie weer terugkwam. Het was een van de weinige momenten dat de man die zo lang achter elkaar kon praten - zes uur was heel gewoon, uit 1968 is een rede van twaalf uur bekend - zich liet betrappen op ontevredenheid over de richting die het met Cuba op ging.
Dooi
Castro's eigen rol bleef desondanks onbetwist. Zelfs toen hij al op hoge leeftijd was, bedreigde voor zover bekend niemand in de top van de regering of het leger serieus zijn positie als absoluut alleenheerser. Hij was een man die geen tegenspraak duldde en iedereen die hem kende respecteerde dat, alleen al uit lijfsbehoud. Zodra iemand in zijn omgeving te populair werd bij de bevolking, zette Castro hem op een zijspoor. In laatste instantie was er altijd nog het vuurpeloton.
Het enige waaraan Castro bereid was te capituleren was de tijd. In 2006 moest hij door ziekte eerst tijdelijk, en twee jaar later definitief de macht overdragen aan zijn broer Raúl. Hij startte voorzichtige liberaliseringen, die voor veel Cubanen verlichting bracht in een armzalig bestaan. En hij bewerkstelligde het ongelofelijke: een dooi in de relatie met de VS, die hij eind 2014 tegelijk met Barack Obama aangekondigde.
Hoe Fidel daarover dacht blijft gissen. De laatste jaren werd zijn hand in het beleid steeds moeilijker waarneembaar. Zijn column in het dagblad Granma over internationale zaken ontbrak de laatste anderhalf jaar. Zelfs op de aankondiging van nieuwe diplomatieke banden met de VS kwam geen reactie meer van de comandante.
Terwijl zijn land veranderde, was Fidel onzichtbaar geworden. Als om de wereld en de Cubanen alvast te laten wennen aan een toekomst zonder de man die een halve eeuw het lot van zijn land had bepaald, maar die zelfs in Cuba zelf een anachronisme was geworden. De geschiedenis die hem vrij had moeten spreken had hem gevangene gemaakt van zijn eigen socialistische dogma's, waarin hij tot aan de dood is blijven geloven.
Voor dit artikel is onder andere gebruikgemaakt van 'After Fidel, the inside story of Castro's regime and Cuba's next leader', door Brian Latell. Palgrave MacMillan, 2005/2007.