column
Even een uurtje oordelen
Onlangs kreeg ik van iemand wier oordeel ik zeer serieus neem de tip om een uur per dag in te plannen om te oordelen. "Maar dan moet je het de rest van de dag proberen te laten", zei ze.
"Zoals je ook de tijd neemt om te eten, zodat je niet de hele dag hoeft te eten, zo kun je ook wat tijd inruimen om te oordelen, dan ben je er de rest van de dag vanaf. Dat is echt voor iedereen leuker."
Ik moet eerlijk toegeven dat ik die tip niet al te serieus nam, maar ik ben nooit te beroerd voor welk experiment dan ook, dus ik besloot het te proberen. In mijn agenda tekende ik een vakje, een keurig afgebakend kader waarin ik schreef: zestig minuten oordelen. Alle oordelen die ik tussendoor had, probeerde ik weg te drukken tot mijn uur was aangebroken.
Oude krant
Ik begon me gedurende de dag op mijn eigen oordeel te verheugen en toen het eenmaal zover was ging ik er eens flink voor zitten. Er kwam niet veel. Eigenlijk kwam er niets. Dus pakte ik er een oude krant bij; als ik dan toch mijn mening moest geven, dan liever over de wereldpolitiek en het klimaat dan over glutenallergie of over het afzichtelijke hondje van mijn buurmeisje of iets dergelijks.
Het voelde prettig om een oude krant te lezen; juist omdat het oud nieuws was had ik het idee dat ik er niet direct iets van hoefde te vinden. En ik had zestig volle minuten om over een eventueel oordeel na te denken. Toevalligerwijs stond er in de Volkskrant van afgelopen zaterdag een interview met Adelheid Roosen. Ze zegt daarin onder andere dat ze op een dag bij haar (onbekende) buurman heeft aangebeld met de vraag of ze bij hem mocht logeren.
Ook Adelheid Roosen is de beroerdste niet als het op experimenten aankomt. Ze zegt dat je moet oppassen dingen raar te vinden. "We vinden het angstaanjagend om ons sensitief op te stellen ten opzichte van een vreemde."
Simpelweg bestaan
Daar had ze een punt. Nu ik toch bezig was, nam ik mezelf voor die avond een straatgenoot uit te nodigen. Ik belde aan bij een man die uit Engeland bleek te komen. Ik vroeg hem of hij met me mee naar huis ging (ik durfde mezelf niet bij hem uit te nodigen). Hij zei dat hij al een vriendin had. "Ik wil geen seks", zei ik. Het duurde een tijdje voor ik hem daarvan wist te overtuigen. Ik vertelde hem over het experiment. "Ik woon hier op de hoek. We kunnen een kop thee drinken."
De man kwam met me mee naar huis, We zaten onder de luifel in mijn tuin en luisterden naar de regen. We zeiden bijna niets tegen elkaar, mijn buurman was niet erg spraakzaam. Op mijn vragen antwoordde hij slechts met 'ja' of 'nee'. En ik vond het plotseling een hele opluchting dat ik iemand had getroffen die niet al te veel van de wereld om zich heen leek te vinden; die simpelweg bestond, luisterend naar de regen.