Eva wil alleen nette verhalen
Hoe ontstaat een boek? In deze maandelijkse interviewserie vertellen schrijvers hoe zij werken, schuren en morrelen aan hun manuscript. In aflevering 17: Maarten Biesheuvel (66). Hij is net hersteld van een zware depressie. Nu kan hij weer nadenken over zijn verzameld werk dat bij Van Oorschot gaat verschijnen. En over nieuwe verhalen, al is het de vraag of die er nog komen: ,,Ik heb 3200 bladzijden verhalen geschreven, dat vind ik onderhand wel genoeg.“
'Dit is helemaal perfect“, zegt Eva Biesheuvel (67), terwijl ze de kleding van de interviewster monstert: ,,Maarten zei al: zou ze laarzen dragen, en een korte rok?“
Maanden was het stil in 'Sunny Home', hun beroemde houten huis in een rustige wijk van Leiden. De schrijver leed aan een zware vorm van melancholie, zijn vrouw moest alle drukte weren. Maar nu heten de Biesheuvels bezoek weer hartelijk welkom, met thee en roomboterkoekjes en een rondleiding door hun huis dat -- met inboedel en al - zo zou kunnen worden opgetild en verhuisd naar het Letterkundig Museum.
Want lezers kennen het interieur heel goed, uit Biesheuvels autobiografische verhalen. Vooral zijn werkkamer - donkerbruin en gezellig, onder de houten nok - bevat veel vertrouwde voorwerpen. Pronkstuk is de honderdjarige Remmington-machine, waarop hij al zijn eigenzinige verhalen typte over zeemannen, gekken en gereformeerde dominees. Het moeilijkste van het schrijfproces, zegt Biesheuvel, ,,Dat is het opzetten van het lint. Dat duurt uren.“
Nog veel meer literaire decorstukken bevat zijn schrijfkamer. De stapel sigarendozen bijvoorbeeld, die de schrijver kreeg van vrienden en kennissen, onder wie prins Claus, met wie hij af en toe correspondeerde. Het schip in de fles, de geëtste walvistand op het bureau, de meer dan veertig jaar oude krantenfoto's en pin-ups aan de muur: Biesheuvels universum is nog helemaal intact.
,,Ik zit hier nog wel eens, om te lezen,“ zegt de schrijver, die in de afgelopen 15 jaar maar weinig nieuwe verhalen maakte en vaak moest vechten tegen depressies en gekte. Nu voelt hij zich goed, al is hij wat doof en al worden zijn bewegingen vertraagd door zijn medicijnen: het anti-psychoticum Trilafon en het slaapmiddel Dalmadorm. Met die pillen is Biesheuvel, na veertig jaar slikken, helemaal vergroeid: ,,Ik zeg altijd, vrij naar Nietzsche: ohne Trilafon keine Gedanke.“
Gedachten heeft de schrijver genoeg, zo blijkt tijdens een gesprek in de warme woonkamer. Daar snurkt hond Bruno tevreden, daar lacht Eva zachtjes om de grapjes van haar man.
Hij heeft, zegt Biesheuvel, nu de leeftijd van dirty old man (vieze oude man) bereikt: ,,'t Zijn allemaal vieze verhalen die ik bedenk, hoge hakken, geschoren kutjes, dildo, en dan roept Eva: Ik wil alleen nette verhalen.“ Zijn vrouw beaamt dat: ,,Ik ben een nette oude vrouw. En dan komt er dus niks.“
Er schieten hem ook nog wel andere, typische Biesheuvel-thema's te binnen. Kijk, zegt de schrijver, op dit velletje noteerde hij onlangs: ,,Kejje rustig laten lopen, komp terug.“ Die woorden moeten uitgroeien tot een nieuw zeeverhaal vol ijsberen en ijsschotsen waarin de schrijver - die vroeger zelf als ketelbinkie werkte - vastloopt met zijn schip.
Ook voor een nieuw absurdistisch verhaal heeft hij ideeën, en zelfs al een titel: 'Het schot'. Het zal gaan over een soldaat die met een geladen geweer van Gorcum naar Amsterdam loopt.
Of deze twee verhalen er ook echt zullen komen, is nog de vraag. Biesheuvel produceert vanwege zijn ziekte (hij is manisch-depressief) niet meer zoveel. Af en toe voelt hij nog wel eens 'een creatieve impuls', zegt de schrijver: ,,Al zijn dat twee moeilijke woorden, want je kunt natuurlijk ook zeggen: scheppende drang.“
,,Hij schrijft wel eens een kort verhaaltje“, zegt Eva, ,,En dan vraag ik, waar is het dan, en dan heeft ie het alweer verscheurd.“ Vroeger was zij zijn eerste lezer én criticus, tegenwoordig heeft de schrijver heel veel zelfkritiek: ,,Het moet gauw in de prullenbak, hoor.“
Al is zijn scheppende drang inmiddels flink afgenomen, Biesheuvel weet nog wel hoe het voelt om een 'inval' te hebben: ,,Je zit zo op de bank en in één tel heb je een verhaal van dertig bladzijden. Het is een soort goddelijke genade, het gaat helemaal vanzelf. Maar ik ben ook een engel, God fluistert het me allemaal in, ik moet alleen maar mijn handen laten wapperen.“
Het titelverhaal van 'De angstkunstenaar' (1987) is uit zo'n inval ontstaan. In een flits wist de schrijver, die in 1966 voor het eerst in een gekkenhuis werd opgenomen, hoe hij het wezen van de ongerichte angst moest beschrijven: ,,En dan de misverstanden en de nachtmerries, en iedere keer komt er een korrel uit je hoofd, klein als een speldenknop, kleiner nog, en de bezwarende gedachte is kleiner dan een zandkorrel, zwaarder dan de hele wereld en alle mensen en dingen en gedachten tesaam en zo groeit de angst tot een haar. En er groeien in de loop der tijd duizenden haren op je hoofd.“
Hij schreef dit verhaal aan het eind van zijn vruchtbare schrijverstijd, die grofweg van 1970 tot 1990 duurde. Kijk, zegt Biesheuvel, wijzend naar de boekenkast: ,,Daar staat die hele rij boeken, er kan nauwelijks meer iets bij. Mijn verzamelde verhalen beslaan 3200 bladzijden, dat vind ik onderhand wel genoeg. Ik ben tevreden en ik ben blij.“
Hij is klaar, vindt Biesheuvel, alles staat erin, hij verheugt zich op zijn verzameld werk dat vanaf herfst 2007 bij Van Oorschot zal verschijnen: ,,Dan word je bijgezet bij de klassieken, hè, bij Dostojevski, A. Alberts en Tolstoi.“ Hij weet precies hoe de vier delen eruit moeten zien: 'bijbeldruk', lettertype Bembo op heel dun papier, en op de kaft niet de woorden 'verzameld werk' - dat klinkt zo definitief, alsof er niks meer bij kan komen - maar kortweg 'Verhalen 1 t/m 4'.
Op een enkel gedicht na schreef hij louter korte verhalen. ,,Ik heb nooit zin gehad in een roman“, zegt de schrijver. ,,Maarten is niet iemand om ergens heel lang aan te zitten, het past niet bij zijn karakter“, zegt zijn vrouw.
Biesheuvel heeft altijd een ander, uniek talent bezeten: om in enkele bladzijden een heel eigen wereld op te roepen, waarin Karel van 't Reve soms God was, waarin hij gekkenhuizen en angstpsychoses beschreef, maar ook het ruwe leven op de grote vaart, zijn werk als bibliothecaris en zijn gereformeerde jeugd. Realistische verhalen schreef hij, met typische Biesheuvel-humor, maar ook absurdistische en magische verhalen zoals het inmiddels klassiek te noemen verhaal 'Brommer op zee' uit zijn debuutbundel 'In de bovenkooi' (1972).
Een verhaal is goed, zegt Biesheuvel, ,,Als het dromerig is en geestig en romantisch. En als de tranen je in de ogen springen en als je af en toe moet lachen.“ ,,En als je maar een beetje aardig bent, hè“, zegt zijn vrouw, ,,Als er een beetje vriendelijkheid uit spreekt.“
De schrijver stelt nog andere eisen aan zijn verhalen: ,,Ik hou van eenvoudig Nederlands. Ik wil niet 'geaffecteerd' erin, of 'discontinuïteit'. Ik heb een hekel aan vreemde woorden, ik gebruik alleen de woorden trein, been, klok, oog, knie en snelheid.“
Van al die eenvoudige woorden componeerde hij vroeger wel lange, vaak in bijzinnen vertakkende zinnen. Dat, zegt Biesheuvel, leerde hij in de haven. Eva schiet in de lach: ,,Werkelijk? Ik dacht altijd dat je het van je rechtenstudie had.“ Nee hoor, zegt de schrijver, ,,In de haven spraken de zeemannen bijvoorbeeld zo: Zeg gebrilde ketelbinkie, wilt u zich een beetje snel verwijderen want straks komt die lading naar beneden en dan komt die op uw hoofd, dus maak u uit de voeten en vlug een beetje.“
Zijn voorkeur voor lange zinnen blijkt ook uit de titel van zijn laatste boekje, dat 62 pagina's en 21 heel korte (deels al oudere) verhalen telt: 'Oude geschiedenis van Pa die leefde als een dier want hij schaamde zich nergens voor en hij was erg praktisch' (2002, zie inzet). Die verhalen mogen straks wel in zijn verzameld werk, maar een aantal andere heeft de schrijver definitief verworpen.
,,Ik vind ze dom en lelijk en niet leuk“, zegt Biesheuvel, over enkele verhalen uit 'Slechte mensen' (1973) en 'Het nut van de wereld' (1975). In 1984 voegde hij ze samen in 'De wereld moet beter worden', en wat toen sneuvelde, neemt hij niet meer in genade: ,,Wat er mis mee is? Dat weet ik niet meer, hoor, maar dat zijn geen goede verhalen.“
Het begint te schemeren in 'Sunny Home', het is vijf uur in de middag. ,,Wij noemden dat 'het uur van de verdwijningen'“, zo schrijft Biesheuvel in het verhaal 'Angst', dat is opgenomen in de onlangs verschenen verhalenbloemlezing van Joost Zwagerman. De schrijver neemt een pilsje, trekt nog eens aan zijn sigaar, en vertelt hoe hij zichzelf ziet: ,,Als iemand die geen pretenties heeft, die niet interessant is.“ Eva vindt dit juist leuk aan haar man: ,,Dat hij nergens op lijkt, dat hij zo'n eigen stijl heeft.“
En dit mist ze wel een beetje: ,,Ik vond het altijd heel leuk als hij naar beneden kwam met een nieuw verhaal.“ Nu brengt Biesheuvel zijn dagen vooral door in bed, op de bank met haar of buiten met de hond. Het is niet anders, zegt hij berustend: ,,Schrijven betekent alles voor me, maar als het niet gaat, dan gaat het niet.“
Is een schrijver die (haast) niet meer schrijft nog steeds een schrijver? ,,Dat vraag ik me ook wel eens af, dat weet ik niet hoor,“ zegt Biesheuvel. Maar even later weet hij het wel: ,,Tsjechov en Gogol, dat zijn schrijvers. En die schrijven ook niet meer.“