Column
Europese stembus geen feest voor de democratie
De opkomst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement is in de lidstaten stapsgewijs gedaald van ruim zestig procent in 1979 tot 43 procent in 2009. Dat duidt op een toenemende onverschilligheid. Of juist niet?
De Britse historicus Mark Mazower schreef in 2002 in zijn boek 'Duister continent' dat Europeanen de democratie aanvaarden, omdat ze niet meer in politiek geloven. Het systeem eist volgens hem minder betrokkenheid van de burgers en bemoeit zich minder met hun leven dan alle alternatieven. Dat was een uiterst cynische visie, zeker na de afrekening met twee van die alternatieven, het nationaal-socialisme en het communisme.
Verbinding
Voor zover het Nederland betreft vindt de kijk van Mazower wellicht steun in de lage opkomst bij Europese verkiezingen, met 36 procent nog lager dan het gemiddelde. Maar zij wordt gelogenstraft door de opkomst bij verkiezingen voor het nationale parlement, die de laatste decennia tussen de 75 en 80 procent ligt. Dat verschil, dat zich in de hele Europese Unie manifesteert, wijst niet op vergevorderde politieke apathie, maar op gebrek aan verbinding tussen de burgers en de Europese instituties.
Bij verkiezingen is het logisch vooral naar het parlement te kijken; naar de geringe herkenbaarheid, de onbekendheid met de agenda of de betrekkelijke macht. Het is ook wáár, het Europese parlement is niet het kristallisatiepunt van een vitale democratische gemeenschap. Voor een deel ligt dat aan de 'openbare leegte' in Europa, het ontbreken van een publiek debat over de grenzen heen. Dat komt echter niet louter door de afstand tot Brussel en Straatsburg of het gemis aan een gemeenschappelijke taal. De lokale democratie ondervindt, ironisch genoeg, dezelfde problemen en dichter bij huis kan het niet.
De noemer lijkt mij het ontbreken van een politiek herkenbare uitvoerende macht. Waar moet de volksvertegenwoordiging als controleur van de macht haar tanden in zetten als de uitvoerende macht diffuus is of, zoals Rutte meer dan eens heeft gedaan na terugkeer uit Brussel, welbewust mist verspreidt over genomen besluiten.
'Europa der vaderlanden'
Herman van Rompuy is voorzitter van de Europese Raad van regeringsleiders, de beslissende uitvoerende macht, maar in democratisch optiek meer een kamerbewaarder dan een president; benoemd en niet gekozen, passend in het ondoorzichtige bestel van een unie die gedeeltelijk is opgezet als federatie, gedeeltelijk als 'Europa der vaderlanden'.
John Adams, een van de stichters van de Verenigde Staten van Amerika, zette al vroeg in op een sterke uitvoerende macht naast de soevereine wetgevende en de rechtsprekende macht. Zich beroepend op Cicero, en dus klaarblijkelijk een onveranderlijke waarheid rakend, waarschuwde hij dat anders de wetgever zou corrumperen, zoals arsenicum het menselijk lichaam aantast. En als de wetgevende macht wordt aangetast, vervolgde hij, zal het volk ten onder gaan.
In de kern ging het Adams om de scheiding en het evenwicht der machten. Zij moesten stuk voor stuk een sterke positie hebben om elkaar scherp te houden en ontsporing te voorkomen. In de Europese Unie is de machtsverdeling te ondoorzichtig en door de getraptheid te ingewikkeld om de machten scherp te onderscheiden. Laat staan dat zij tot de verbeelding spreken en een Europees bewustzijn versterken.
De democratische zaak
Op lokaal niveau kan de directe verkiezing van het bestuur helpen de verleppende democratie nieuw leven in te blazen. Voor het Europese niveau geldt hetzelfde. De politieke realiteit laat evenwel zien dat meer eenduidigheid er thans niet in zit. Zelfs de hoofdstroom in de Europese politiek durft het niet aan een bestemming aan te geven, het gevaar op de koop toe nemend dat het gebrek aan verbinding tussen bestuur en burgers op den duur een democratische samenleving om zeep helpt.
Het 'grote experiment' dat de Amerikanen aan het eind van de 18de eeuw begonnen, was het vormgeven van een regering op basis van 'instemming van de geregeerden'. Dat blijft de kern van de democratische zaak, die niet kan worden veronachtzaamd. Daarbij scherpt het de gedachten een democratische kritiek eens niet bij de burgers te beginnen maar, zoals Adams tegendraads deed, bij de uitvoerende macht. Zolang die macht geen duidelijk politiek profiel en program heeft, kan de volksvertegenwoordiging geen volwaardige tegenmacht uitoefenen en is het, hoe spijtig ook, geen bewijs van apathie dat burgers van de stembus wegblijven.