Voorpublicatie

Europa zoekt naar een derde leven

null Beeld REUTERS
Beeld REUTERS

Vandaag verschijnt ‘Kop op, Europa’, de gebundelde interviews uit Trouw met prominente niet-Europeanen over Europa en de EU. In de slotbeschouwing wordt de balans opgemaakt. Wat heeft Europa nodig? Geen autocratie, wel leiderschap.

Christoph Schmidt en Stevo Akkerman

Mocht er ooit een politieke thriller komen over de waargebeurde, diepe politieke crisis waarin de Europese Unie in het tweede decennium van de 21ste eeuw belandde, dan zou de schrijver genoeg kunnen hebben aan één enkele Brusselse gebeurtenis: de Europese top van 25 en 26 juni 2015.

Zo’n beetje alle ellende die de EU in die jaren plaagde, kwam daar bijeen: Griekenland stond aan de rand van de euro-afgrond, de migratiecrisis tekende zich af, de brexit diende zich aan. Alles in één vergadering – eenheid van tijd, plaats en handeling. Eurocommissaris Frans Timmermans zou de gelijktijdigheid van crises later dat jaar een ‘perfecte storm’ noemen.

“Als dit jullie Europa is, mogen jullie het houden”, schijnt de toenmalige Italiaanse premier Matteo Renzi in de nacht van 25 op 26 juni te hebben uitgeroepen tijdens een lange, emotionele discussie met de andere 27 regeringsleiders over de migratiecrisis. Als de rest van de EU de last van de opvang van migranten niet mee wilde dragen, wat was de unie dan waard? Het is een vraag die nog steeds op tafel ligt, getuige het actuele gesol met boten vol opgepikte mensen.

Bewijs van Renzi’s uitroep is er overigens niet; er zijn geen notulen van de besloten vergadering en we moeten maar geloven wat er in de wandelgangen van die top rondzong.

Kop op, Europa - omslag DEF Beeld -
Kop op, Europa - omslag DEFBeeld -

Eveneens onbevestigd is het verhaal dat voorzitter Donald Tusk van de Europese Raad de verhitte discussie onderbrak om er een ander agendapunt in te fietsen, bij wijze van luchtig intermezzo. Daarin presenteerde de Britse premier David Cameron voor het eerst formeel zijn voornemen om een referendum te organiseren over het EU-lidmaatschap. De regeringsleiders ervoeren Camerons praatje inderdaad als een welkome adempauze. Aan een daadwerkelijk vertrek van de Britten dacht niemand.

En dan hadden we Griekenland nog. Athene was sinds begin dat jaar onder de nieuwe, radicaal-linkse Syriza-regering gaan rebelleren tegen het hardvochtige regime van de geldschieters die het land sinds 2010 zowel financieel op de been hadden gehouden als in een dwangbuis hadden geperst. Op zaterdag 27 juni, dus daags na de hierboven beschreven top, kwam het in hetzelfde gebouw tot een breuk tussen Griekenland en de andere achttien eurolanden. De flamboyante Griekse minister Varoufakis liep ijskoud de vergadering uit. De chaos was compleet.

Wat een slagveld!

Alle Europese integratie-idealen, lang geleden vervat in dat verdragsbegrip van een ‘steeds hechter verbond’, lagen compleet aan gruzelementen in die vergaderbunker bij het Brusselse Schuman-plein. En toen moest de verkiezing van Trump nog komen, gevolgd door de schok van het brexit-referendum; Cameron had fout gegokt, de Britten – of althans een minimale meerderheid van hen – kozen voor een scheiding. Anti-EU-politici als Geert Wilders (PVV), Marine Le Pen (Front National), Frauke Petry (Alternative für Deutschland) en Matteo Salvini (Lega Nord) zagen het als de belofte van een ‘patriottische lente’: overal zouden ze gaan winnen.

Rond die spannende tijd ontstond het idee voor een interviewreeks in de krant. Als we nou eens met een reeks prominente niet-Europeanen gingen praten over Europa? Zou hun frisse, afstandelijke blik niet een welkom licht werpen op onze beslommeringen? Hoe zouden Afrikanen, Aziaten of Amerikanen (noord en zuid) tegen dat Europese geploeter aankijken? Het leidde tot vijftien gesprekken, met bekende en minder bekende denkers en doeners, onder wie de Turkse schrijver en Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk, de Amerikaanse topdiplomaat Ivo Daalder, de wetenschapper Nina Chroesjtsjov (kleindochter van) en de Nigeriaanse zakenvrouw Amy Jadesimi. En ten slotte, om te reageren op alles wat te berde werd gebracht, de Luxemburger Jean-Claude Juncker, ofwel de ‘president’ van de EU.

Zat er een rode draad in de brede waaier van vraaggesprekken? Allereerst misschien deze: geen enkele van onze buitenstaanders heeft een hekel aan Europa, zelfs de grootste criticaster niet. Europa is hen allen dierbaar, misschien dierbaarder dan het continent de ­inwoners zelf is. Van veraf gezien lijkt Europa mooier. Velen vinden zelfs dat wij ons licht onder de korenmaat steken: “Jullie weten onvoldoende wie ­jullie zelf zijn en laten je te weinig gelden”.

De oorzaak daarvan is dat de Europese Unie vooral als een economisch samenwerkingsproject geldt, en veel minder als een politieke. Die economische samenwerking heeft lange tijd grote voordelen verschaft, maar de laatste jaren zijn EU-burgers in toenemende mate zelfs die in twijfel gaan trekken. De interne markt was prima, maar het bijbehorende vrije personenverkeer leidde tot sociale dumping en deels tot de brexit. De eurocrisis, omvallende banken, de Griekse crisis en de honderden miljarden kostende redding van dat land waren ook al geen daverende successen van naar elkaar toegroeiende EU-economieën.

Reuzenstappen

Wie naar de geschiedenis van de naoorlogse Europese samenwerking kijkt, ziet twee grote prestaties die de volledige steun van de bevolking hebben gehad. De eerste, meest urgente, was het bezweren van de oorlogsdreiging, het voorkomen van een herhaling van het bloedvergieten op Europese bodem. De tweede was en is het brengen van economische voorspoed, op de schouders van die veroverde vrede en vrijheid: toenemende welvaart door samenwerking en handel, het uitgummen van inefficiënte grenzen.

Hoewel vooral die tweede reuzenstap nog lang niet is voltooid, daarvoor zijn de economische verschillen in Europa nog veel te groot, plukken we nog dagelijks de vruchten van die twee prestaties. Veel van onze gesprekspartners herinnerden ons eraan wat een buitengewone prestatie dat Europese samenwerkingsproject nog steeds is, en hoe rampzalig het zou zijn als de EU uit elkaar zou vallen.

Maar op het naar binnen gekeerde continent zelf is de glans ervan af. De twee reuzenstappen zijn goeddeels gezet en bijgezet in de geschiedenisboeken. Het project hunkert naar een derde fase, niet omdat het als project een doel in zichzelf is maar omdat de tijden vragen om een vitaal en zichzelf verder ontwikkelend Europa, waar nieuwe generaties EU-burgers zich achter kunnen scharen. Maar eenvoudig is het niet. Want dat nieuwe elan komt voor de EU alleen in beeld op onderwerpen waarbij de interne verdeeldheid groter is dan bij het ‘laaghangende fruit’ van vrede en economische vooruitgang.

Op de grove to-do-lijst van dat beoogde derde leven van de EU staan zaken als de gezamenlijke strijd tegen terrorisme, een socialer Europa, een voorspelbaar en naleefbaar asiel- en migratiebeleid en de strijd tegen klimaatverandering.

Onenigheid

Dat zijn allemaal zaken waarover EU-burgers het onderling niet eens zijn, in tegenstelling tot de betrekkelijk onomstreden doelen uit fase een en twee. En waar zoveel onenigheid heerst, verliest een democratie aan slagkracht, dat is niet anders. In de EU heerst een democratisch tekort, wordt vaak gezegd. Burgers voelen zich machteloos tegenover de onzichtbare machinerieën in Brussel. Oud-voorzitter Herman Van Rompuy van de Europese Raad heeft daarover ooit enigszins provocerend gezegd dat er eerder sprake is van een teveel aan democratie in Europa. Europese besluiten gaan immers langs talloze democratische lagen: op ministersniveau, in nationale parlementen, in het Europees Parlement.

Op die veellagige, inderdaad soms moeilijk te doorgronden democratische podia durven politieke leiders, of dat nou in Brussel is of in de andere Europese hoofdsteden, de kiezers niet van hun voetstuk te halen. Met uitzondering van de Duitse en Franse regeringsleiders Merkel en Macron zijn er weinigen die hardop durven te zeggen: “Dit is mijn koers, want ik ben uw leider; het zou mooi zijn als u me volgt, maar dat zien we bij de volgende verkiezingen wel weer”. De meeste andere EU-regeringsleiders, premier Rutte incluis, zijn meer van het type “Ik ben uw leider, dus ik volg u”.

Ziedaar de paradox van de Europese democratie. De EU is gebaat bij een voortvarende doorstart, maar de democratische processen vormen een hindernis voor het uitzetten van een eenduidige koers. Moeten die processen dan worden gekortwiekt om een krachtdadig Europees beleid van dat Derde Leven mogelijk te maken? Nee, natuurlijk niet. Stroperigheid in het politieke bestuur (neem de moeizame regeringsvormingen in onder meer Nederland en Duitsland) is de prijs die we betalen voor de democratie. De stroperigheid en de zoektocht naar compromissen zijn nog altijd ver te verkiezen boven de ‘democratie’ van Erdogan en Poetin.

En het moet gezegd: Rutte’s realisme en zijn afkeer van blabla en poeha hebben vaak een verfrissende uitwerking op de moeilijkdoenerij van de Brusselse bubbel. Op een mooie avond in maart 2017 sprak hij in een informele sfeer met EU-correspondenten, op het dakterras van een hotel in Rome. Daar kwam hij met misschien wel de beste samenvatting van zijn visie op de EU: “Europa zal nooit een proces worden waarin je op een schone manier mooie besluiten neemt. Het zal altijd een hinkstapsprong blijven, met rommelige besluitvorming. Maar er zijn altijd wel resultaten uitgekomen.”

Gemakzucht

In ons slotgesprek met Jean-Claude Juncker confronteerden we hem met de krachtige uitspraak van de Singaporese denker Kishore Mahbubani, dat Europa moet dimmen op het wereldtoneel omdat de tijd van westerse dominantie voorbij is. We rekenden op een stevige verdediging. Maar in plaats daarvan zei Juncker deemoedig: “Ik denk dat dat in de kern waar is”.

Stel je een wereldleider voor die zo reageert op de stelling dat de dagen van zijn land of continent zijn geteld. Aan de realiteitszin en oprechtheid van zowel Rutte als Juncker hoeven we bij deze uitspraken niet te twijfelen. Maar enige gemakzucht kleeft er toch ook wel aan. ‘Na ons de zondvloed’, lijken ze uit te stralen. “Wij hebben het druk zat met het runnen van onze winkel. Die derde fase van de EU mogen anderen in elkaar gaan zetten”.

Weten wij dan wel hoe het verder moet, na de gesprekken met al die betrokken en bezorgde niet-Europeanen? Dat zou arrogant zijn. Maar het cliché dat de EU op een kruispunt staat, is zeker waar. Zoals het Eerste en het Tweede Leven van de EU stond of viel met grote persoonlijkheden (van Winston Churchill, Jean Monnet en Robert Schuman tot Jacques Delors, Helmut Kohl en François Mitterrand), zo zal ook haar Derde Leven afhangen van waaghalzen en visionairen, zeker gezien de aard van de problemen uit die derde fase. Leiderschap, binnen de lijnen van de democratie.

“Momenteel zitten we in een adempauze”, zei Winston Churchill in 1946 in zijn befaamde Europa-rede in Zürich. “De kanonnen schieten niet meer. Het vechten is gestopt. Maar de gevaren niet. Daarom zeg ik u: Laat Europa zich oprichten!”

Je zou bijna zeggen: kop op, Europa.

Maandag praten de auteurs in het VPRO-radioprogramma ‘Bureau Buitenland’ over hun boek, NPO Radio 1, 19.00-19.30.

Lees ook:

Gezocht: frisse vernieuwende EU-ideeën

Zaterdag wordt de zestigste verjaardag van het Verdrag van Rome gevierd. Die top zou de 'wedergeboorte' moeten zijn van de Europese samen-werking, post-Brexit. Van de Britse Brussel-expert Giles Merritt mogen zowel lidstaten als EU-instituties de ramen wel wat meer tegen elkaar openzetten.

Europa heeft weer echt een visie nodig

Politici moeten over de eigen schaduw springen want meer Europese samenwerking is hard nodig, betoogt Rob Boudewijn, directeur training aan het Europa-instituut.nl, een onafhankelijk diplomatiek trainingsinstituut.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden