Ethiopië heft na tien maanden de noodtoestand op
Bijna een jaar stond het internet op zwart en gold er een avondklok. De regering heeft nu ingebonden.
Het Ethiopische parlement heeft gisteren ingestemd met het opheffen van de noodtoestand. Die was vorig jaar afgekondigd vanwege aanhoudende protesten van de Oromo, de grootste bevolkingsgroep in het Oost-Afrikaanse land van zo'n 100 miljoen inwoners. Daarbij vielen ruim zeshonderd doden na hard optreden door politie en leger en er werden zo'n 30.000 mensen gearresteerd.
De noodtoestand zou een half jaar van kracht zijn, maar werd verlengd tot tien maanden. Daarbij gold een avondklok, mochten burgers geen contact hebben met oppositiegroepen die als terroristische organisaties zijn aangemerkt en ging het internet geruime tijd op zwart. Inmiddels is de situatie volgens de regering weer grotendeels stabiel.
Bijna een jaar gingen de Oromo dagelijks de straat op om te protesteren tegen langdurige culturele, economische en politieke onderdrukking door de regering die wordt gedomineerd door de Tigray-minderheid. Directe aanleiding was het plan om de hoofdstad Addis Abeba, omringd door de zuid-centrale Oromo-regio, twintig keer zo groot te maken en dus Oromo-grond in te nemen.
De protesten sloegen over naar de Amhara, de op een na grootste etnische groep in het noorden, die begon te protesteren tegen inname van landbouwgrond door de federale regering.
Krimpende economie
Door de massale protesten - samen vormen de Oromo en Amhara 65 procent van de bevolking - en de vele doden was de stadsuitbreiding van de baan. Maar politieke gevangenen zijn niet vrijgelaten, en dat was een andere eis van de demonstranten. Dus gingen de protesten door.
De demonstranten kozen ervoor in de belangrijke zuidelijke en noordelijke regio's de aanval te openen op de toch al snel krimpende economie. Wat daarbij vooral de internationale pers haalde, waren de aanvallen op tientallen buitenlandse bloemkwekers in Amhara, onder wie Nederlandse tuinders, omdat zij als verlengstuk van de overheid werden gezien.
Voor het eerst werkten de Oromo en Amhara effectief samen; de laatsten hadden voordat de door Tigray gedomineerde regering zo'n kwart eeuw geleden aantrad van oudsher de macht. Het besef dat deze protesten hardnekkiger en grootschaliger dan ooit waren, dwong de overheid langzaam in te binden.
Dat begon eind vorig jaar al met een rigoureuze kabinets-shuffle. Nu zijn negen van de 21 ministers Oromo, al worden die door critici als 'marionetten' omschreven. De herschikking heeft ook voor de intrede van een aantal technocraten gezorgd op sleutelposten als handel, zorg, water, energie en landbouw. Daarna kregen bijna 10.000 gevangenen vanwege 'goed gedrag' een generaal pardon.
Hier en daar is nog wel opstand, maar mede onder internationale druk heeft de regering nu toch een eind gemaakt aan de noodtoestand.
