'Elke dag denk ik: zou hij nog leven?'
Hij wilde niet vertrekken uit Homs, vertelde pater Frans van der Lugt Trouw-journaliste Marije van Beek vorig jaar. Ondertussen hielden familieleden in Nederland hun hart vast. 'Elke dag denk ik: zou hij nog leven?', vertelde een van zijn broers. Vandaag overleed hij toch.
Hij komt niet terug. Zoveel is zeker voor iedereen die pater Frans van der Lugt kent. De Nederlandse jezuïet woont al bijna vijftig jaar in de Syrische stad Homs. Nadat zijn wijk werd belegerd is bijna iedereen om hem heen weggevlucht. Maar de 75-jarige pater blijft.
Tot nog toe zit Van der Lugt vast in zijn klooster, of wat daarvan over is: het zou zijn getroffen door artillerievuur van het Syrische leger. Hij gaat er rustig verder met zijn werk. Zorgt voor tientallen ouderen en zwakkeren die niet konden vluchten. Christenen én moslims.
Net buiten de stad Homs zette de pater een zorgboerderij, wijnfabriek, retraitecentrum en tehuis voor gehandicapten op. Daarover zei hij in een interview met deze krant: "Godsdienst moet ten dienste staan van de mensheid. Niet andersom."
Stilaan zag de geestelijke het gros van de christenen wegtrekken uit zijn tweede vaderland. Dat maakte voor hem niet uit. "Als de christenen allemaal weg zijn, dan ben ik hier gewoon voor de moslims."
Oorlogsverslaggever Arnold Karskens heeft drie keer bij pater Frans in Homs gelogeerd. Hij haalt hem zo voor de geest. "In zijn Volkswagenbusje reed hij overal dwars doorheen. Strijdvaardig. En tegelijk een heel ontwapenende man. Dat moet ook wel: anders was hem allang iets gebeurd."
Een van de dingen die Van der Lugt deed om de verdeelde Syrische bevolkingsgroepen bij elkaar te krijgen, was het organiseren van wandeltochten. Onderweg werd hij dan 'abuna', 'leidsman', genoemd. Karskens: "Hij probeerde allerlei zaken op een vreedzame manier te veranderen. Liepen er maar meer rond zoals hij."
Naast priester is Van der Lugt ook psychotherapeut. Opgegroeid in Amsterdam als bankierszoon, vertrok hij voor zijn studie als jezuïet naar het Midden-Oosten. Daar kwam hij pater Jan Peters tegen: de een belandde in Syrië, de ander in Libanon. Pater Peters, die weer in Nederland woont, herinnert zich hoe Van der Lugt hem hielp inburgeren. "Toen kon hij al zo sterk invoelen met de mensen daar."
Om zieltjes winnen is het de priesters nooit te doen geweest. "Nee", lacht Peters, "daar moest je niet voor in het Midden-Oosten zijn. Iedereen was er al gelovig. We gingen er heen om onderwijs te geven, in de eerste plaats aan christenen."
Het verbaast Peters niets dat zijn confrater tussen de kapotgeschoten huizen achterblijft om de Syriërs te helpen. "Ik zie het zo voor me. Dat is typisch Frans." Via de jezuïeten probeert Peters op de hoogte te blijven van Van der Lugts situatie. En ja, hij bidt voor hem. "Meer kan ik niet doen."
Ook familie Van der Lugt maakt zich zorgen. Toen hun broer twee jaar geleden overkwam in Nederland voor een familiefeest, stelden ze hem voor terug te komen, vertelt broer Jan: "We zeiden: 'Frans, kom nou toch een paar jaar hier naar toe, tot de rust daar is teruggekeerd'. 'Nee', zei hij, 'ik moet er zijn - die mensen verkeren in nood'."
Met zijn andere broer Godfried, de oud-topman van de ING, hielp hij mee in Syrië, 'als bouwpastoors'. "Zamelden centen in, maakten plannen." Daar zagen ze hem aan het werk. "Het is zijn land en zijn volk geworden. Tot in de sloppenwijken is hij bekend. Hij is één van hen." Hij lacht een stilte weg. "Ja, dat is mijn broer Frans."
Op zaterdag 3 augustus, op de dag af drie weken geleden, kwam er voor het laatst telefoon uit Homs. "Het gaat goed", zei hij, "Ik ben springlevend."
Hij hoorde ook hoe zijn broer overleeft: op rijst en gortepap. "Nee, hij zag zelf ook weinig toekomst. Elke dag denk ik: 'Zou hij nog leven?'"