Eerst skater, nu punker: laat die puber toch
Ontwikkelingspsychologe Eveline Crone schreef na haar bestseller over het puberbrein een boek over de sociale ontwikkeling van dat brein. Geef pubers de ruimte, stelt ze.
'Dit is opnieuw geen opvoedboek geworden', schrijft Eveline Crone (1975) in de epiloog van haar boek 'Het sociale brein van de puber.' Haar vorige boek, 'Het puberende brein' (2008) - het ging zeventigduizend keer over de toonbank - was dat evenmin. De Leidse hoogleraar neurocognitieve ontwikkelingspsychologie wéét dat het publiek aan haar trekt, maar laat zich niet overhalen tot het geven van opvoedadviezen.
"Ik ben geen pedagoog, ik ben wetenschapper. Ik zet de deuren van de universiteit open en laat in mijn boeken zien: 'Kijk eens wat voor coole, nieuwe kennis we hebben opgedaan, en zie hoeveel interessante discussiepunten dit oplevert!"
Wat is het coolste dat u ontdekte?
"Ik vind het geweldig dat is aangetoond dat pubers in de vroege adolescentie vrij egocentrisch zijn, en zich in de latere adolescentie - zo na hun zestiende - meer naar buiten richten. Dat vermoedden we intuïtief al jaren, nu blijkt die verschuiving in de hersenen aangetoond.
Ook de ontdekking dat hormonen nuttig zijn vind ik waardevol. Puber-hormonen hebben een wat negatief imago, maar zijn de onmisbare startmotor van de puberteit. Het zijn de aanjagers van sociaal gedrag."
Knap lastige periode, die puberteit, als je uw boek mag geloven. De sociale uitdagingen lijken haast niet te overzien: pubers streven allemaal naar populariteit, maar té populair mogen ze niet worden; ze zijn extreem gevoelig voor afwijzing, maar hebben nog niet de cognitieve capaciteiten om met afwijzing om te gaan. Intussen moeten ze een zelfbeeld ontwikkelen en raast er die hormonenstorm door hun lijf. Je zou er moedeloos van worden. Had u de puberteit ook niet liever overgeslagen?
"Nee! De puberteit is een heel relevante periode. Uitdagingen zijn er zeker, maar het is echt niet alleen maar kommer en kwel. De adolescentie is vooral een unieke periode waarin je kunt experimenteren met het ontwikkelen van een identiteit en waarin je je kunt spiegelen aan leeftijd- genoten. Tien jaar lang kun je volop uitproberen en dat wil je niet missen.
"Veel mensen die mijn boek hebben gelezen, zeggen dat ze zichzelf nu beter begrijpen. Ze kijken terug op wie ze waren als puber en staan stil bij wie ze zijn geworden. Wie je nu bent, is voor een groot deel bepaald in de adolescentie.
"Wat mij betreft mag er meer aandacht komen voor de sociale ontwikkeling van pubers. De nadruk ligt vaak op 'het goed doen op school', op 'denken aan de toekomst'. Ik durf te beweren dat het ontwikkelen van een eigen identiteit en het opbouwen van vriendschappen in deze periode minstens zo belangrijk is."
Een casus uit 'Het sociale brein van de puber': Drie vriendinnen - Joyce, Gwen en Anne - zijn alle drie aantrekkelijk, geliefd en populair. Ineens is Joyce boos op Gwen. Ze beschuldigt haar van roddelen, van achterbaks gedrag en Gwen heeft geen idee waar het fout is gegaan. Daarop beginnen Joyce en Anne ook andere klasgenootjes tegen Gwen op te zetten. Gwen is kennelijk, naar de smaak van Joyce en Anne, té populair geworden. Ze wordt op een gemene manier 'teruggehaald', om de balans tussen de drie vriendinnen te herstellen.
Hoe komt het, dat het streven van pubers naar populariteit volgens zo'n wonderlijke dynamiek verloopt?
"Dat is een normaal proces. Vergelijk het met het dierenrijk: onder chimpansees bestaan ook sociale verhoudingen. Pubers streven naar populariteit, maar van altijd populair zijn wordt niemand een betere volwassene. 'Teruggehaald' worden is gezond. Jongeren die hun hele schooltijd lang aanbeden worden, ontwikkelen geen realistisch beeld van hoe sociale relaties in elkaar steken. Sociale verhoudingen in de puberteit zijn ingewikkeld, tegelijk is dit leuk aan de puberteit: dat je ook met vriendschappen volop kunt experimenteren.
Pubers die zich afzetten tegen school zijn populairder dan pubers die hard hun best doen, blijkt uit uw onderzoek. Slecht nieuws voor ouders die graag zien dat hun kind beter zijn best doet op school.
"Ja, en ook voor de maatschappij. We horen het allemaal nog weerklinken van onze eigen jeugd: 'Goed je best doen, anders heb je straks spijt!' en 'Je vergooit je toekomst!' Dat kan pubers dus niets schelen! Als je wilt dat jongeren beter presteren op school, moet je zorgen dat de sociale status van studeren hoger wordt. In Amerika bijvoorbeeld, hebben sportprestaties een hoge sociale status, in Nederland niet. Kennelijk is het mogelijk om vanuit een cultuur iets te stimuleren. Dat moet met leerprestaties ook kunnen."
Afgewezen worden, doet fysiek pijn, schrijft u. Kunnen vrienden als buffer werken?
"Afwijzing is altijd pijnlijk, maar er zijn aanwijzingen dat vrienden als een beschermlaagje fungeren. Onderzoek toont aan dat de pijnreactie in de hersenen minder sterk is bij pubers die vrienden hebben dan bij jongeren die die niet hebben."
U benadrukt steeds het belang van vriendschappen in uw boek. Toch zijn er altijd jongeren die geen aansluiting vinden in de klas.
"Het is niet erg om weinig vrienden te hebben. Soms kunnen één of twee vrienden al voldoende zijn om een gezonde sociale ontwikkeling door te maken, het gaat echt om de kwaliteit van de relaties. Vaak vinden jongeren die aansluiting op school missen, wel een vriend in de buurt of op een sportclub. Wel is het erg om helemaal geen vrienden te hebben. Vriendschappen zijn in deze periode van groot belang om je aan te spiegelen."
Wat als dat spiegelen niet lukt, omdat een puber daartoe de vaardigheden mist - bijvoorbeeld als hij lijdt aan het syndroom van Asperger?
"Daarover is het laatste woord nog niet gezegd, de onderzoeksresultaten zijn nog inconsistent. Uit het ene onderzoek blijkt dat pubers met Asperger het gevoel van afwijzing anders ervaren, het andere wijst erop dat autistische jongeren wel degelijk hetzelfde voelen. Dat zou heel erg zijn. Ik vind het goed als klasgenoten de leerling die sociaal gezien minder goed meekomt, toch betrekken, al is het geforceerd. Genegeerd worden is pijnlijker dan gepest worden. Iedere puber wil graag gezien worden."
Ontwikkelingspsycholoog Erik Erikson zegt: Gun pubers hun experimenteerruimte. Voor pubers prettig, maar voor ouders lastig.
"Toch is het goed om jongeren die ruimte te geven - zij het binnen grenzen. Ouders zien die sociale exploratie, dat 'uitzoeken wie je bent', vaak als vreemd of storend: 'Nu ben je punker, vorige week was je nog skater'. Maar dat is een normale en gezonde zoektocht. Dat weten we al vrij lang, maar het idee is een beetje verwaterd. Inmiddels is aangetoond dat die exploratie samenhangt met hersenontwikkeling: die focus op zelfbeeld is zó overheersend in de adolescentie en gaat samen met egocentrisme, vooral in de mid-puberteit. Dat is geruststellend. Je weet als ouders: dit is geen onaangepast gedrag, het gaat weer over."
U bepleit een milde houding van ouders jegens pubers.
"Ik bepleit mildheid, met regels. De grootste uitdaging voor ouders in de puberteit is loslaten. Als ouders weet je niet altijd waar en met wie je kind uithangt, je weet niet welke risico's je puber neemt. In die zin is het een beetje een op-hoop-van-zegen- periode. Laatst zei iemand me: 'Je kunt dit allemaal wel zeggen, maar je hebt ook makkelijk praten'. Dat klopt, mijn dochter is pas vier. En inderdaad: het idee dat zij over tien jaar afstand neemt, vind ik nu al verschrikkelijk."
Eveline Crone: 'Het sociale brein van de puber', Uitgeverij Bert Bakker, € 17,95
undefined