EERHERSTEL voor de POLAR BEARS
De geschiedenis van de bevrijding van Amsterdam moet herschreven, de plaquette op de Berlagebrug veranderd worden en de Torontobrug zou eigenlijk Polar Bears-brug moeten heten. Amsterdam is in 1945 namelijk niet door de Canadezen, maar door de Engelsen bevrijd en dat ook nog een dag eerder: op 7 in plaats van 8 mei. Zegt Tony van Renterghem.
Hij woont met vrouw en hond in een bescheiden huis midden in Zandvoort. Hij ziet er voor zijn 74 jaar voortreffelijk uit. Zijn verhaal vertelt hij met veel gevoel voor understatement en de nodige humor. “Maak er vooral geen heldenverhaal van”, verzoekt hij. Uit zijn mond klinkt het relaas dan ook als een kruising tussen Polletje Piekhaar, Kapitein Rob en Soldaat van Oranje.
Tony van Renterghem werd in de zomer van 1919 geboren in AmsterdamZuid. “Ik was een verwend rijkeluisjongetje, enig kind ook nog,” zegt hij. “Mijn vader was tandarts, mijn opa een heel bekende psychiater die bevriend was met Freud en Jung.” Na het Amsterdams Lyceum moest hij in dienst. Hij wilde bij de marine, een familietraditie, maar zijn ogen waren niet goed genoeg en hij kwam terecht bij de cavalerie. Dat was in 1938 en hij was een van de laatsten die opgeleid werden tot cavalerie-officier te paard. Hij zat in dienst toen de mobilisatie werd afgekondigd. “Ons inmiddels gemotoriseerde regiment heeft als een van de weinige een overwinning op de Duitsers behaald. Dat was bij Wassenaar, waar we vochten tegen Duitse parachutisten. Die hebben we krijgsgevangen gemaakt en af laten voeren naar Engeland.”
“Daarna pleegde ons regiment de eerste grote verzetsdaad. Het was een prachtig regiment dat onder meer de beschikking had over driehonderd BMW-motorfietsen. Na de capitulatie moest het Nederlandse leger al zijn materiaal aan de Duitsers afstaan. Op 16 mei 1940 riep onze commandant, overste Teding van Berkhout, ons samen in Huis den Bosch en vroeg of we het er mee eens waren dat we dat niet zouden doen. Dat waren we natuurlijk. We hebben al onze motorfietsen, legerjacks, wapens en munitie op het Malieveld in Den Haag opgestapeld en onze standaard er bovenop gezet. Teding van Berkhout gooide er hoogstpersoonlijk een handgranaat in en onder het zingen van het Wilhelmus fikte de hele boel af.”
De regimentsleden probeerden te ontsnappen naar Engeland op het jacht van prins Bernhard, waarvan een wachtmeester de sleutel had. Dat mislukte omdat het jacht de Amsterdamse haven niet uit kwam. Allen werden krijgsgevangen gemaakt, maar kwamen een paar weken later weer vrij. Tony van Renterghem trok met wat vrienden in het huis van zijn ouders in Zandvoort. “Daar hebben we in die zomer van 1940 heel veel plezier gehad.” Al snel kwam hij in contact met de eerste OD-groep in Den Haag. De OD, Ordedienst, werd opgericht door hoge officieren die na de capitulatie politici en militairen opriepen zich te verenigen om de Duitsers te verdrijven. Later werden overal in het land OD-afdelingen gevormd.
In het begin van de oorlog waren de meeste verzetsacties behoorlijk onbezonnen; vrijwel niemand had enige ervaring met illegaal werk. Een deel van de Haagse OD-groep werd al snel opgepakt. Van Renterghem dook onder en hoorde toen dat hij bij verstek ter dood was veroordeeld. Hij probeerde joodse vrienden ervan te overtuigen dat ze moesten onderduiken, zoals de twee zoons van de familie Gerzon. “De ene hebben we het land uitgekregen. Die leeft nog. De andere wilde per se naar zijn meisje in Westerbork. Hij is niet teruggekomen.” Een paar mensen van de OD zaten bij zijn ouders ondergedoken.
“Ja, wat hield dat verzetswerk in? We brachten wat joden onder en stalen 'ns wat pistolen van de Duitsers. Op een gegeven moment heb ik een groepje opgericht - de S.T.A.N.Z.-stootgroep - en kwam ik in contact met commandant J. H. Claus van de OD-Amsterdam-Zuid. Ik deed voornamelijk spionagewerk. Ik was in het leger opgeleid om dat vrij behoorlijk te kunnen. Een van mijn contactpersonen was een vrouw die petten voor de Duitsers maakte. Iedereen dacht dat ze een nazi was, maar zij kon mij precies vertellen waar bepaalde Duitse regimenten heen gingen.”
“We hebben rare avonturen meegemaakt. Zo kregen we op een dag via een koerierster - vrouwen waren vaak beter in het verzetswerk dan mannen, dat wordt vaak vergeten - een briefje dat we die dag in de Willemkazerne een kist moesten ophalen. Ze wisten namelijk dat wij de beschikking over politiewagens hadden. We reden naar de kazerne waarvan we dachten dat 'ie leeg stond, maar het wemelde er van de Grune Polizei.”
“In het wachthuisje zat een Duitse officier een kruiswoordpuzzel op te lossen. We vroegen meneer Willemse te spreken. 'Oh dat is die man die hier de boel aan het schilderen is', zei die man en hij nam onze persoonsbewijzen aan, zonder van zijn puzzel op te kijken. We vonden Willemse en vroegen hem om de kist. Die man was doodsbang, zei dat hij er niets mee te maken wilde hebben, maar wees ons wel de kist. Loodzwaar was dat ding. We stonden eraan te sjorren toen een hele grote dikke Duitse sergeant verscheen. We schrokken ons rot, maar die man vroeg alleen of hij ons kon helpen. Van schrik konden we geen woord uitbrengen. Hij tilde de kist op onze politiewagen en toen we hem bedankten, zei hij: 'Schon gut. Heil Hitler'. Volkomen krankzinnig was 't.”
“We moesten onze persoonsbewijzen nog terughalen; het mijne was vervalst. Die wachtpost keek niet eens op van zijn kruiswoordpuzzel en had die dingen waarschijnlijk niet eens ingezien. We konden dus de poort uitrijden, maar op dat moment riepen twee Duitse schildwachten: 'Halt!'. We poepten echt in onze broek van angst. Bleek dat we alleen even moesten wachten, omdat een grote vrachtwagen de poort in moest draaien.”
“Razendsnel reden we naar de AMVJ (nu het Barbizonhotel aan het Leidsebosje, A. L.), de wapenopslagplaats van het verzet. We pakten de kist uit en zagen twaalf antieke geweren uit de Frans-Pruisische oorlog van 1870 en wat even oude patroontjes. Toen hebben we zo gelachen. Hadden we daar ons leven voor gewaagd. . .”
Van Renterghem bleef verder voornamelijk spionagewerk doen en in 1943 werd hij chefstaf van de OD-Amsterdam-Zuid. Ook richtte hij, samen met de fotograaf Frits Kahlenberg de 'Ondergedoken Camera' op: een illegale groep fotografen met mensen als Emmy Andriessen, Carel Blazer, Charles Breijer, Dudok van Heel, de heer en mevrouw Meijboom, Cas Oorthuys, Otto Treumann en Ad Windig en diens vrouw. “Ik was al een enthousiast amateurcineast en kende Kahlenberg en Breijer die ook in mijn S.T.A.N.Z.-groep zat.”
Die groep speelde ook een belangrijke rol bij de bevrijding van Amsterdam. Op het moment namelijk, op 7 mei 1945, dat het bericht kwam dat de geallieerden op het punt stonden Amsterdam binnen te trekken, werd de S.T.A.N.Z-groep naar de Berlagebrug gedirigeerd om de bevrijders in stijl te verwelkomen. De leden van deze groep zagen er namelijk 'het meest militair' uit, vertelt Van Renterghem.
Terwijl Van Renterghem bij de Berlagebrug bleef, werden de S.T.A.N.Z.-leden echter per radio teruggeroepen. Het was die dag een chaos in Amsterdam. Officieel had de Duitse Wehrmacht zich al aan het verzet overgegeven - “en dus heeft Amsterdam zich eigenlijk zelf bevrijd,” zegt Van Renteghem met enige trots - en op het Duitse hoofdkwartier aan het Museumplein waren de hakenkruisvlaggen al vervangen door de Nederlandse.
Maar elders in de stad vielen nog doden en gewonden doordat Duitsers die weigerden zich over te geven, in het wilde weg aan het schieten sloegen. De S.T.A.N.Z.-groep ging van de Berlagebrug eerst naar de Amstelveenseweg en daarna naar het Vondelpark om een einde te maken aan deze schietpartijen.
Intussen ontving Van Renterghem - inmiddels chef-staf van de BS/OD (BS staat voor Binnenlandse Strijdkrachten) Amsterdam-Zuid - in opdracht van zijn baas J. H. Claus, de bij de Berlagebrug aangekomen bevrijders. “De allereerste die Amsterdam binnenreed, was de fotograaf Sem Presser, in Brits uniform. Daarachter kwamen drie verkenningswagens met leden van het Britse 49ste Verkennings Regiment, vanwege hun embleem beter bekend als de 'Polar Bears'.
“Het Britse 49ste, de Polar Bears, was een beroemd regiment dat sinds Normandie de gevaarlijkste voorhoede-acties uitvoerde en zware verliezen leed. Ook in Nederland waren zij zeer actief; toen als voorhoede van het Canadese leger. Zij waren als eersten in Arnhem en bevrijdden de stad Utrecht, waar prins Bernhard enkele jaren geleden een monument voor hen onthulde: een ijsbeer.”
“Dat iedereen altijd heeft gedacht dat de Canadezen Amsterdam hebben bevrijd, begrijp ik wel. De Polar Bears waren tijdelijk aangesloten bij de Canadese hoofdmacht, omdat die een tekort had aan verkenningstroepen. Bovendien had iedereen gehoord dat de Canadezen in aantocht waren en verwachtte men dus Canadezen. En de Polar Bears hadden weliswaar een grote Britse vlag bij zich, maar de meeste mensen kenden het verschil tussen de Britten de Canadezen niet zo goed. Dat neemt niet weg dat het eigenlijk een schandaal is dat de stad Amsterdam de Polar Bears nooit geeerd heeft en dat de plaquette op de Berlagebrug hen met geen woord vermeldt.”
Vorig jaar informeerde hij ook het RIOD (Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie) en het Amsterdams Gemeentearchief over de ware bevrijders. Het RIOD liet hem weten dat het de informatie in het archief opgenomen had, “opdat toekomstige onderzoekers er profijt van kunnen hebben”. Ook het Gemeentearchief bedankte hem hartelijk.
Op die 7e mei reed Tony van Renterghem met de Britse bevrijders mee naar de Dam. “Daar was het een rotzooitje, maar de schietpartij was nog niet begonnen. Wel waren er nog een hoop Duitsers en hoorden we in de verte schieten. Daarop besloten de Britten van de Polar Bears versterking te gaan halen. Zij hadden immers opdracht de zaak te verkennen, niet om te vechten. Ze vroegen mij op het stadhuis een briefje af te geven als bewijs dat zij Amsterdam bevrijd hadden.”
“Ik ben heel blij dat ik dat briefje heb laten fotograferen door iemand van de Ondergedoken Camera, want het origineel is onvindbaar.” Hij laat het zien. In blokletters staat er: The first troops to enter this city were nrs 1 & 4 Infanterie of 'B' Squadron 49th Regiment.
“Ik ben met de Polar Bears teruggereden en heb de kolonne bij het Leidseplein verlaten. Ik moest namelijk door naar het Gestapo-gebouw aan de Apollolaan, want daar schoten ze nog en hing de nazivlag nog. Ik sprak perfect Duits, omdat ik een Duits-joodse vriendin had en stelde voor om met ze te gaan praten. Ongewapend ben ik in mijn groene legerbroek en met m'n luchtbeschermingsbandje over m'n BSband naar binnen gegaan.”
“Alle officieren bleken 'm al gesmeerd te zijn en het commando was overgenomen door een SS-officiertje van achttien, dat zei: 'Er moet toch iemand verantwoordelijk zijn voor de manschappen'. Ik heb hem voorgesteld de Nederlandse vlag te hijsen en Nederlandse schildwachten voor de deur te zetten. Daar ging hij mee akkoord. Dat jongetje was zo'n echte 'gelovige', al op jonge leeftijd naar de Hitler Jugend gestuurd. Ik ben teruggegaan om de rest van de Engelsen op te vangen bij de Berlagebrug. Daar stond ik ook de volgende dag, 8 mei, toen de Canadezen binnenkwamen.”
Vlak na de bevrijding was Tony van Renterghem mede-organisator van twee tentoonstellingen met de foto's van de Ondergedoken Camera. Vervolgens werd hij gevraagd toe te treden tot de staf van prins Bernhard voor het behartigen van perscontacten.
Daarna kreeg hij van de Rijksvoorlichtingsdienst het verzoek om voor het buitenland een tentoonstelling over Nederland te maken. Dat werd 'Holland Calls', ingericht door Dick Elffers. Inmiddels bleek hij te zijn opgeroepen om in Indie te vechten, maar 'gelukkig' had hij zodanige medische problemen dat hij ontslag uit dienst kreeg.
Hij vloog, met de expositie, naar Londen en besloot daar dat hij niet naar Nederland terug wilde. Behalve de 'kwestie Indonesie', stak het hem zeer dat militairen die in krijgsgevangenschap waren gegaan, terug in Nederland in rang werden bevorderd, in tegenstelling tot militairen die in het verzet waren gegaan. “Ik vond dat Nederland plotseling heel reactionair werd. Bovendien wilde ik de filmbusiness in.” Vandaar dat hij koos voor Hollywood. “Daar heb ik acht jaar 'zwart' gewerkt in alle mogelijke baantjes. Ik was helemaal blut toen ik een prachtbaan kreeg als assistent van George Stevens sr. die bezig was met de verfilming van het dagboek van Anne Frank. Daarna heb ik nog een jaar of tien met Stevens gewerkt.”
Maar ook Amerika begon hem te benauwen. Dat begon na de moord op de Kennedy's en werd er niet beter op door wat hij noemt 'de extreem rechtse Amerikaanse mentaliteit'; de oorlog in Vietnam, de rassenhaat en de opkomst van de Amerikaanse neo-nazi's. “Ook het filmbedrijf veranderde, kwam in handen van bankiers en drugsmensen.”
Drie jaar geleden besloten hij en zijn vrouw, de Amerikaanse actrice Suzanne Severeid, naar Holland te gaan. “Ik dacht dat mijn vrouw in Nederland wel werk zou kunnen krijgen. Het heeft anderhalf jaar geduurd, maar zij heeft nu meer werk dan ze aankan, onder meer als actrice in de soapserie 'Goede Tijden Slechte Tijden'. Ze is nu beroemder dan ik,” lacht hij.
“Ik ben bezig met een filmscript. Nee, niet over de oorlog. Ik heb nooit iets over de oorlog geschreven. Ik word ziek van al die autobiografieen, al die heldenverhalen.”