Eerder hulp voor probleemkind
Nu gemeenten verantwoordelijk zijn voor jeugdhulp gaat het beter
Gemeenten, cliëntenorganisaties en aanbieders van jeugdhulp weten elkaar steeds beter te vinden, concludeert de Transitie Autoriteit Jeugd. De organisatie bracht gisteren haar tweede jaarrapportage uit aan het kabinet.
Twee jaar na de overgang van de jeugdhulp van het Rijk naar de gemeenten is te zien dat de de hulpverlening aan kinderen is verbeterd. Dit was ook de bedoeling. Als kinderen al vroeg en in hun eigen omgeving, op school of thuis, begeleiding krijgen, dan zullen gedrag of psychische problemen minder snel escaleren. Door juist in een vroeg stadium algemene hulp te bieden, kan specialistische en duurdere zorg (of zelfs een uithuisplaatsing) worden voorkomen.
De Transitie Autoriteit Jeugd moet voorkomen dat bepaalde vormen van zorg in het gedrang komen. Met name de complexe en regio-overstijgende vormen van jeugdhulp staan onder druk, signaleert ze. Het gaat dan bijvoorbeeld om landelijke instellingen die zich richten op speciale groepen: opvang voor tienermoeders, logeerhuizen voor autistische kinderen of een kliniek voor anorexiapatiënten. Gemeenten voelen zich geen 'eigenaar' van dergelijke specifieke hulp, terwijl die ook in de toekomst nodig zal zijn.
Het rapport rept niet over de kwaliteit van de zorg, wel over de samenwerking tussen partijen, administratie en financiering. De Transitie Autoriteit Jeugd constateert dat het sluiten van contracten tussen gemeenten en aanbieders in 2015 beter is verlopen dan in 2014. Er was minder bemiddeling nodig.
Dat gemeenten de jeugdzorg ieder voor zich aanpakken is wel lastig voor zorgaanbieders. Zij hebben te maken met verschillende contracten. Ook de wijze waarop het uitgegeven geld wordt verantwoord is in elke gemeente anders. Deze administratieve rompslomp heeft uiteindelijk ook invloed op wachttijden bij de klant.
undefined
