Eerbied voor ambachtslieden
Trouw organiseert de verkiezing van het mooiste gebouw van Nederland. Aflevering 20 en slot: volkszanger Pierre Kartner alias Vader Abraham.
De afspraak met Pierre Kartner is gepland in een klein café aan de haven van Breda, op de hoek van de Tolbrugstraat. Iets verderop wordt met graafmachines het laatste stuk van de haven, die in 1964 werd gedempt, opengelegd. Vanaf 30 juni staat er weer water. „Dan is Breda weer het dorp van mijn jeugd”, zegt Kartner, nog steeds verbijsterd over de kaalslag in de jaren zestig toen hier parkeerhavens moesten komen.
Het feest waarmee Breda de heropening van de haven gaat vieren, zal worden opgeluisterd met een lied dat Kartner heeft geschreven, en dat deze ochtend al te horen was op het carillon van de Grote Kerk van Breda. Ook de tekst is al verspreid zodat de inwoners van Breda alvast kunnen oefenen. „Want er moet natuurlijk wel massaal worden meegezongen, als ik het havenlied op 30 juni zing.”
De volkszanger heeft het druk, want er staat ook nog een serie optredens gepland in België. Hij heeft zich voorgenomen om over drie jaar, dan is hij 75, te stoppen. „Of ik dat echt doe, weet ik nog niet zeker. Ik zou het aantal optredens ook kunnen minderen of bijvoorbeeld niet meer zo ver weg gaan. Ik rijd altijd zelf, per jaar leg ik zo’n 80.000 km af.”
Na afloop gaat hij in principe altijd naar huis. Pierre Kartner woont in een witte Rietveldvilla in het Mastbos bij Breda. Als klein jongetje was hij al gefascineerd door dit huis. „Als we er langs fietsten, ik achterop bij mijn vader, wilde ik altijd stoppen om te kijken. Wat me vooral bezighield was dat er geen dak op het huis zat. Wie woont daar, vroeg ik altijd aan mijn vader. Die zei dan standaard: hele voorname mensen. Later ontdekte ik dat de directeur van de Etna-fabriek er woonde. Toen het huis 26 jaar jaar geleden te koop kwam, zei ik tegen mijn vrouw: Dat moeten we kopen, dat is zo’n mooi huis.” Maar het moest wel verbouwd worden. Op de plek van de daktuin, waar de vorige bewoner tomaten teelde, liet Kartner een extra etage bouwen, waar hij een kleine studio van heeft gemaakt. „Die etage is helemaal in de geest van Rietveld, dat moest ook, want het is een monument. Maar binnen ben ik gewoon mijn eigen gang gegaan, daar heeft niemand iets mee te maken. De gangen zijn verbreed en de keuken uitgebreid. Rietveldstoelen staan er niet in, want daar vind ik niks aan. Ik hou van leren meubels en hout. Nee, niet van dat ouderwetse zware meubilair, in de kamer staat bijvoorbeeld een moderne witte leren bank.”
Het zwembad heeft de vorm van een gitaar met een korte steel. Iedereen denkt altijd dat hij het heeft laten aanleggen, maar het bad was er al. En om nog maar een fabeltje te ontzenuwen: „Er staat geen grote blauwe smurf naast het zwembad. Ook heb ik geen villa in Brasschaat en Hilvarenbeek. En evenmin ben ik dood, zoals mijn vrouw vorige week nog te horen kreeg, toen ze de telefoon opnam. Gelukkig stond ik thuis onder de douche, anders was ze zich rot geschrokken.”
Hoewel Kartner een echte Rietveldvilla bewoont, is hij niet gecharmeerd van diens architectuur. „Ik vind mijn eigen huis wel mooi maar dat heeft ook te maken met de ligging in het bos. Wat ik wel goed vind van Rietveld zijn de rijtjeshuizen die hij heeft ontworpen voor gewone mensen. Dat hij het belangrijk vond dat arbeiders in mooie huisjes konden wonen, spreekt me aan. Dat heb ik van mijn vader, die bijna zijn hele leven actief is geweest in de vakbond Hij was stationschef, eerst in Elst, waar ik geboren ben, daarna in Breda.” En wat hem ook aanspreekt in het werk van Rietveld is dat hij de kunst van het weglaten verstond. Iets waar hij zelf ook altijd naar streeft in het levenslied. Hij zingt: ’Breda, jij bent de mijne, en ik blijf de jouwe/ Jij bent zo’n stad waar je met heel je hart voor gaat/ Ik zal mijn hele leven van je blijven houden/ En zeker nu weer water in jouw haven staat.’ „Die eenvoud spreekt mensen aan. Neem nou ’Uche, uche, uche, uche...’, simpeler kan toch niet. Ik sta er wel eens van te kijken hoeveel mensen mijn liedjes kennen.” Alleen al van het Smurfenlied zijn wereldwijd ruim 25 miljoen platen verkocht. ’Het kleine café aan de haven’ is overgenomen door meer dan 250 artiesten. „Mensen moeten zich erin kunnen herkennen en dat lukt alleen als je het eenvoudig houdt en als er gevoel uitspreekt. Als ik zing ’Bedankt lieve ouders’ denk ik aan mijn eigen ouders.”
Kartner heeft veel belangstelling voor kunst en geschiedenis. In de avonduren volgde hij een opleiding aan de kunstacademie in Breda en in zijn vrije tijd mag hij graag schilderen, met acryl- en aquarelverf. „Nee, niet van die abstracte vlakken in harde kleuren, daar is niks aan. Ik maak bijvoorbeeld foto’s van een veld met klaprozen in Frankrijk en dat schilder ik na, niet precies, een klein beetje abstract.” Die artistieke inslag zit in zijn genen, heeft hij ontdekt. Zijn voorouders uit Oostenrijk waren componisten en schilders. „In Wenen heb je zelfs een Kartnerstrasse.”
De meeste moderne architectuur kan hij niet waarderen. Het is vaak zo gewild, vindt hij. „Dan moet het lijken op een schip of extreem overhellen. Geef mij maar een piramide, de Eiffeltoren of de Golden Gatebrug. Het is toch ook geen wonder dat die gebouwen zo bekend zijn. Ze hebben kennelijk een vorm die tot de verbeelding spreekt.”
Ook ziet hij graag oude gebouwen, die hij niet alleen bewondert om de architectuur maar ook om de geschiedenis erachter. Zijn topdrie bestaat dan ook uitsluitend uit monumenten en alle drie staan ze in zijn geliefde Breda. Kartner stelt voor om ze te gaan bekijken. De Grote Kerk in Breda is zijn nummer 1. „Hoe hebben ze dit kunnen bouwen?” zegt hij vol ontzag als hij omhoog kijkt naar de 97 meter hoge toren. „Ik voel diepe eerbied voor de ambachtslui die deze toren steen voor steen gemetseld hebben en ook nog eens dat prachtige beeldhouwwerk hebben gemaakt. En als ik naar de leien op het dak kijk, kan ik me al helemaal niet voorstellen hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen. Daar moeten toch ook de nodige doden bij zijn gevallen.” Ook het Spanjaardsgat, de waterpoort tussen de Granaattoren en Duiventoren van het Kasteel van Breda staat in zijn topdrie, omdat deze plek zo belangrijk is geweest in de geschiedenis van Breda. Kartner vertelt in het kort hoe een turfschipper hier in 1590 een aantal soldaten de stad in heeft gesmokkeld om de Spanjaarden te verdrijven. „In werkelijkheid is dat ergens anders gebeurd. Maar het Spanjaardsgat symboliseert het gat dat geslagen werd in de Spaanse verdediging.” Nummer drie is het idyllische Begijnhof, een door muren omringd complex van 29 huisje en een kleine kerk rondom een kruidentuin. „Je zou willen dat iedereen zó zou kunnen wonen in de stad. Dan zou er vast ook veel minder haat en nijd zijn in de wereld.”