Een verzamelaar van vrienden
De surrealistische-kunstverzameling van Roland Penrose (1900-1984) ontstond uit vriendschap met de kunstenaars. Zoon Antony (1947) beheert de collectie in het vroegere woonhuis en trefpunt van de surrealisten in Sussex. Een groot deel is nu te zien in Rotterdam.
Als klein kind beet Antony Penrose in Picasso's nek, en de kunstenaar beet terug. Picasso kwam begin jaren vijftig vaak op bezoek bij kunstverzamelaar en kunstenaar Roland Penrose en diens vrouw, voormalig model, fotografe en oorlogscorrespondent Lee Miller in hun kunstenaarsboerderij Farley Farm House, zo'n dertig kilometer vanaf de Engelse badplaats Hastings.
Hun zoontje Antony Penrose (1947) sprak geen Frans of Spaans, en Picasso geen Engels, maar dat was geen probleem. De kunstenaar speelde een Spaanse stier, en Antony de toreador - en die gingen elkaar dus te lijf. Toen zijn vader even later naar Parijs ging, om Picasso te bezoeken, gaf Antony hem een van zijn speelgoedautootjes mee, als cadeautje voor Claude, het jongste zoontje van Picasso. Als dank kreeg Antony een door Picasso gemaakt houten vrouwenbeeldje. Antony vond haar prachtig, en benoemde haar tot bazin van zijn Ark van Noach - ze mocht op alle dieren passen.
Dat het beeldje 'een echte Picasso' is, maakt op Penrose ook nu nog weinig indruk. Ze staat op zijn werkkamer, nog steeds bij de andere dieren uit de ark. De benedenverdieping en de tuin van Farley Farm House zijn tegenwoordig voor publiek toegankelijk en het ziet er nog net zo uit als toen. Het enige verschil is dat Antony de open haard niet meer mag aandoen van de conservatoren, vanwege het stof. De grote tuin staat vol beelden, ook van hedendaagse kunstenaars. Binnen hangen de blauwe muren vol met tekeningen en prenten van Picasso, Miro, André Breton. Er staan, waar de ruimte dat toelaat, Afrikaanse houten beelden, en de muren zijn hier en daar zelfs beschilderd door kunstenaars die het huis bezochten.
Roland Penrose (1900-1984) was geen doorsnee kunstverzamelaar, benadrukt zijn zoon Antony. Roland was zélf kunstenaar, en maakte begin jaren dertig in Parijs via zijn eerste vrouw, de Franse dichteres Valentine Boué, kennis met de Franse surrealisten. Penrose kwam uit een rijke familie, en in 1932 kreeg hij na het overlijden van zijn vader een grote erfenis. Met dat geld kocht hij eerst een huis in Londen, dat al snel een verzamelplaats werd voor kunstenaarsvrienden uit Parijs.
Al in 1935 koopt hij een werk van Max Ernst, 'La joie de vivre', nog voordat het is voltooid. Penrose is een vriendelijke, bijna verlegen man. En juist vriendschappelijkheid was geen overbodige luxe tussen de heetgebakerde surrealisten - hij blijkt een van de weinigen met wie geen van de hoofdrolspelers gebrouillerd raakt.
Penrose blijkt een goede organisator. In 1936 is hij een van de samenstellers van de eerste internationale surrealistententoonstelling in Groot-Brittannië, met werken van Giorgio De Chirico, Max Ernst, Yves Tanguy, Joan Miró en Pablo Picasso. André Breton, de leider van de surrealisten, opent de tentoonstelling persoonlijk.
Het wordt de doorbraak voor de kunstenaarsbeweging in Engeland. Als een jaar later een Belgische zakenman en verzamelaar nog maar een paar maanden te leven denkt te hebben, koopt Penrose diens collectie in zijn geheel. Hij deelt meteen een paar werken uit aan zijn vrienden, maar kan ook zelf genieten van het 'gezelschap' van de schilderijen, zo schrijft hij aan zijn nieuwe grote liefde, en voormalige muze van fotograaf Man Ray, de Amerikaanse Lee Miller (1907-1977).
Kort na de geboorte van Antony verhuist het gezin naar Farley Farm House, praktisch gelegen tussen het Kanaal en Londen. Antony groeit op tussen de kunst en de kunstenaars. "Natuurlijk had ik wel door dat niet iedereen zoveel kunst aan de muur had, en zoveel eigenzinnige kunstenaars te gast. Maar voor mij was het normaal, en heel prettig, al die grappige mensen."
Lee Miller had als oorlogscorrespondente de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog vastgelegd, en raakte in een depressie. Antony: "Tegenwoordig zouden we het een post-traumatische stressstoornis noemen." Ze drinkt veel, maar legt zich ook toe op het koken, publiceert kookboeken en maakt de keuken van Farley Farm het middelpunt van de bedrijvigheid. "Ze wist gasten op haar directe, Amerikaanse manier te betrekken bij het gezelschap. Of je werd aan tafel gezet om groenten te snijden, of je moest de laatste roddels vertellen. En zo zijn bijzondere vriendschappen en kunstwerken ontstaan."
Antony bekommert zich al bijna zijn hele leven om de erfenis van zijn ouders. Hij schreef talloze boeken, eerst over zijn moeder, later ook over zijn vader, en samen met zijn dochter Amy, die ook kunstenaar is, beheert hij hun foto- en kunstarchieven. Zijn kinderboek 'De jongen die Picasso beet', met foto's van Lee Miller, is inmiddels in elf talen verkrijgbaar.
undefined