Een plaats van God
Zojuist verscheen bij uitgeverij Meinema de postume bundel van J. W. Schulte Nordholt, 'Mens tussen hemel en aarde'. Nico ter Linden schreef er de volgende inleiding voor.
In de nazomer van 1995, niet lang na de plotselinge dood van Wim Schulte Nordholt, nam ik afscheid van de Westerkerkgemeente in Amsterdam. Tot mijn verrassing zong de cantorij na afloop van de dienst een lied dat Schulte Nordholt op verzoek van de cantor-organist voor deze gelegenheid gemaakt had. Het is waarschijnlijk het laatste lied van zijn hand. 'Voor u misschien wel het grootste geschenk van de dag', schreef iemand mij later.
Na enige aarzeling laat ik het hier afdrukken. Ook om het aan de vergetelheid te ontrukken, maar vooral omdat het zo'n treffend afscheidslied voor hemzelf is. Het lied heeft als motto een dichtregel van Gerrit Achterberg: 'De mens is voor een tijd een plaats van God'.
Er past een sleutel in het slot: een mens die mensen vergezelt, het heilige verhaal vertelt, is voor een tijd een plaats van God, zoals de dichter het al zei. Er gaat een dominee voorbij.
De grote kerk wacht wit en stil op zijn verlossend woord. In hem krijgt dan de stilte Gods een stem wanneer hij bidt om Jezus' wil en preekt en doopt en breekt het brood en roept het leven uit de dood.
Er gaat een dominee voorbij, het ruist nog in het heiligdom, wij mensen zien verwonderd om, wij blijven horen wat hij zei, zien wat hij was: een plaats van God, een stem, een sleutel in het slot.
In Wim Schulte Nordholt is ook een dominee voorbijgegaan, en een dichter, en een geleerde, en nog zo wat meer. Wij blijven horen wat hij zei, zien wat hij was: een plaats van God. Dit boekje is een afscheidsboekje. Kort voor zijn dood sprak hij met de uitgever over een mogelijke bundeling van een aantal artikelen. Na zijn dood bleek dat hij er al een viertal voor had uitgezocht: 'Zin en onzin van Europa', 'Het teken van Europa', 'Geloof en wetenschap in de achttiende eeuw' en 'Hoe ziet het geweten eruit?' De artikelen lagen bijeen op zijn bureau, met een aantekening erbij voor de vinder. Op verzoek van de uitgever heeft Schulte Nordholts dochter Anne dit viertal uitgebreid met een keur van Gespreide Geschriften, zoals dat vroeger zo mooi heette. In dit geval lagen de geschriften gespreid over zijn bureau. Zij geven een treffende indruk van zijn grote veelzijdigheid: over Columbus, Geloof en vooruitgang, Amerika, Psalmen zingen, Het gelaat van Christus, Het haantje van de toren, en over Miskotte, Bonhoeffer en Klaas Heerema.
Zo blijven wij nog even horen wat hij zei. Wij missen onze gestorvenen, maar sommigen mis je deerlijk. Voor velen behoort Schulte Nordholt tot de stervelingen die zij deerlijk missen. Voor hen zal dit boekje, behalve een mooie en boeiende verzameling van artikelen die nog eenmaal getuigen van de bijzondere combinatie van eruditie, kunstenaarschap en vroomheid, die zo kenmerkend voor hem was, bovenal een troostboek zijn.
Grootvader, wat wilt u eigenlijk worden?, vroeg hem een kleinkind een paar maanden voor zijn dood. Je bent emeritus-hoogleraar, hebt de leeftijd der sterken bereikt, gedichten en boeken geschreven, een grote kennis van de iconografie vergaard, je bent je sterker dan ooit van je eindigheid bewust, legt briefjes op je bureau voor het geval je er ineens niet meer mocht zijn, en je kleinkind ziet je als iemand met nog een hele toekomst voor zich, iemand die nog groeien kan: Wat wilt u worden? Die vraag ontroerde hem. Hij was ook nog zo in beweging. Tot hij ineens niet meer bewoog. Wat missen we die man. Maar misschien heeft hij ons nog niet eens gemist. Die gedachte ontleen ik aan een van zijn gedichten. Zijn zoon en Ad den Besten, die in de dienst voorafgaande aan zijn begrafenis het woord voerden, hadden geheel los van elkaar dit gedicht uitgezocht. Ook ik wil ermee eindigen. Een afscheidbrief aan een oom:
Waarom zouden wij nog samen praten, als het immers toch al niet meer kan, als wij toch elkander moeten laten aan het leven en de dood? En dan, wat zou leed om het verleden baten?
Zijt gij niet van alle pijn ontheven? Ja het leven is daar zeker schoon en heel licht. Gij wandelt met uw zoon door het groen, wij die hier achterbleven komen ook, uw vrouw, uw vrienden, Tot is nu niet lang meer. In het eeuwig leven hebt ge ons misschien nog niet eens gemist.